Education

Gezocht: het schaap met de vijf poten

De TU Delft zoekt twee nieuwe decanen. Eén gaat weg omdat hij zichzelf geen manager vindt, de tweede krijgt geregeld het verwijt slecht te communiceren. Hoe vindt de TU de goede mensen op de goede plek? Kunnen wetenschappers wel een faculteit managen?

Daan Lenstra maakte vlak voor de zomer bekend geen contractverlenging te willen als decaan van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). “Door de financiële problemen van de TU is de nadruk meer komen liggen op financieel en organisatiemanagement en dat is niet mijn ding”, zei hij.
In diezelfde periode probeerde Wytze Patijn op zijn faculteit Bouwkunde juist tegemoet te komen aan kritiek dat hij te weinig communiceerde met medewerkers en studenten. In de zomer tekende hij bij voor twee jaar decaanschap, met de afspraak dat hij zal terugtreden zodra zijn opvolger bekend is.

De TU zoekt dus twee nieuwe decanen die in staat zijn noodzakelijke bezuinigingen door te voeren en hun faculteiten te reorganiseren. De ideale kandidaten hebben niet alleen wetenschappelijke visie, ze kunnen ook nog eens goed managen en communiceren. Maar hoe vind je die? En wat als het schaap met de vijf poten niet te vinden is, wie verdient dan de voorkeur: de wetenschapper of de manager?

Vernieuwing
Bij Bouwkunde is nu vooral een decaan nodig die de faculteit op orde kan brengen, zo meent Gerrie Hobbelman, voorzitter van de onderdeelcommissie. “Onze vorige decaan (Hans Beunderman, red.) was iemand die heel netjes op de winkel paste en naar consensus streefde onder hoogleraren. Hij was vooral de manager, die financiën en het personeel goed in de gaten hield.”
Daardoor, zo schetst Hobbelman, kwam er van vernieuwing in de faculteit niet zo veel terecht. De opvolger van Beunderman moest destijds daarom iemand zijn die echt voor de inhoud ging. Dat was Wytze Patijn: architect en gewezen Rijksbouwmeester. “Hij heeft heel wat inhoudelijke vernieuwingen doorgevoerd, maar daardoor is de faculteit financieel in behoorlijk slecht vaarwater geraakt. Er is een aantal groepen gekomen die wel geld kosten, maar weinig inkomsten hebben.”

De opvolger van Patijn zou daarom een mix van zijn twee voorgangers moeten zijn, denkt Hobbelman. “Ons onderwijsprogramma moet nodig op de schop: het is veel te complex en kost daarmee te veel. Er is nogal wat wildgroei geweest in ontwerpstudio’s en mastervarianten. Dat moet de decaan reduceren. Verder staat onze begroting onder zware druk: we hebben dus iemand nodig die financieel wat kan. Dat is echt belangrijk.”
De mooiste oplossing volgens Hobbelman: een architect die er blijk van heeft gegeven een architectenbureau goed te kunnen runnen. “Als die al rondloopt, heeft die helemaal geen zin om decaan te worden. Succesvolle architecten hebben zoveel plezier en drukte uit hun bureau. Ook binnen de faculteit heeft denk ik op dit moment niemand zin in deze klus.”

Visie
Toch zijn ze er wel: hoogleraren die decaan kunnen en willen zijn. Dat meent althans Peter Kroes, voorzitter van de raad van hoogleraren. Hoewel hij niet is betrokken bij de zoektocht naar nieuwe decanen, wil hij er op persoonlijke titel wel wat over zeggen. “Kies voor de man met visie. Het managen kun je ook opvangen met mensen om de decaan heen. Terwijl een decaan die alleen manager is, zonder visie, desastreus is voor een faculteit.”
Juist in tijden van reorganisaties is het belangrijk een decaan te hebben die weet wat wetenschappers drijft, meent Kroes. “Je moet vanuit een inhoudelijke visie op de centen letten. Is er een zware reorganisatie aan de gang, dan is het wellicht beter iemand van buiten te halen.”

Decaan Daan Lenstra pleit bij EWI juist voor iemand uit de eigen faculteit. “Maar dan wel iemand die een behoorlijke bestuurlijke ervaring heeft en het wetenschappelijk ook goed doet, bijvoorbeeld als afdelingsvoorzitter. Ik denk dat we mensen hebben die daar klaar voor zijn.”
Een decaan moet volgens Lenstra wetenschappelijk overwicht hebben en hoeft minder verstand te hebben van financiën en personeelsbeleid. “Maar je moet er wel belangstelling voor hebben”, waarschuwt hij, “anders gaan anderen het doen. We hebben nu op P&O en financiën een geoliede organisatie. Dat maakt het makkelijker.”

