Campus

Eén plus één is drie

Symposium Synergy of Form and Structure, dinsdagmiddag 10 juni, zaal A Bouwkunde. Wereldberoemde constructeurs en architecten komen dinsdag naar Delft om vakgenoten te laten zien dat samenwerking bouwkundige hoogstandjes oplevert.

Is er gebrek aan synergy?


1 Bank of China Tower in Hong Kong (van symposium-spreker Leslie E. Robertson)

Een architect is goed in het schetsen van mooie maar vooral onmogelijke ideëen. Een constructeur is goed in het berekenen van betonsterktes en wapeningshoeveelheden, maar heeft geen kaas gegeten van het maken van mooie gebouwen. Hoewel beiden een gemeenschappelijk doel nastreven, komt van echte samenwerking in de praktijk weinig terecht. De architect en de constructeur blijven liever in hun eigen winkeltjes. Het resultaat van deze benadering is de grootste gemene deler van de Nederlandse architectuur: grauw, grijs en saai.

Maar het kan ook anders. Architect en constructeur werken geregeld samen aan een project dat zowel qua vorm als constructie opvallend is, zoals bij de uitbreiding met piramide van het Louvre in Parijs, de torens van het World Trade Centre in New York en het Centre Pompidou, eveneens in Parijs. Voorbeelden te over, helaas vooral in het buitenland.

Architecten en constructeurs die hun sporen hebben verdiend met onder andere deze projecten, spreken dinsdag bij Bouwkunde op het symposium ‘Synergy of Form and Structure’. Zij moeten vakgenoten en studenten ervan overtuigen dat één plus een drie kan zijn: nauwe samenwerking geeft betere resultaten.

Initiatiefnemers van het symposium zijn de Delftse hoogleraren Pi de Bruijn en Jan Vambersky, respectievelijk architect en constructeur. Vambersky: ,,Al heel lang bestaat er een soort kloof tussen de opleidingen bouwkunde en civiele techniek. De architecten en constructeurs die daar worden opgeleid, worden verschillende richtingen ingestuurd. Ik merk het bij collega-hoogleraren. Zij zien architecten vaak als kunstenaars met wie niet te praten valt. Als je dat maar lang genoeg tegen je studenten zegt, gaan die daar ook in geloven. De kiem is dan gezaaid.”
Kloof


2 Puerta de Europa in Madrid (eveneens van Robertson)

Vambersky constateert dat hetzelfde bij Bouwkunde gebeurt: ,,Over civielers wordt wel gezegd: wat ze niet kunnen uit rekenen, bestaat niet voor ze. Dat klopt ook een beetje, net zo goed als het juist is dat architectentaal voor buitenstaanders soms niet te begrijpen is.” Studenten nemen deze vooroordelen mee naar de praktijk. ,,Het samenwerken valt dan opeens tegen. De kloof is te groot. Sommigen komen nooit over die kloof heen. Ze raken gefrustreerd als opdrachtgever en architect oplossingen kiezen die in constructeursogen niet optimaal zijn.”

Toch kunnen architect en constructeur niet zonder elkaar. Vambersky: ,,Je hebt niets aan een gebouw met een fantastische constructie dat niet om aan te zien is. Geen opdrachtgever die zoiets laat bouwen. Omgekeerd ook: mooie gebouwen die omvallen worden niet neergezet. Als architect en constructeur synergy in hun product weten te brengen, krijg je werkelijk bijzondere dingen.”

Beide hoogleraren signaleren een trend in architectuur waarin de constructie een belangrijke rol heeft. De Bruijn: ,,Het tij is gelukkig aan het keren. Schoorvoetend is er bij de verschillende disciplines in het bouwproces belangstelling voor integratie. Met het symposium willen we dit proces bevorderen.” Vambersky: ,,Projecten waarin de architectuur en de constructie op elkaar inspelen hebben een toegevoegde waarde. De Erasmusbrug in Rotterdam is daar een voorbeeld van. Er is een optimum ergens tussen constructie en architectuur. Het ding is niet perfect, dat klopt, maar wat er staat is heel bijzonder.”
Waardering


3 De nog te bouwen 500 meter hoge Grollo Tower in Melbourne (van de hand van spreker Harry Seidler)

Wat vinden constructeurs van hun samenwerking met architecten? Ir. Nijsse, werkzaam bij constructeursbureau ABT: ,,Er is te weinig waardering voor elkaars werk. Architecten staan in projectbrochures vaak groot op de voorkant vermeld, terwijl de constructeur blij mag zijn als hij zijn naam terugvindt boven die van de maquettefotograaf. Synergy is echt nodig. Kijk maar wat er gebeurt als het afwezig is: al die gebouwen langs de snelweg met kinderlijk simpele constructies. Daar is de constructeur niets meer geweest dan de uitwerker van de schetjes van de architect.”

