Het is donker. Erg donker. Op de tast vinden we een lichtknop (van het ouderwetse draaitype) en na drie twijfelende flitsen springt er een TL-balk aan.
Halflege vitrinekasten, oude meetopstellingen en een doos met kerstballen.
Een trap in blok drie van Werktuigbouw biedt toegang tot een onderwereld groot genoeg om nog eens anderhalve faculteit te huisvesten. De kelders lopen onder het hele gebouw en zijn verdeeld in tientallen onoverzichtelijke gangen, magazijnen en andere opslagruimtes. Tegen de eerste muur stapels oude jaarboeken van studievereniging Leeghwater, even verderop een tapinstallatie.
Als bij een echte tocht naar de diepte, stijgt ook hier de temperatuur met elke stap. Boven ons hoofd aardgas- en 25 bar persluchtleidingen. Veel deuren, stalen deuren. En als onze reis door dit onderrijk door een dicht slot wordt gestuit, zijn er altijd voldoende deuren over om verder te komen.
Op een leeggeplunderde vitrinekast staat: ‘Montage van assendrager voor dubbelschroef passagiersschip Rotterdam in aanbouw’. Foto’s van net-na-de-oorlogmensen rond een huizenhoog gietstuk.
Naast dit staaltje van wederopbouwtrots staat een vouwwagen. Twee lekke banden, geen nummerplaten. Maar onder het achterklepje zitten nog altijd een keurig gasstel en wasbak. Voorraadbussen met een elastiek aan elkaar gebonden, klaar om morgen te vertrekken. Maar ook dit symbool van jaren-zeventigvrijheid is inmiddels verdrongen door de vliegvakantie naar Griekenland of Florida en begraven in een donkere kelder.
In de verte schemert een klein vlakje licht door het plafond. Het andere eind van de kelder komt in zicht. Verder heeft hier alle verlichting het begeven. Een groot vormeloos object doemt vanuit het duister voor ons op. In al haar surrealistische glorie staat hier, in deze kelder, een zeilboot. Een grote houten zeilboot, met schaamte verborgen onder een plastic zeil.
,,Ik geloof dat de eigenaar die boot ooit met zijn zwager heeft gebouwd. En toen zijn kinderen niet meer zeilden heeft hij hem hier gestald. Maar inmiddels ligt deze boot hier al zeker twaalf jaar”, verteld Ing. A. Zwartbol in het laboratorium voor baggertechnoligie. Deze groep is exact boven de boot gehuisvest.
,,De mensen hier spelen wel graag met water en zand, maar er heeft nog nooit iemand de behoefte gevoeld om die boot naar boven te halen. En de eigenaar is intussen met de vut.” Dat naar boven halen lijkt nog een flinke klus; de zeilboot is twee keer zo lang als de toch niet kleine takelgaten in de vloer.
Voorlopig ligt het L’espadon genaamde vaartuig dus nog wel even voor anker onder cutters en sleepkoppen. Zonde, want een zwaardvis moet zwemmen.
Het is donker. Erg donker. Op de tast vinden we een lichtknop (van het ouderwetse draaitype) en na drie twijfelende flitsen springt er een TL-balk aan. Halflege vitrinekasten, oude meetopstellingen en een doos met kerstballen.
Een trap in blok drie van Werktuigbouw biedt toegang tot een onderwereld groot genoeg om nog eens anderhalve faculteit te huisvesten. De kelders lopen onder het hele gebouw en zijn verdeeld in tientallen onoverzichtelijke gangen, magazijnen en andere opslagruimtes. Tegen de eerste muur stapels oude jaarboeken van studievereniging Leeghwater, even verderop een tapinstallatie.
Als bij een echte tocht naar de diepte, stijgt ook hier de temperatuur met elke stap. Boven ons hoofd aardgas- en 25 bar persluchtleidingen. Veel deuren, stalen deuren. En als onze reis door dit onderrijk door een dicht slot wordt gestuit, zijn er altijd voldoende deuren over om verder te komen.
Op een leeggeplunderde vitrinekast staat: ‘Montage van assendrager voor dubbelschroef passagiersschip Rotterdam in aanbouw’. Foto’s van net-na-de-oorlogmensen rond een huizenhoog gietstuk.
Naast dit staaltje van wederopbouwtrots staat een vouwwagen. Twee lekke banden, geen nummerplaten. Maar onder het achterklepje zitten nog altijd een keurig gasstel en wasbak. Voorraadbussen met een elastiek aan elkaar gebonden, klaar om morgen te vertrekken. Maar ook dit symbool van jaren-zeventigvrijheid is inmiddels verdrongen door de vliegvakantie naar Griekenland of Florida en begraven in een donkere kelder.
In de verte schemert een klein vlakje licht door het plafond. Het andere eind van de kelder komt in zicht. Verder heeft hier alle verlichting het begeven. Een groot vormeloos object doemt vanuit het duister voor ons op. In al haar surrealistische glorie staat hier, in deze kelder, een zeilboot. Een grote houten zeilboot, met schaamte verborgen onder een plastic zeil.
,,Ik geloof dat de eigenaar die boot ooit met zijn zwager heeft gebouwd. En toen zijn kinderen niet meer zeilden heeft hij hem hier gestald. Maar inmiddels ligt deze boot hier al zeker twaalf jaar”, verteld Ing. A. Zwartbol in het laboratorium voor baggertechnoligie. Deze groep is exact boven de boot gehuisvest.
,,De mensen hier spelen wel graag met water en zand, maar er heeft nog nooit iemand de behoefte gevoeld om die boot naar boven te halen. En de eigenaar is intussen met de vut.” Dat naar boven halen lijkt nog een flinke klus; de zeilboot is twee keer zo lang als de toch niet kleine takelgaten in de vloer.
Voorlopig ligt het L’espadon genaamde vaartuig dus nog wel even voor anker onder cutters en sleepkoppen. Zonde, want een zwaardvis moet zwemmen.
Comments are closed.