Lenstra wilde geen managementcursussen volgen. “Bij organisatiemanagement ging ik op mijn intuïtie af. Voor financiën hanteerde ik een simpele methode: zorg dat de bodem van je portemonnee niet in zicht komt. Zo heb ik overleefd door alle jaren heen.”

Voor zijn eigen benoeming heeft Lenstra alleen gesprekken gehad met individuele afdelingsvoorzitters en rector Jacob Fokkema, die hij nog kende van zijn promotietijd bij elektrotechniek. “Ik denk dat dit achteraf beter had gekund. Nu is dat heel anders, dat doet mij goed.”
Nu is de betrokken faculteiten door rector Karel Luyben en directeur personeel & organisatie Nynke Jansen gevraagd wat er in het profiel voor hun nieuwe decaan moet staan. Afdelingsvoorzitters, de onderdeelcommissie en facultaire studentenraad konden aangeven waar het accent moet liggen.

Affiniteit
Hoewel het bij beide faculteiten dus maatwerk is, moeten decanen in ieder geval aantoonbare affiniteit hebben met vakgebieden binnen de faculteit, en een ‘verbindend leider’ zijn voor de afdelingen en onderzoeksgebieden. “Je moet je willen laten voeden door mensen in de organisatie en dus niet jouw mening doordrukken”, zegt Jansen.

Een decaan moet goed kunnen luisteren en inspireren. “Mensen mee kunnen krijgen in jouw visie is heel belangrijk”, vervolgt Jansen. “Dat horen we iedere keer bij Bouwkunde en EWI. Verder is een decaan een boegbeeld, zowel extern als intern. Moet de decaan bedrijfsvoeringkwaliteiten hebben. We vinden nu coachend leiderschap heel belangrijk: enerzijds duidelijk aangeven wat je verwacht van je mensen, anderzijds duidelijk feedback kunnen geven.”
Inderdaad, geeft Jansen toe: het schaap met de vijf poten. Hobbelman heeft het af en toe voorbij zien komen. “Een hoogleraar die inhoudelijk goed was, maar ook heel goed geld wist te verwerven, promovendi kon aansturen en een goede leider was van zijn groep. Dat zijn van die – ik zou bijna zeggen – mutanten.”

Daar komt bij dat de TU ook heel graag één of twee vrouwen als decaan wil. Nu bestaat de groepsraad uit louter mannen. Veel van hen hebben een externe achtergrond en zijn niet doorgestroomd als bijvoorbeeld afdelingsvoorzitter. “Ook daar willen we een balans in hebben”, zegt Jansen. “Een derde element is een balans tussen wetenschappelijk onderlegd zijn en je carrière elders doorlopen hebben.”

Volgens Lenstra heeft EWI zelf een interne kandidaat. “Geen vrouw, helaas niet. Je kunt wel zoveel willen. We hebben allemaal verlanglijstjes.” Hobbelman ziet een vrouw bij Bouwkunde helemaal zitten. “Als je het hebt over samenbindende eigenschappen, kunnen luisteren, kunnen motiveren, is dat een pre. Een vrouw is maar zelden een mannetje, hè?”

Delta April 5th 2007
‘By electrically charging dust particles, Ursem can extract them from the air, as if by using a magnet. Last month he applied for a worldwide patent on his invention.’ 

The system has just been tested on a large scale, Bob Ursem reports, and before long he is quickly offering all the details in a torrent of enthusiasm. In the simplest form, Ursem’s dust reduction system consists of one or more high voltage conducting wires and a couple of electrically grounded conducting grids. Dust particles passing by the wires get robbed of a couple of electrons and thus acquire an electrical charge (there is a current of some microamperes flowing through the system). As a result, the dust particles are electrostatically drawn to the grounded electrodes, and thus dust particles of all sizes are extracted from the air. This process benefits air quality, as the health risks of fine particulate dust are increasingly acknowledged and regulated. Ursem’s dust reduction system was developed with motorways in mind, but a number of other applications can be imagined, ranging from building sites to operation theatres.

