Een waterig compromis of een doorbraak? Het akkoord over kwaliteit en studeerbaarheid heeft veel weg van het eerste. De opstellers zijn uiteraard enthousiaster.
Een mijlpaal is het inderdaad niet, maar toch minstens een nieuwe stap op weg naar goed onderwijs. ,,Er is lang over beter onderwijs gepráát. Nu is het verheven tot officieel beleid.”
,,Het rapport (…) wekt ten onrechte de indruk dat de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs nogal ernstig te kort schiet.” Het verslag van de 77ste vergadering van het algemeen bestuur van de VSNU spreekt boekdelen. Wat de voorzitters van de veertien universiteiten betreft had het allemaal niet gehoeven. Twee dagen eerder, op 28 juni, heeft hun voorzitter, ir. W. van Lieshout, ingestemd met wat inmiddels het ‘studeerbaarheidsakkoord’ heet: een rapport van 41 pagina’s over de vraag hoe ,,concrete en structurele verbeteringen van de kwaliteit en studeerbaarheid” kunnen worden gestimuleerd.
De voorzitters mopperen. Elke universiteit moet een ‘kwaliteitsmanagementplan’ opstellen. Per studierichting moet er een stuk komen over de kwaliteit van het onderwijs en hoe die verbeterd gaat worden. Alsof de bureaucratie niet al de spuigaten uitloopt. En alsof zij niet al lang bezig zijn ,,het onderwijs te optimaliseren”.
Uiteindelijk kiezen de universiteiten echter eieren voor hun geld. Op 14 juli scharen zij zich achter hun onderhandelaar, Van Lieshout. Al wordt hun instemming voorzien van de nodige mitsen en maren.
Het licht ging op groen omdat de universiteiten het zich niet konden veroorloven om ‘nee’ te zeggen. Het levert geld op. Minister Ritzen beschikt over een potje van vijfhonderd miljoen gulden. Daaruit kunnen de universiteiten en hogescholen in 1996, ’97 en ’98 bijdragen ontvangen om hun onderwijs te verbeteren. Dat wil zeggen: te ontdoen van drempels en zo hier en daar te vernieuwen, bijvoorbeeld door de invoering van onderwijs via de computer.
Dwangpositie
Zomaar dat potje verdelen kon uiteraard niet. Bovendien had Ritzen het akkoord nodig om de Tweede Kamer tevreden te stellen. De verhoging van het collegegeld met vijfhonderd gulden was voor de Kamer slechts aanvaardbaar als studenten daar beter onderwijs voor terug kregen. Dus stelde Ritzen een stuurgroep in, waarin de voorzitters van de VSNU, de Hbo-Raad en de studentenorganisaties LSVb en ISO onder zijn leiding spijkers met koppen moesten slaan. Voor 1 juli moesten zij het met elkaar eens worden.
Al was het op de valreep, het lukte. Er was immers geen alternatief. Voorzitter drs. A. van der Hek van de Hbo-Raad: ,,Vanwege het geld, zeker. Maar, los daarvan: hogescholen en universiteiten kunnen zich eenvoudigweg niet veroorloven omniet aan dit soort initiatieven mee te werken. Dat zou de Tweede Kamer niet pikken, en de studenten ook niet. Ze moeten steeds harder studeren voor steeds minder geld. Daar moeten wij aan meehelpen. En dat willen we ook.”
Dat betekende niet dat minister, studenten en instellingen het snel eens werden. Integendeel. De vijf beschikbare maanden waren hard nodig om tot het compromis te komen. De studenten buitten de dwangpositie van de universiteiten en hogescholen maximaal uit. ,,We wilden er zoveel mogelijk uitslepen”, blikt ISO-voorzitter Saskia Nuyten terug. ,,Dit was de kans om toezeggingen af te dwingen.” En dus werden ambtenaren en onderhandelaars overstelpt met wensenlijstjes, tekstvoorstellen en amenderingen daarop. De VSNU en de Hbo- Raad reageerden met zo kort en voorzichtig mogelijk geformuleerde alinea’s voor in de definitieve tekst. VSNU- voorzitter Van Lieshout: ,,De studenten wilden alles in wetteksten vastleggen. Volkomen begrijpelijk. Dat wilde mijn achterban uiteraard niet.”