Nijsse vindt dus dat de constructeurs te weinig waardering krijgen, te weinig worden uitgedaagd. Zijn de architecten het daarmee eens? ,,Veel architecten zijn inderdaad nogal arrogant en hebben een broertje dood aan andere disciplines”, zegt ir. J. Huyskens, zelf architect en docent aan de faculteit Bouwkunde. ,,Dat is niet uit onwil. Zo werkt de praktijk nu eenmaal: de architect bedenkt iets en de constructeur maakt het. Dat is wel zuur voor de constructeur, die vooral als noodzakelijk kwaad gezien wordt. Architecten zijn van nature progressief, constructeurs conservatief.”

Volgens De Bruijn, architect van bijvoorbeeld de Tweede Kamer, is er een soort gezapigheid waar te nemen in de bouwcultuur: ,,Het is goedkoper en makkelijker om over te dimensioneren. Betonnen vloeren van anderhalve meter dik kan iedereen maken. Het is moeilijker om het ragfijn te krijgen, op het scherpst van de snede. Eruithalen wat erin zit. Ja, en daarvoor ben je wel afhankelijk van je constructeur.”

De Bruijn vindt dat je er als architect goed op moet letten dat je constructeur nog ‘in leven’ is. De Bruijn: ,,Er zijn er met het hoofd diep in de schoot: ‘Teken maar een vorm en ik stort het wel in beton’. Wat je dan krijgt zijn gebouwen die niet pikant zijn. Als je meer uit je ontwerp wilt halen moet je inspanning leveren. Wat wij met het symposium hopen te bereiken, is dat vakgenoten opgeschud worden. Dat ze zien wat er allemaal wel niet mogelijk is als je je gewoon even kwaad maakt.”
Arena

De trend is dus ingezet, het wordt beter. Maar waar is het dan misgegaan? Waar misten architect en constructeur de synergy? De Bruijn: ,,De Amsterdam Arena is een voorbeeld van een bouwwerk dat vooral vanuit de constructieve kant ontworpen is. Slechte synergie dus. De architectonische inbreng is daar echt stiefkind geweest.”

Sjoerd Soeters, architect van de Arena, is dinsdag niet aanwezig op het symposium. Hij vindt het niet nodig: ,,Een symposium is in mijn ogen een verkapte vorm om een relatienetwerk in stand te houden. Bovendien is dat hele synergy-probleem een bedacht probleem. Kijk, bij negentig procent van alle gebouwen, vooral woningbouw, doet het probleem zich helemaal niet voor. Daar is de constructie gewoon heel traditioneel. Voor de overige tien procent gebouwen is de constructie wèl een factor van betekenis. Het gaat dan om bijvoorbeeld grote hallen en brugconstructies. Daarbij is het nodig dat de constructeur zich creatief inzet. Het is waar dat de meesten dat niet kunnen. Er heerst bij constructeurs een cultuur van conservatisme. Als je iets bijzonders wilt is dat een geweldig probleem. Maar om nou te zeggen dat er een grote kloof gaapt tussen architecten en constructeurs, nee. Volgens mij is het een zuiver academisch probleem.”