Ursem conducted his first life-size outdoor test in Zwammerdam, where he managed to reduce the amount of airborne particles by sixty percent. He then further developed the system with the help of his colleagues at the faculty of Applied Sciences’ Botanical Garden section, dr. Rijn Roos and dr. Jan Marijnissen. The researchers scaled up the system and set up a large-scale test in a tunnel, in collaboration with BAM, a construction company, and various Dutch ministries.

This test, which has recently been completed, began on July 9th in the northern tube of the Thomassen Tunnel in the Europoort port and industrial area. Twenty-four aluminum frames were attached on one side of the tunnel and connected to a thirty kilovolt source, while an equal number of frames on the other side of the tunnel were grounded. For the system to have worked, dust particles would have been drawn from the air to the grounded frames. A number of particle detectors monitored the dust levels in the middle and at both ends of the tunnel. Reference data were collected with the electricity switched off.

And the result? “I can’t tell!”  Ursem says, laughing. “I can’t tell but it looks really good.” The final report will be completed on November 5th, but the results will only be published at the IPL (Innovation Programme for Air Quality) congress on November 25th. Ursem: “After that it’s up to the politicians. But I would expect the first contracts to be put out to tender in January.” So, it must work then? “No comment!” Ursem says, laughing again and clearly enjoying himself.

Daan Lenstra maakte vlak voor de zomer bekend geen contractverlenging te willen als decaan van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). “Door de financiële problemen van de TU is de nadruk meer komen liggen op financieel en organisatiemanagement en dat is niet mijn ding”, zei hij.

In diezelfde periode probeerde Wytze Patijn op zijn faculteit Bouwkunde juist tegemoet te komen aan kritiek dat hij te weinig communiceerde met medewerkers en studenten. In de zomer tekende hij bij voor twee jaar decaanschap, met de afspraak dat hij zal terugtreden zodra zijn opvolger bekend is.

De TU zoekt dus twee nieuwe decanen die in staat zijn noodzakelijke bezuinigingen door te voeren en hun faculteiten te reorganiseren. De ideale kandidaten hebben niet alleen wetenschappelijke visie, ze kunnen ook nog eens goed managen en communiceren. Maar hoe vind je die? En wat als het schaap met de vijf poten niet te vinden is, wie verdient dan de voorkeur: de wetenschapper of de manager?

Vernieuwing
Bij Bouwkunde is nu vooral een decaan nodig die de faculteit op orde kan brengen, zo meent Gerrie Hobbelman, voorzitter van de onderdeelcommissie. “Onze vorige decaan (Hans Beunderman, red.) was iemand die heel netjes op de winkel paste en naar consensus streefde onder hoogleraren. Hij was vooral de manager, die financiën en het personeel goed in de gaten hield.”

Daardoor, zo schetst Hobbelman, kwam er van vernieuwing in de faculteit niet zo veel terecht. De opvolger van Beunderman moest destijds daarom iemand zijn die echt voor de inhoud ging. Dat was Wytze Patijn: architect en gewezen Rijksbouwmeester. “Hij heeft heel wat inhoudelijke vernieuwingen doorgevoerd, maar daardoor is de faculteit financieel in behoorlijk slecht vaarwater geraakt. Er is een aantal groepen gekomen die wel geld kosten, maar weinig inkomsten hebben.”

De opvolger van Patijn zou daarom een mix van zijn twee voorgangers moeten zijn, denkt Hobbelman. “Ons onderwijsprogramma moet nodig op de schop: het is veel te complex en kost daarmee te veel. Er is nogal wat wildgroei geweest in ontwerpstudio’s en mastervarianten. Dat moet de decaan reduceren. Verder staat onze begroting onder zware druk: we hebben dus iemand nodig die financieel wat kan. Dat is echt belangrijk.”

De mooiste oplossing volgens Hobbelman: een architect die er blijk van heeft gegeven een architectenbureau goed te kunnen runnen. “Als die al rondloopt, heeft die helemaal geen zin om decaan te worden. Succesvolle architecten hebben zoveel plezier en drukte uit hun bureau. Ook binnen de faculteit heeft denk ik op dit moment niemand zin in deze klus.”