Overwinnaars
Van Lieshout en Van der Hek zaten ook met een ander probleem: de wachtgelden. De bezuinigingen op het hoger onderwijs nopen tot ingrijpende reorganisaties, waarbij ontslagen onvermijdelijk zijn. Dat kost miljoenen, die niet kunnen worden besteed aan beter onderwijs. Dat probleem moest van tafel.
Het lukte niet. De wachtgelden werden vooruit geschoven en vormen nu één van de eisen waaraan moet worden voldaan willen de instellingen meewerken aan de uitwerking van de plannen. Voorlopig is slechts afgesproken dat een universiteit of hogeschool een wachtgelder met geld uit het studeerbaarheidsfonds mag inzetten als die persoon past binnen een project om het onderwijs te verbeteren. Blijkens het verslag een VSNU-vergadering op 14 juli moeten echter ,,de mogelijkheden (…) niet te hoog worden ingeschat.”
Op het eerste gezicht lijken de studenten de overwinnaars van de onderhandelingen. De universiteiten en hogescholen krijgen nogal wat plichten opgelegd: ze moeten een kwaliteitsplan schrijven, een diagnose geven van elke opleiding en ruimhartig meewerken aan een nieuw studentenstatuut. In het statuut komen de ‘leveringsvoorwaarden’ te staan. Wat in het kwaliteitsplan komt te staan is echter onduidelijk. Er wordt slechts een lange lijst van mogelijke onderwerpen genoemd. Hebben studenten daarover klachten, dan kunnen zij een procedure aanspannen of steun zoeken bij de (nog in te stellen) ombudsman van de hogeschool of universiteit. Hoe dit precies wordt geregeld, staat niet in de tekst van het rapport.
Over de plichten van de studenten wordt niets meer opgemerkt dan dat ook eisen aan hun gedrag in het statuut zullen worden opgenomen.
Barometer
De gedeelten waarin de plichten van de instellingen worden beschreven, komen erg betuttelend over. ,,Het kan kennelijk niet anders worden geregeld dan zo”, vindt Saskia Nuyten. ,,De enige manier om beter onderwijs af te dwingen is om dezaken op papier te zetten. De instellingen roepen al zo lang dat ze er hard aan werken, maar er gebeurt veel te weinig. Het gaat veel te langzaam allemaal.”
Met dat laatste is LSVb-voorzitter Mike Riegel het eens. Maar beter onderwijs laat zich volgens de opvolger van Kysia Hekster niet van bovenaf regelen. Riegel: ,,Er is nog geen reden om blij te zijn. Dit rapport is nog maar het begin. Een stapje in de goede richting. De voorzitters van de VSNU en de Hbo-Raad willen echt graag, maar uiteindelijk moeten de docenten het doen. En de studenten zullen dat heel goed in de gaten moeten houden. Hun betrokkenheid is een barometer voor de weerbaarheid van de studenten in Nederland.”
Daarmee snijdt Riegel een cruciaal punt aan: wat schieten studenten ermee op? Kunnen zij ervan worden verzekerd dat zij probleemloos hun studie kunnen voltooien (mits zij slim genoeg zijn en zich voldoende inspannen)? Nuyten, zeer beslist: ,,Nee. Het onderwijs zal nooit zo goed worden. Standaard in vier jaar afstuderen, dat lukt nooit. Ritzen eist een onmogelijke perfectie.”
Studenten, bestuurders en kamerleden, iedereen is het er over eens: het akkoord past in de trend dat er meer aandacht komt voor goed onderwijs en kan als zodanig een ‘stimulans’ zijn of een ‘steun in de rug’. Of dat snel effect heeft, staat echter te bezien. Een doorbraak is het akkoord daarom zeker niet. ,,Het heeft alle kenmerken van een compromis”, aldus ISO- voorzitter Nuyten.
Verdienste
,,De grote verdienste van dit rapport is dat er nu voor het eerst een handvat is om beter onderwijs af te dwingen”, prijst PvdA-kamerlid W. van Gelder het stuk. ,,Het college van bestuur zal zich moeten verantwoorden voor de geleverde prestaties. Onderwijsverbetering is nu onderdeel geworden van het algemeen beleid. Ik ga er vanuit dat dat proces sneller tot resultaat zal leiden dan voorheen.”
