Campus

Fusie als paardenmiddel

Ooit jaloerse concurrenten, binnenkort beste vrienden % de plannen voor intensieve samenwerking tussen de drie TU’s liggen klaar. Een goede zaak? De decanen vrezen het ergste.

Maar wat vindt de buitenwereld? ,,Het zal niet meevallen de plannen uit te voeren.”

Sceptisch, dat waren de decanen van de drie Nederlandse TU’s eind vorig jaar over de verregaande samenwerkingsplannen voor de Nederlandse technische universiteiten. Ze vreesden een ‘maximalisering van de middelmaat’ en ‘de dood in de pot voor het onderzoek’. Reden voor die vrees: de bureaucratie van een extra bestuurslaag, en de afname van de concurrentie in het onderzoek als de universiteiten de onderzoeksgebieden gaan verdelen. Begin volgende maand verschijnt het definitieve sectorplan Wetenschap en Technologie van oud-onderwijsminister Loek Hermans.

,,Volstrekt ongeloofwaardig”, vindt voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW Jacques Schraven de klachten van de decanen over de voorgenomen samenwerking. ,,Het is een typische bescherming van de eigen instituties. Autonoom blijven is voor de decanen blijkbaar belangrijker dan de inhoud van hun onderzoek. De beroemde Amerikaanse econoom Lester Thurow vroeg zich vorig jaar tijdens een bezoek aan Nederland af hoe het mogelijk was dat veertien of vijftien Nederlandse universiteiten allemaal tot de wereldtop willen behoren. Zelfs in Amerika zijn volgens hem maar zes topinstituten.”

Volgens Schraven is er vooral bij de traditionele vakgebieden onwil om samen te werken. ,,De problemen ontstaan daar waar de posities al verdeeld zijn. Het is toch merkwaardig dat de samenwerking bij life sciences en nanotechnologie wel mogelijk is? Waarschijnlijk kunnen deze nieuwe onderzoeksgebieden door samenwerking nieuwe financiering krijgen.”

De vrees van de decanen dat de binnenlandse concurrentie afneemt als de TU’s in overleg het onderzoek verdelen, verwijst Schraven resoluut naar de prullenbak. ,,Onderzoekers moeten concurreren met het buitenland. Ze moeten leren over de eigen dijken heen te kijken, het Nederlandse bedrijfsleven is ook heel internationaal georiënteerd.”

De werkgeversvoorman meent dat de TU’s door samenwerking interessanter worden voor bedrijven. ,,Nu werkt Philips op het gebied van halfgeleiders samen met de universiteit van Leuven, omdat de onderzoekers daar beter in staat zijn te focussen. Maar zou het voor de drie Nederlandse TU’s niet verstandig zijn meer aansluiting te zoeken bij Philips? Meer dan vijftig procent van de Nederlandse octrooien komt bij dat bedrijf vandaan. De TU’s moeten voorkomen dat ook andere bedrijven voor contractonderzoek naar het buitenland vertrekken.”
Knopen

Alleen samenwerken? Voor ir. Boudewijn van Nederveen is dat niet voldoende. Vorig jaar al pleitte de president van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (Kivi) voor een fusie van de drie TU’s tot één grote TU Nederland. Dit jaar herhaalde hij dit in zijn nieuwjaarstoespraak. Hij betreurt dat het 3TU Institute of Science and Technology, dat het onderzoek tussen de universiteiten moet coördineren, een virtueel instituut blijft. ,,In de plannen blijft de onafhankelijkheid van de drie universiteiten bewaard. Maar het is noodzakelijk dat de zeggenschap verschuift naar een onafhankelijke partij boven de drie TU’s. Op den duur moeter een eind komen aan de vrijblijvendheid.”

Om het onderzoek efficiënt te coördineren wil de Kivi-president een klein centraal orgaan in het leven roepen, dat de resultaten van landelijk overleg per vakgebied beoordeelt en % als onafhankelijke partij % knopen kan doorhakken. Met vriendelijk overleg alleen zijn de universiteiten er namelijk nog niet. Van Nederveen: ,,Dat gaf de Eindhovense collegevoorzitter Lundqvist ook toe. Hij zei tegen me: ‘Als het moeilijk wordt, rekent Eindhoven me af op wat ik voor Eindhoven bereikt heb.’ Zo ontstaan er politieke compromissen: de een wat minder natuurkunde, de ander wat meer civiele techniek. Maar dat is niet het beste voor de concurrentiepositie van de BV Nederland. Dát zou het leidende criterium moeten zijn, niet het individuele belang van de universiteiten.”

