Robert Bouten zegevierde half oktober op het NK wildwaterkanoën in Zoetermeer, in de categorie slalom, zowel in de K1- als de C1-klasse. Een dag later schreef hij op dezelfde baan ook de Dutch Open op zijn naam.
Drie gouden medailles in één weekend. Het was de Delftse werktuigbouwkundestudent uit Brabant nog niet eerder overkomen. Dat hij op zaterdag op de hem welbekende baan in Zoetermeer goud won in de K1 mocht geen verrassing heten. Die titel haalde hij in de voorafgaande vier edities immers ook binnen. Bijzonder was dat hij eveneens toesloeg in de C1: een bootklasse waarbij je op de knieën in de kano zit, in plaats van op het zitvlak, en een peddel met maar één blad hebt in plaats van twee.
“Dat was voor mij eigenlijk een tussendoortje”, verklaarde Bouten zijn deelname aan de C1 laconiek. “Ik zat in een rustperiode en wilde in die tijd eens een andere discipline uitproberen, als nieuwe uitdaging. Dus ben ik een tijdje gaan oefenen in de C1.”
Het experiment ervoer hij als een welkome afwisseling van zijn normale trainingsprogramma en het leverde op het NK nog maximaal succes op ook. Een dag later sloeg hij toe in de strijd om de titel bij het Dutch Open. Het was de medaille die hem de meeste voldoening schonk, vanwege het sterke internationale deelnemersveld. Na de semi-finale stond de Delftse student nog maar als zevende genoteerd in de rangschikking. Een gevolg van het aanraken van een poortje, waarvoor hij strafseconden kreeg. In de finale rekende Bouten vervolgens dankzij een foutloze run onbarmhartig af met al zijn internationale concurrenten. Onder hen zaten grote jongens als Stefano Cipressi en Sebastien Combot, de wereldkampioenen uit 2006 en 2007.
Erg verrast over het winnen van de Dutch Open toonde Bouten zich toch niet: “Het is mijn thuisbaan, ik train hier bijna dagelijks, weet wat elk golfje hier doet. Ik wist dat ik hier snel kon zijn. Ik ben erg blij op deze manier een lastig seizoen afgesloten te hebben.” Met dat laatste doelde Bouten op zijn tegenvallende prestaties op zowel EK als WK. Op geen van deze twee toernooien wist hij een finaleplaats af te dwingen. Een teleurstelling voor de man die in 2008 bij zijn olympische debuut in China wel een finaleplaats haalde en als negende eindigde.
Bouten kijkt dan ook met gemengde gevoelens terug op het voorbije seizoen. “Ik schoot er steeds net naast. Het begon slecht, op het EK was ik niet goed genoeg. Toen het WK eraan kwam was ik fit. Ik had alles op orde, maar op belangrijke momenten ging het daar steeds mis. Het was lekker om het seizoen met die drie gouden medailles af te sluiten, maar het compenseert niet wat ik op het EK en WK heb laten liggen.”
Een vaste plek in de top tien van de wereldranking, zijn tweede ambitieuze doelstelling naast kwalificatie voor de Olympische Spelen, heeft hij in zijn carrière nog niet bewerkstelligd. “Maar dat gaat wel lukken, anders zou ik niet zo bezig blijven. Ik heb er vertrouwen in”, aldus de man wiens lijfspreuk luidt no risk no fun: “Je moet vrij zijn en risico’s nemen om een wedstrijd te winnen en de fun te beleven.”
Nu het seizoen is afgesloten kan Bouten zich een tijdje vol overgave richten op zijn studie. In februari start met de wintertraining de voorbereiding op het volgende EK en WK. Rode draad bij al zijn kanoactiviteiten is zijn ambitie om zich ook voor de Spelen van 2012 te plaatsen. De concrete voorbereiding daarvan begint in 2011.
Drie stellingen van een docent
1. Handgeschreven tentamens moeten worden afgeschaft.
– Het is voor de studenten niet langer haalbaar. Hun handschrift is ontoereikend. Dus gaan ze in blokletters schrijven. Maar dat wordt een rommeltje. Of ze schrijven met potlood, zodat ze te grote rommeltjes weer kunnen uitgummen. Maar dan wordt het een grote vlekkerige rotzooi.
– Studenten zijn zo gewend geraakt aan de Microsoft-spellingscheck, dat ze niet meer weten hoe het woordbeeld eruit ziet. Korte ei en lange ij bleiken onoverkomelijk ingewikkeld. Ook veel gezien: consequent d/t: ‘De taak word/t aanbesteed/t.’ De docent mag dan kiezen.
– De duidelijkheid van het handschrift weegt disproportioneel mee in het cijfer dat de docent uiteindelijk geeft, ook bij welwillende docenten. Netheid in plaats van intelligentie wordt beloond.
2. Het verdwijnt
Studenten gebruiken het lidwoord ‘het’ niet meer. Die meisje, de raam, deze vest. Het verdwijnende ‘het’ is ook aan de orde bij werkstukken die door de spellcheck gehaald hadden kunnen worden.
3. Er moet een maximum komen op het aantal mondelingen dat een student in zijn carrière mag aanvragen.
Vaak formuleren studenten op papier nog enigszins zorgvuldig, maar in een mondeling kan het alle kanten opgaan. Wat doet de docent? Die knikt of zucht of richt zijn ogen ten hemel. De geëxamineerde maakt gebruik van deze lichaamstaal en neemt dan gewoon de volgende afslag, net zo lang tot de docent bemoedigend knikt. Het is te vergelijken met het medium Char. ‘Ik zie een R. Kan dat? Nee? Geen R? Dan een S’. Ook studenten gokken net zo lang in een mondeling tot de docent toehapt. Daarom houd ik niet van mondelingen. Studenten daarentegen zijn juist zeer gesteld op mondelingen. Vind maar eens een stoïcijnse docent die een student laat kletsen zonder met zijn lichaamstaal te verraden of dit antwoord de gewenste richting opgaat.
Comments are closed.