Het plan voor kwaliteitsmanagement is volgens M. de Vries (VVD) een welkome ,,stok achter de deur”. De duimschroeven zijn aangedraaid, en de instellingen hebben het geld ,,verdomd hard nodig”. Harde garanties biedt dat niet. ,,Dit akkoord is een stapje op weg.”
,,Over de inhoud van het onderwijs gaat het niet”, schampert prof.dr. E. Bleumink, voorzitter van het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen. ,,Het is niet meer dan een politiek-bestuurlijk stuk, een instrument voor Ritzen. Docenten zullen het niet lezen. Maar ze zullen wel het signaal oppikken dat er nog meer kan worden gedaan aan de organisatie en de kwaliteit. We zullen moeten afwachten hoe zij dat in de collegezaal concreet maken.”
Zijn collega drs. J.G.F. Veldhuis uit Utrecht is wat positiever. ,,Dit plan kan docenten en studenten bewuster maken.” Hij verwacht dat de traditionele zelfwerkzaamheid in alfa- en gammafaculteiten verder wordt ingeperkt ,,omdat het contact tussen docenten en studenten intensiever moet worden. Het is nu ernst, studeerbaarheid is geen modekreet. Maar het is een proces dat veel tijd kost.” LSVb-er Mike Riegel: ,,Het gaat zeker lang duren. Binnen drie jaar kunnen wel de eerste resultaten merkbaar zijn.”
Het akkoord staat 18 september op de agenda van de Hoger- Onderwijskamer, het reguliere, openbare overleg van minister Ritzen met de universiteiten en hogescholen. De instellingen hebben vooralsnog ingestemd met de hoofdlijnen van het akkoord. Over de uitwerking is nog het nodige te doen. Niemand hoeft verbaasd op te kijken als dat de komende maanden aanleiding geeft tot verhitte taferelen en harde dreigementen over en weer. Uiteindelijk zal het wel loslopen.
Scheidend VSNU-voorzitter Van Lieshout kijkt al wat verder. ,,De tekst van het akkoord zal zeer vergankelijk zijn. Ik ben benieuwd wie daar over vijf jaar nog over spreekt. Want die vijfhonderd miljoen en die projecten, dat duurt maximaal vier jaar. Daar houdt alles mee op.”
Een waterig compromis of een doorbraak? Het akkoord over kwaliteit en studeerbaarheid heeft veel weg van het eerste. De opstellers zijn uiteraard enthousiaster. Een mijlpaal is het inderdaad niet, maar toch minstens een nieuwe stap op weg naar goed onderwijs. ,,Er is lang over beter onderwijs gepráát. Nu is het verheven tot officieel beleid.”
,,Het rapport (…) wekt ten onrechte de indruk dat de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs nogal ernstig te kort schiet.” Het verslag van de 77ste vergadering van het algemeen bestuur van de VSNU spreekt boekdelen. Wat de voorzitters van de veertien universiteiten betreft had het allemaal niet gehoeven. Twee dagen eerder, op 28 juni, heeft hun voorzitter, ir. W. van Lieshout, ingestemd met wat inmiddels het ‘studeerbaarheidsakkoord’ heet: een rapport van 41 pagina’s over de vraag hoe ,,concrete en structurele verbeteringen van de kwaliteit en studeerbaarheid” kunnen worden gestimuleerd.
De voorzitters mopperen. Elke universiteit moet een ‘kwaliteitsmanagementplan’ opstellen. Per studierichting moet er een stuk komen over de kwaliteit van het onderwijs en hoe die verbeterd gaat worden. Alsof de bureaucratie niet al de spuigaten uitloopt. En alsof zij niet al lang bezig zijn ,,het onderwijs te optimaliseren”.
Uiteindelijk kiezen de universiteiten echter eieren voor hun geld. Op 14 juli scharen zij zich achter hun onderhandelaar, Van Lieshout. Al wordt hun instemming voorzien van de nodige mitsen en maren.
Het licht ging op groen omdat de universiteiten het zich niet konden veroorloven om ‘nee’ te zeggen. Het levert geld op. Minister Ritzen beschikt over een potje van vijfhonderd miljoen gulden. Daaruit kunnen de universiteiten en hogescholen in 1996, ’97 en ’98 bijdragen ontvangen om hun onderwijs te verbeteren. Dat wil zeggen: te ontdoen van drempels en zo hier en daar te vernieuwen, bijvoorbeeld door de invoering van onderwijs via de computer.