Van Nederveen voelt zich als voorstander van fusie geen roepende in de woestijn. ,,Een fusie is op de korte termijn noodzakelijk. Om dat te bereiken moet iemand een tijdje roepen. De Delftse collegevoorzitter Van Luijk wil nu niet lastiggevallen worden met bestuurlijke toestanden. Hij heeft met de huidige bezuinigingen al genoeg aan zijn hoofd. Maar de Europese concurrentie dwingt de TU’s op termijn tot fusie % daar kun je op wachten.”

Voor werkgeversvoorzitter Schraven is een fusie tussen de TU’s geen noodzaak. ,,Het draait om de inhoud: substance over form. Nederlands onderzoek moet focusseren, niet versplinteren. De collegevoorzitters zeiden vorig jaar dat samenwerking goed mogelijk was zonder te fuseren. Daar ben ik wel benieuwd naar. Maar als ze het inhoudelijk niet eens worden over samenwerking, blijft alleen fusie over % als paardenmiddel.”

Maar volgens Van Nederveen moeten de drie Nederlandse TU’s een voorbeeld nemen aan de University of California. ,,Dat is een staatsuniversiteit in een kapitalistisch stelsel. Er zijn tien campussen met daarboven een klein centraal centrum dat het onderzoek coördineert en doublures voorkomt. Maar hier in Nederland worden de decanen zenuwachtig bij de gedachte dat een centraal orgaan over hun onderzoek kan beslissen.”
Koffie

De Delftse emeritus-hoogleraar grondmechanica prof.dr.ir. Arnold Verruijt vraagt zich af of Californië zo’n goed voorbeeld is voor de Nederlandse situatie. ,,Ik ben daar geweest % op een lokale vestiging % maar het leek me dat die tamelijk onafhankelijk was. Die jongens hadden weinig te maken met de andere vestigingen.”

Als voorzitter van de Raad voor Technische Wetenschappen (RWT) stuurde Verruijt een advies naar Loek Hermans. De raad is redelijk positief over het Sectorplan, maar deelt de angst van Van Nederveen voor politieke compromissen. Verruijt: ,,Het zal niet meevallen de plannen uit te voeren. Als er gesneden moet worden, moet ik nog zien dat een TU bereid is om % in landsbelang % een onderzoeksgroep af te stoten.”

Het ontbreekt de plannen volgens de RWT aan power: een orgaan dat op moeilijke momenten knopen kan doorhakken. De raad pleit voor de tijdelijke aanstelling van een persoon met beslissingsbevoegdheid. Verruijt: ,,Er moet een model komen om beslissingen te nemen die niet in ieders voordeel zijn. Of het reëel is dat zoiets er komt? Ik vrees dat de cvb’s niet gauw bevoegdheid afstaan over investeringen van vijftig miljoen euro.”

Verruijt vreest bovendien dat de omslag van concurrentie naar samenwerking geen makkelijke is. ,,De mensen in de top van de universiteiten trekken zich nogal wat aan van de lijstjes die een blad als Elsevier publiceert. In die lijstjes gaat het erom of de banken lekker zitten, de tentamens op tijd worden nagekeken en of de koffie lekker smaakt. De bestuurders vinden het vervelend om slecht te scoren, maar veel over de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek zegt het niet.En bij het meten van het aantal artikelen in prestigieuze tijdschriften scoort Delft misschien vijf en Eindhoven vier publicaties. Nou, wat een verschil zeg.”

Een fusie om af te komen van deze onderlinge strijd is voor Verruijt geen optie. ,,De drie TU’s liggen een eindje van elkaar vandaan % ze hebben toch een lokaal bestuur nodig.” De RWT pleit in de brief aan Hermans voor ‘een federatief model met ruimte voor verschillen’. ,,De contacten die de TU’s afzonderlijk hebben opgebouwd met lokale ondernemingen zijn ongelooflijk belangrijk. Met die bedrijven praten de universiteiten bijna wekelijks. Daaraan besteedt het Sectorplan onvoldoende aandacht.”
Provinciaals

Ook drs. Sjoerd Vollebregt, voorzitter van de raad van bestuur van Stork, is huiverig voor een fusie. ,,Daarmee trek je de bestaande organisatiestructuur onderuit. Het gevaar is dat de nadruk komt te liggen op de reorganisatie, in plaats van op de kennisontwikkeling. Het opleiden van goede mensen en het produceren van concurrerend onderzoek moet de hoofdzaak blijven. De TU’s zouden samen een beeld van de eindsituatie moeten vaststellen, en een migratiepad met logische stappen dat daartoe leidt.”

