“Nou, die zwarte heeft die rooie flink geraakt”, hoor ik mijn tafelgenoot met toch wel iets van bewondering zeggen. Ik kijk uit het raam. Een meter voor de glimmende auto ligt de stoere bumper.
De rode auto is aan de zijkant volledig ingedeukt. Midden op de weg, precies tussen de twee wrakken, staan de bestuurders in een warme omhelzing. Een man en een vrouw. Even later stapt de vrouw van de man ook uit, en loopt met gespreide armen op de andere vrouw af om haar troostend in de armen te sluiten. Wat een scÈne. Wat een durf. Zie je wel, het werkt om je eerste scheldimpuls te negeren. Je ziet op straat ook wel eens een moeder die ongenadig tegen haar kroost tekeer gaat. Die zou je acuut willen afsnauwen. Maar er zou vast iets opmerkelijks gebeuren als ik het lef had te zeggen: goh, je bent vast doodmoe; waar zou jij nou even van opknappen? Maar goed, terug naar de botsing.
De auto’s stonden precies bij hoek van de Mekelweg en het tankstation. Precies achter het nieuwe verhoogde fietspad. Geen van mijn lunchgenoten wist wie daar voorrang had: de vrouw die van links kwam, of de man die over de woonerfachtige drempel moest. Ik wist het ook niet. Er stond geen voorrangsbord. Als je er aan komt rijden voel je je alsof je opnieuw theorie doet voor je verkeersexamen met die cryptische dubbele ontkenningen. ‘Er staan hier geen haaientanden en er nadert een auto van links. Heeft u hier dan geen voorrang?’ Ik belde mijn beste vriend, de politie, maar ook die kon me niet wijzer maken, noch mijnheer van Houten van de gemeente. Uiteindelijk sprak Vastgoed van onze eigen TU het verlossende woord: achter de drempel ben je gewoon goed het haasje. Alles heeft voorrang.
Maar ik weet dat niet, en niemand die ik ken weet dat. “Misschien nog eens een voorlichtingsbijeenkomst organiseren”, zei de meneer van Vastgoed. Of misschien eens wat haaientanden laten zien.
“Nou, die zwarte heeft die rooie flink geraakt”, hoor ik mijn tafelgenoot met toch wel iets van bewondering zeggen. Ik kijk uit het raam. Een meter voor de glimmende auto ligt de stoere bumper. De rode auto is aan de zijkant volledig ingedeukt. Midden op de weg, precies tussen de twee wrakken, staan de bestuurders in een warme omhelzing. Een man en een vrouw. Even later stapt de vrouw van de man ook uit, en loopt met gespreide armen op de andere vrouw af om haar troostend in de armen te sluiten. Wat een scÈne. Wat een durf. Zie je wel, het werkt om je eerste scheldimpuls te negeren. Je ziet op straat ook wel eens een moeder die ongenadig tegen haar kroost tekeer gaat. Die zou je acuut willen afsnauwen. Maar er zou vast iets opmerkelijks gebeuren als ik het lef had te zeggen: goh, je bent vast doodmoe; waar zou jij nou even van opknappen? Maar goed, terug naar de botsing.
De auto’s stonden precies bij hoek van de Mekelweg en het tankstation. Precies achter het nieuwe verhoogde fietspad. Geen van mijn lunchgenoten wist wie daar voorrang had: de vrouw die van links kwam, of de man die over de woonerfachtige drempel moest. Ik wist het ook niet. Er stond geen voorrangsbord. Als je er aan komt rijden voel je je alsof je opnieuw theorie doet voor je verkeersexamen met die cryptische dubbele ontkenningen. ‘Er staan hier geen haaientanden en er nadert een auto van links. Heeft u hier dan geen voorrang?’ Ik belde mijn beste vriend, de politie, maar ook die kon me niet wijzer maken, noch mijnheer van Houten van de gemeente. Uiteindelijk sprak Vastgoed van onze eigen TU het verlossende woord: achter de drempel ben je gewoon goed het haasje. Alles heeft voorrang.
Maar ik weet dat niet, en niemand die ik ken weet dat. “Misschien nog eens een voorlichtingsbijeenkomst organiseren”, zei de meneer van Vastgoed. Of misschien eens wat haaientanden laten zien.

Comments are closed.