Dwangpositie
Zomaar dat potje verdelen kon uiteraard niet. Bovendien had Ritzen het akkoord nodig om de Tweede Kamer tevreden te stellen. De verhoging van het collegegeld met vijfhonderd gulden was voor de Kamer slechts aanvaardbaar als studenten daar beter onderwijs voor terug kregen. Dus stelde Ritzen een stuurgroep in, waarin de voorzitters van de VSNU, de Hbo-Raad en de studentenorganisaties LSVb en ISO onder zijn leiding spijkers met koppen moesten slaan. Voor 1 juli moesten zij het met elkaar eens worden.
Al was het op de valreep, het lukte. Er was immers geen alternatief. Voorzitter drs. A. van der Hek van de Hbo-Raad: ,,Vanwege het geld, zeker. Maar, los daarvan: hogescholen en universiteiten kunnen zich eenvoudigweg niet veroorloven omniet aan dit soort initiatieven mee te werken. Dat zou de Tweede Kamer niet pikken, en de studenten ook niet. Ze moeten steeds harder studeren voor steeds minder geld. Daar moeten wij aan meehelpen. En dat willen we ook.”
Dat betekende niet dat minister, studenten en instellingen het snel eens werden. Integendeel. De vijf beschikbare maanden waren hard nodig om tot het compromis te komen. De studenten buitten de dwangpositie van de universiteiten en hogescholen maximaal uit. ,,We wilden er zoveel mogelijk uitslepen”, blikt ISO-voorzitter Saskia Nuyten terug. ,,Dit was de kans om toezeggingen af te dwingen.” En dus werden ambtenaren en onderhandelaars overstelpt met wensenlijstjes, tekstvoorstellen en amenderingen daarop. De VSNU en de Hbo- Raad reageerden met zo kort en voorzichtig mogelijk geformuleerde alinea’s voor in de definitieve tekst. VSNU- voorzitter Van Lieshout: ,,De studenten wilden alles in wetteksten vastleggen. Volkomen begrijpelijk. Dat wilde mijn achterban uiteraard niet.”
Overwinnaars
Van Lieshout en Van der Hek zaten ook met een ander probleem: de wachtgelden. De bezuinigingen op het hoger onderwijs nopen tot ingrijpende reorganisaties, waarbij ontslagen onvermijdelijk zijn. Dat kost miljoenen, die niet kunnen worden besteed aan beter onderwijs. Dat probleem moest van tafel.
Het lukte niet. De wachtgelden werden vooruit geschoven en vormen nu één van de eisen waaraan moet worden voldaan willen de instellingen meewerken aan de uitwerking van de plannen. Voorlopig is slechts afgesproken dat een universiteit of hogeschool een wachtgelder met geld uit het studeerbaarheidsfonds mag inzetten als die persoon past binnen een project om het onderwijs te verbeteren. Blijkens het verslag een VSNU-vergadering op 14 juli moeten echter ,,de mogelijkheden (…) niet te hoog worden ingeschat.”
Op het eerste gezicht lijken de studenten de overwinnaars van de onderhandelingen. De universiteiten en hogescholen krijgen nogal wat plichten opgelegd: ze moeten een kwaliteitsplan schrijven, een diagnose geven van elke opleiding en ruimhartig meewerken aan een nieuw studentenstatuut. In het statuut komen de ‘leveringsvoorwaarden’ te staan. Wat in het kwaliteitsplan komt te staan is echter onduidelijk. Er wordt slechts een lange lijst van mogelijke onderwerpen genoemd. Hebben studenten daarover klachten, dan kunnen zij een procedure aanspannen of steun zoeken bij de (nog in te stellen) ombudsman van de hogeschool of universiteit. Hoe dit precies wordt geregeld, staat niet in de tekst van het rapport.
Over de plichten van de studenten wordt niets meer opgemerkt dan dat ook eisen aan hun gedrag in het statuut zullen worden opgenomen.
Barometer
De gedeelten waarin de plichten van de instellingen worden beschreven, komen erg betuttelend over. ,,Het kan kennelijk niet anders worden geregeld dan zo”, vindt Saskia Nuyten. ,,De enige manier om beter onderwijs af te dwingen is om dezaken op papier te zetten. De instellingen roepen al zo lang dat ze er hard aan werken, maar er gebeurt veel te weinig. Het gaat veel te langzaam allemaal.”