Samenwerking vindt Vollebregt wel noodzakelijk, omdat versplintering van onderzoek contraproductief werkt. ,,Inefficiëntie leidt ertoe dat misschien net dat extra stapje dat nodig is om een onderzoek tot een succes te maken niet wordt gedaan. Dat door samenwerking de concurrentie in het onderzoek verdwijnt, is een vreemd argument % het klinkt provinciaals. Onderzoekers moeten de concurrentie niet beperken tot Nederland.”

De angst voor een logge, bureaucratische organisatie vindt de topman wel terecht. ,,Voor je het weet bouw je een bestuurslaag om de bestaande structuren heen, zonder dat je een oude laag afbreekt. De TU’s moeten de hoofdlijnen van het onderzoek afstemmen. Het moet niet te vrijblijvend zijn. Er moet een primus inter pares komen die bevoegdheid heeft om knopen door te hakken. Iets vergelijkbaars heeft Stork ook: als wij drie werkmaatschappijen op verschillende locaties hebben, moet iemand ervoor zorgen dat ze geen dubbel werk doen. Anders wordt het een soort Poolse landdag: de TU’s roepen een hoop, maar maken afspraken die vervolgens niemand nakomt. De universiteiten moeten afstand durven doen van hun heilige huisjes.”

Samenwerking tussen de drie TU’s % hoe kijkt de industrie daar tegenaan?

Dr. Hans Wijers, Bestuursvoorzitter Akzo Nobel: ,,Het onderwijsveld van de Nederlandse TU’s is te breed en te vlak: het moet mogelijk zijn meer toppen van internationale allure te creëren. Daarom zou het goed zijn als de onderwijsgebieden waar overlap bestaat, worden geconcentreerd. Op die manier kunnen we zowel wetenschappelijk als financieel de internationale concurrentie beter aan.”

René Westbroek, woordvoerder van Philips: ,,Philips is voorstander van een verregaande samenwerking tussen de drie TU’s. Doelmatigheid van bètaonderwijs en aanbrengen van massa en focus in het onderzoek hoeft niet ten koste te gaan van flexibiliteit of te leiden tot bureaucratie.”

Chiel Seinen, woordvoerder van Shell: ,,De plannen kunnen nog alle kanten op. Het kan goede of nadelige gevolgen hebben. In dit stadium wensen wij hier nog niet op te reageren. Wij werken nu samen met de universiteiten en dat willen we in de toekomst ook blijven doen.” (RK)

Ooit jaloerse concurrenten, binnenkort beste vrienden % de plannen voor intensieve samenwerking tussen de drie TU’s liggen klaar. Een goede zaak? De decanen vrezen het ergste. Maar wat vindt de buitenwereld? ,,Het zal niet meevallen de plannen uit te voeren.”

Sceptisch, dat waren de decanen van de drie Nederlandse TU’s eind vorig jaar over de verregaande samenwerkingsplannen voor de Nederlandse technische universiteiten. Ze vreesden een ‘maximalisering van de middelmaat’ en ‘de dood in de pot voor het onderzoek’. Reden voor die vrees: de bureaucratie van een extra bestuurslaag, en de afname van de concurrentie in het onderzoek als de universiteiten de onderzoeksgebieden gaan verdelen. Begin volgende maand verschijnt het definitieve sectorplan Wetenschap en Technologie van oud-onderwijsminister Loek Hermans.

,,Volstrekt ongeloofwaardig”, vindt voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW Jacques Schraven de klachten van de decanen over de voorgenomen samenwerking. ,,Het is een typische bescherming van de eigen instituties. Autonoom blijven is voor de decanen blijkbaar belangrijker dan de inhoud van hun onderzoek. De beroemde Amerikaanse econoom Lester Thurow vroeg zich vorig jaar tijdens een bezoek aan Nederland af hoe het mogelijk was dat veertien of vijftien Nederlandse universiteiten allemaal tot de wereldtop willen behoren. Zelfs in Amerika zijn volgens hem maar zes topinstituten.”

Volgens Schraven is er vooral bij de traditionele vakgebieden onwil om samen te werken. ,,De problemen ontstaan daar waar de posities al verdeeld zijn. Het is toch merkwaardig dat de samenwerking bij life sciences en nanotechnologie wel mogelijk is? Waarschijnlijk kunnen deze nieuwe onderzoeksgebieden door samenwerking nieuwe financiering krijgen.”

De vrees van de decanen dat de binnenlandse concurrentie afneemt als de TU’s in overleg het onderzoek verdelen, verwijst Schraven resoluut naar de prullenbak. ,,Onderzoekers moeten concurreren met het buitenland. Ze moeten leren over de eigen dijken heen te kijken, het Nederlandse bedrijfsleven is ook heel internationaal georiënteerd.”