Visie
Toch zijn ze er wel: hoogleraren die decaan kunnen en willen zijn. Dat meent althans Peter Kroes, voorzitter van de raad van hoogleraren. Hoewel hij niet is betrokken bij de zoektocht naar nieuwe decanen, wil hij er op persoonlijke titel wel wat over zeggen. “Kies voor de man met visie. Het managen kun je ook opvangen met mensen om de decaan heen. Terwijl een decaan die alleen manager is, zonder visie, desastreus is voor een faculteit.”

Juist in tijden van reorganisaties is het belangrijk een decaan te hebben die weet wat wetenschappers drijft, meent Kroes. “Je moet vanuit een inhoudelijke visie op de centen letten. Is er een zware reorganisatie aan de gang, dan is het wellicht beter iemand van buiten te halen.”

Decaan Daan Lenstra pleit bij EWI juist voor iemand uit de eigen faculteit. “Maar dan wel iemand die een behoorlijke bestuurlijke ervaring heeft en het wetenschappelijk ook goed doet, bijvoorbeeld als afdelingsvoorzitter. Ik denk dat we mensen hebben die daar klaar voor zijn.”

Een decaan moet volgens Lenstra wetenschappelijk overwicht hebben en hoeft minder verstand te hebben van financiën en personeelsbeleid. “Maar je moet er wel belangstelling voor hebben”, waarschuwt hij, “anders gaan anderen het doen. We hebben nu op P&O en financiën een geoliede organisatie. Dat maakt het makkelijker.”

Lenstra wilde geen managementcursussen volgen. “Bij organisatiemanagement ging ik op mijn intuïtie af. Voor financiën hanteerde ik een simpele methode: zorg dat de bodem van je portemonnee niet in zicht komt. Zo heb ik overleefd door alle jaren heen.”

Voor zijn eigen benoeming heeft Lenstra alleen gesprekken gehad met individuele afdelingsvoorzitters en rector Jacob Fokkema, die hij nog kende van zijn promotietijd bij elektrotechniek. “Ik denk dat dit achteraf beter had gekund. Nu is dat heel anders, dat doet mij goed.”

Nu is de betrokken faculteiten door rector Karel Luyben en directeur personeel & organisatie Nynke Jansen gevraagd wat er in het profiel voor hun nieuwe decaan moet staan. Afdelingsvoorzitters, de onderdeelcommissie en facultaire studentenraad konden aangeven waar het accent moet liggen.

Affiniteit
Hoewel het bij beide faculteiten dus maatwerk is, moeten decanen in ieder geval aantoonbare affiniteit hebben met vakgebieden binnen de faculteit, en een ‘verbindend leider’ zijn voor de afdelingen en onderzoeksgebieden. “Je moet je willen laten voeden door mensen in de organisatie en dus niet jouw mening doordrukken”, zegt Jansen.

Een decaan moet goed kunnen luisteren en inspireren. “Mensen mee kunnen krijgen in jouw visie is heel belangrijk”, vervolgt Jansen. “Dat horen we iedere keer bij Bouwkunde en EWI. Verder is een decaan een boegbeeld, zowel extern als intern. Moet de decaan bedrijfsvoeringkwaliteiten hebben. We vinden nu coachend leiderschap heel belangrijk: enerzijds duidelijk aangeven wat je verwacht van je mensen, anderzijds duidelijk feedback kunnen geven.”

Inderdaad, geeft Jansen toe: het schaap met de vijf poten. Hobbelman heeft het af en toe voorbij zien komen. “Een hoogleraar die inhoudelijk goed was, maar ook heel goed geld wist te verwerven, promovendi kon aansturen en een goede leider was van zijn groep. Dat zijn van die – ik zou bijna zeggen – mutanten.”

Daar komt bij dat de TU ook heel graag één of twee vrouwen als decaan wil. Nu bestaat de groepsraad uit louter mannen. Veel van hen hebben een externe achtergrond en zijn niet doorgestroomd als bijvoorbeeld afdelingsvoorzitter. “Ook daar willen we een balans in hebben”, zegt Jansen. “Een derde element is een balans tussen wetenschappelijk onderlegd zijn en je carrière elders doorlopen hebben.”

Volgens Lenstra heeft EWI zelf een interne kandidaat. “Geen vrouw, helaas niet. Je kunt wel zoveel willen. We hebben allemaal verlanglijstjes.” Hobbelman ziet een vrouw bij Bouwkunde helemaal zitten. “Als je het hebt over samenbindende eigenschappen, kunnen luisteren, kunnen motiveren, is dat een pre. Een vrouw is maar zelden een mannetje, hè?”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.