Met dat laatste is LSVb-voorzitter Mike Riegel het eens. Maar beter onderwijs laat zich volgens de opvolger van Kysia Hekster niet van bovenaf regelen. Riegel: ,,Er is nog geen reden om blij te zijn. Dit rapport is nog maar het begin. Een stapje in de goede richting. De voorzitters van de VSNU en de Hbo-Raad willen echt graag, maar uiteindelijk moeten de docenten het doen. En de studenten zullen dat heel goed in de gaten moeten houden. Hun betrokkenheid is een barometer voor de weerbaarheid van de studenten in Nederland.”
Daarmee snijdt Riegel een cruciaal punt aan: wat schieten studenten ermee op? Kunnen zij ervan worden verzekerd dat zij probleemloos hun studie kunnen voltooien (mits zij slim genoeg zijn en zich voldoende inspannen)? Nuyten, zeer beslist: ,,Nee. Het onderwijs zal nooit zo goed worden. Standaard in vier jaar afstuderen, dat lukt nooit. Ritzen eist een onmogelijke perfectie.”
Studenten, bestuurders en kamerleden, iedereen is het er over eens: het akkoord past in de trend dat er meer aandacht komt voor goed onderwijs en kan als zodanig een ‘stimulans’ zijn of een ‘steun in de rug’. Of dat snel effect heeft, staat echter te bezien. Een doorbraak is het akkoord daarom zeker niet. ,,Het heeft alle kenmerken van een compromis”, aldus ISO- voorzitter Nuyten.
Verdienste
,,De grote verdienste van dit rapport is dat er nu voor het eerst een handvat is om beter onderwijs af te dwingen”, prijst PvdA-kamerlid W. van Gelder het stuk. ,,Het college van bestuur zal zich moeten verantwoorden voor de geleverde prestaties. Onderwijsverbetering is nu onderdeel geworden van het algemeen beleid. Ik ga er vanuit dat dat proces sneller tot resultaat zal leiden dan voorheen.”
Het plan voor kwaliteitsmanagement is volgens M. de Vries (VVD) een welkome ,,stok achter de deur”. De duimschroeven zijn aangedraaid, en de instellingen hebben het geld ,,verdomd hard nodig”. Harde garanties biedt dat niet. ,,Dit akkoord is een stapje op weg.”
,,Over de inhoud van het onderwijs gaat het niet”, schampert prof.dr. E. Bleumink, voorzitter van het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen. ,,Het is niet meer dan een politiek-bestuurlijk stuk, een instrument voor Ritzen. Docenten zullen het niet lezen. Maar ze zullen wel het signaal oppikken dat er nog meer kan worden gedaan aan de organisatie en de kwaliteit. We zullen moeten afwachten hoe zij dat in de collegezaal concreet maken.”
Zijn collega drs. J.G.F. Veldhuis uit Utrecht is wat positiever. ,,Dit plan kan docenten en studenten bewuster maken.” Hij verwacht dat de traditionele zelfwerkzaamheid in alfa- en gammafaculteiten verder wordt ingeperkt ,,omdat het contact tussen docenten en studenten intensiever moet worden. Het is nu ernst, studeerbaarheid is geen modekreet. Maar het is een proces dat veel tijd kost.” LSVb-er Mike Riegel: ,,Het gaat zeker lang duren. Binnen drie jaar kunnen wel de eerste resultaten merkbaar zijn.”
Het akkoord staat 18 september op de agenda van de Hoger- Onderwijskamer, het reguliere, openbare overleg van minister Ritzen met de universiteiten en hogescholen. De instellingen hebben vooralsnog ingestemd met de hoofdlijnen van het akkoord. Over de uitwerking is nog het nodige te doen. Niemand hoeft verbaasd op te kijken als dat de komende maanden aanleiding geeft tot verhitte taferelen en harde dreigementen over en weer. Uiteindelijk zal het wel loslopen.
Scheidend VSNU-voorzitter Van Lieshout kijkt al wat verder. ,,De tekst van het akkoord zal zeer vergankelijk zijn. Ik ben benieuwd wie daar over vijf jaar nog over spreekt. Want die vijfhonderd miljoen en die projecten, dat duurt maximaal vier jaar. Daar houdt alles mee op.”

Comments are closed.