De werkgeversvoorman meent dat de TU’s door samenwerking interessanter worden voor bedrijven. ,,Nu werkt Philips op het gebied van halfgeleiders samen met de universiteit van Leuven, omdat de onderzoekers daar beter in staat zijn te focussen. Maar zou het voor de drie Nederlandse TU’s niet verstandig zijn meer aansluiting te zoeken bij Philips? Meer dan vijftig procent van de Nederlandse octrooien komt bij dat bedrijf vandaan. De TU’s moeten voorkomen dat ook andere bedrijven voor contractonderzoek naar het buitenland vertrekken.”
Knopen

Alleen samenwerken? Voor ir. Boudewijn van Nederveen is dat niet voldoende. Vorig jaar al pleitte de president van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (Kivi) voor een fusie van de drie TU’s tot één grote TU Nederland. Dit jaar herhaalde hij dit in zijn nieuwjaarstoespraak. Hij betreurt dat het 3TU Institute of Science and Technology, dat het onderzoek tussen de universiteiten moet coördineren, een virtueel instituut blijft. ,,In de plannen blijft de onafhankelijkheid van de drie universiteiten bewaard. Maar het is noodzakelijk dat de zeggenschap verschuift naar een onafhankelijke partij boven de drie TU’s. Op den duur moeter een eind komen aan de vrijblijvendheid.”

Om het onderzoek efficiënt te coördineren wil de Kivi-president een klein centraal orgaan in het leven roepen, dat de resultaten van landelijk overleg per vakgebied beoordeelt en % als onafhankelijke partij % knopen kan doorhakken. Met vriendelijk overleg alleen zijn de universiteiten er namelijk nog niet. Van Nederveen: ,,Dat gaf de Eindhovense collegevoorzitter Lundqvist ook toe. Hij zei tegen me: ‘Als het moeilijk wordt, rekent Eindhoven me af op wat ik voor Eindhoven bereikt heb.’ Zo ontstaan er politieke compromissen: de een wat minder natuurkunde, de ander wat meer civiele techniek. Maar dat is niet het beste voor de concurrentiepositie van de BV Nederland. Dát zou het leidende criterium moeten zijn, niet het individuele belang van de universiteiten.”

Van Nederveen voelt zich als voorstander van fusie geen roepende in de woestijn. ,,Een fusie is op de korte termijn noodzakelijk. Om dat te bereiken moet iemand een tijdje roepen. De Delftse collegevoorzitter Van Luijk wil nu niet lastiggevallen worden met bestuurlijke toestanden. Hij heeft met de huidige bezuinigingen al genoeg aan zijn hoofd. Maar de Europese concurrentie dwingt de TU’s op termijn tot fusie % daar kun je op wachten.”

Voor werkgeversvoorzitter Schraven is een fusie tussen de TU’s geen noodzaak. ,,Het draait om de inhoud: substance over form. Nederlands onderzoek moet focusseren, niet versplinteren. De collegevoorzitters zeiden vorig jaar dat samenwerking goed mogelijk was zonder te fuseren. Daar ben ik wel benieuwd naar. Maar als ze het inhoudelijk niet eens worden over samenwerking, blijft alleen fusie over % als paardenmiddel.”

Maar volgens Van Nederveen moeten de drie Nederlandse TU’s een voorbeeld nemen aan de University of California. ,,Dat is een staatsuniversiteit in een kapitalistisch stelsel. Er zijn tien campussen met daarboven een klein centraal centrum dat het onderzoek coördineert en doublures voorkomt. Maar hier in Nederland worden de decanen zenuwachtig bij de gedachte dat een centraal orgaan over hun onderzoek kan beslissen.”
Koffie

De Delftse emeritus-hoogleraar grondmechanica prof.dr.ir. Arnold Verruijt vraagt zich af of Californië zo’n goed voorbeeld is voor de Nederlandse situatie. ,,Ik ben daar geweest % op een lokale vestiging % maar het leek me dat die tamelijk onafhankelijk was. Die jongens hadden weinig te maken met de andere vestigingen.”

Als voorzitter van de Raad voor Technische Wetenschappen (RWT) stuurde Verruijt een advies naar Loek Hermans. De raad is redelijk positief over het Sectorplan, maar deelt de angst van Van Nederveen voor politieke compromissen. Verruijt: ,,Het zal niet meevallen de plannen uit te voeren. Als er gesneden moet worden, moet ik nog zien dat een TU bereid is om % in landsbelang % een onderzoeksgroep af te stoten.”

Het ontbreekt de plannen volgens de RWT aan power: een orgaan dat op moeilijke momenten knopen kan doorhakken. De raad pleit voor de tijdelijke aanstelling van een persoon met beslissingsbevoegdheid. Verruijt: ,,Er moet een model komen om beslissingen te nemen die niet in ieders voordeel zijn. Of het reëel is dat zoiets er komt? Ik vrees dat de cvb’s niet gauw bevoegdheid afstaan over investeringen van vijftig miljoen euro.”

Verruijt vreest bovendien dat de omslag van concurrentie naar samenwerking geen makkelijke is. ,,De mensen in de top van de universiteiten trekken zich nogal wat aan van de lijstjes die een blad als Elsevier publiceert. In die lijstjes gaat het erom of de banken lekker zitten, de tentamens op tijd worden nagekeken en of de koffie lekker smaakt. De bestuurders vinden het vervelend om slecht te scoren, maar veel over de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek zegt het niet.En bij het meten van het aantal artikelen in prestigieuze tijdschriften scoort Delft misschien vijf en Eindhoven vier publicaties. Nou, wat een verschil zeg.”

Een fusie om af te komen van deze onderlinge strijd is voor Verruijt geen optie. ,,De drie TU’s liggen een eindje van elkaar vandaan % ze hebben toch een lokaal bestuur nodig.” De RWT pleit in de brief aan Hermans voor ‘een federatief model met ruimte voor verschillen’. ,,De contacten die de TU’s afzonderlijk hebben opgebouwd met lokale ondernemingen zijn ongelooflijk belangrijk. Met die bedrijven praten de universiteiten bijna wekelijks. Daaraan besteedt het Sectorplan onvoldoende aandacht.”
Provinciaals

Ook drs. Sjoerd Vollebregt, voorzitter van de raad van bestuur van Stork, is huiverig voor een fusie. ,,Daarmee trek je de bestaande organisatiestructuur onderuit. Het gevaar is dat de nadruk komt te liggen op de reorganisatie, in plaats van op de kennisontwikkeling. Het opleiden van goede mensen en het produceren van concurrerend onderzoek moet de hoofdzaak blijven. De TU’s zouden samen een beeld van de eindsituatie moeten vaststellen, en een migratiepad met logische stappen dat daartoe leidt.”

Samenwerking vindt Vollebregt wel noodzakelijk, omdat versplintering van onderzoek contraproductief werkt. ,,Inefficiëntie leidt ertoe dat misschien net dat extra stapje dat nodig is om een onderzoek tot een succes te maken niet wordt gedaan. Dat door samenwerking de concurrentie in het onderzoek verdwijnt, is een vreemd argument % het klinkt provinciaals. Onderzoekers moeten de concurrentie niet beperken tot Nederland.”

De angst voor een logge, bureaucratische organisatie vindt de topman wel terecht. ,,Voor je het weet bouw je een bestuurslaag om de bestaande structuren heen, zonder dat je een oude laag afbreekt. De TU’s moeten de hoofdlijnen van het onderzoek afstemmen. Het moet niet te vrijblijvend zijn. Er moet een primus inter pares komen die bevoegdheid heeft om knopen door te hakken. Iets vergelijkbaars heeft Stork ook: als wij drie werkmaatschappijen op verschillende locaties hebben, moet iemand ervoor zorgen dat ze geen dubbel werk doen. Anders wordt het een soort Poolse landdag: de TU’s roepen een hoop, maar maken afspraken die vervolgens niemand nakomt. De universiteiten moeten afstand durven doen van hun heilige huisjes.”

Samenwerking tussen de drie TU’s % hoe kijkt de industrie daar tegenaan?

Dr. Hans Wijers, Bestuursvoorzitter Akzo Nobel: ,,Het onderwijsveld van de Nederlandse TU’s is te breed en te vlak: het moet mogelijk zijn meer toppen van internationale allure te creëren. Daarom zou het goed zijn als de onderwijsgebieden waar overlap bestaat, worden geconcentreerd. Op die manier kunnen we zowel wetenschappelijk als financieel de internationale concurrentie beter aan.”

René Westbroek, woordvoerder van Philips: ,,Philips is voorstander van een verregaande samenwerking tussen de drie TU’s. Doelmatigheid van bètaonderwijs en aanbrengen van massa en focus in het onderzoek hoeft niet ten koste te gaan van flexibiliteit of te leiden tot bureaucratie.”

Chiel Seinen, woordvoerder van Shell: ,,De plannen kunnen nog alle kanten op. Het kan goede of nadelige gevolgen hebben. In dit stadium wensen wij hier nog niet op te reageren. Wij werken nu samen met de universiteiten en dat willen we in de toekomst ook blijven doen.” (RK)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.