Soeters heeft zelf geen problemen met constructeurs: ,,Ik kan prima met ze overweg. Je moet gewoon weten wat wel en wat niet kan. Met de Arena heb ik geen enkel probleem gehad wat dat betreft. Die trappenhuizen aan de buitenkant (essentieel voor de constructie, red.) heb ik in vijf minuten bedacht. Weet je, architect en constructeur moeten het gewoon leuk hebben met elkaar. De rest is geleuter.”
Auke,_NB_KADER

Het symposium ‘Synergy of Form and Structure’ zelf is ook een voorbeeld van samenwerking tussen de twee disciplines. Bouwkunde studievereniging Stylos en het U(tiliteitsbouw)-dispuut van Civiele Techniek tekenen samen voor de organisatie. Vreemd genoeg is dit het eerste samenwerkingsproject tussen de twee studieverenigingen. Martin van Dijkhuizen, vijfdejaars civiele techniek en een van de organisatoren van het symposium: ,,Er is ooit samen een lezing georganiseerd, maar daar is het bij gebleven. Vambersky heeft contact gezocht met De Bruin en samen hebben ze de sprekers voor het symposium benaderd. Vervolgens hebben wij in januari opdracht gekregen contact met Stylos te zoeken en het symposium te organiseren.”

De cultuurverschillen tussen architecten en constructeurs in de praktijk blijken ook te spelen bij de symposium-organisatie. Van Dijkhuizen: ,,Stylos maakt zich druk om dingen als de lay-out van het postpapier en de posters terwijl het U-bouwdispuut de zakelijke kanten als sponsoring regelt. Kortom: wij doen het werk en zij mogen zweven.”

,,

Wereldberoemde constructeurs en architecten komen dinsdag naar Delft om vakgenoten te laten zien dat samenwerking bouwkundige hoogstandjes oplevert. Is er gebrek aan synergy?


1 Bank of China Tower in Hong Kong (van symposium-spreker Leslie E. Robertson)

Een architect is goed in het schetsen van mooie maar vooral onmogelijke ideëen. Een constructeur is goed in het berekenen van betonsterktes en wapeningshoeveelheden, maar heeft geen kaas gegeten van het maken van mooie gebouwen. Hoewel beiden een gemeenschappelijk doel nastreven, komt van echte samenwerking in de praktijk weinig terecht. De architect en de constructeur blijven liever in hun eigen winkeltjes. Het resultaat van deze benadering is de grootste gemene deler van de Nederlandse architectuur: grauw, grijs en saai.

Maar het kan ook anders. Architect en constructeur werken geregeld samen aan een project dat zowel qua vorm als constructie opvallend is, zoals bij de uitbreiding met piramide van het Louvre in Parijs, de torens van het World Trade Centre in New York en het Centre Pompidou, eveneens in Parijs. Voorbeelden te over, helaas vooral in het buitenland.

Architecten en constructeurs die hun sporen hebben verdiend met onder andere deze projecten, spreken dinsdag bij Bouwkunde op het symposium ‘Synergy of Form and Structure’. Zij moeten vakgenoten en studenten ervan overtuigen dat één plus een drie kan zijn: nauwe samenwerking geeft betere resultaten.

Initiatiefnemers van het symposium zijn de Delftse hoogleraren Pi de Bruijn en Jan Vambersky, respectievelijk architect en constructeur. Vambersky: ,,Al heel lang bestaat er een soort kloof tussen de opleidingen bouwkunde en civiele techniek. De architecten en constructeurs die daar worden opgeleid, worden verschillende richtingen ingestuurd. Ik merk het bij collega-hoogleraren. Zij zien architecten vaak als kunstenaars met wie niet te praten valt. Als je dat maar lang genoeg tegen je studenten zegt, gaan die daar ook in geloven. De kiem is dan gezaaid.”
Kloof


2 Puerta de Europa in Madrid (eveneens van Robertson)

Vambersky constateert dat hetzelfde bij Bouwkunde gebeurt: ,,Over civielers wordt wel gezegd: wat ze niet kunnen uit rekenen, bestaat niet voor ze. Dat klopt ook een beetje, net zo goed als het juist is dat architectentaal voor buitenstaanders soms niet te begrijpen is.” Studenten nemen deze vooroordelen mee naar de praktijk. ,,Het samenwerken valt dan opeens tegen. De kloof is te groot. Sommigen komen nooit over die kloof heen. Ze raken gefrustreerd als opdrachtgever en architect oplossingen kiezen die in constructeursogen niet optimaal zijn.”

Toch kunnen architect en constructeur niet zonder elkaar. Vambersky: ,,Je hebt niets aan een gebouw met een fantastische constructie dat niet om aan te zien is. Geen opdrachtgever die zoiets laat bouwen. Omgekeerd ook: mooie gebouwen die omvallen worden niet neergezet. Als architect en constructeur synergy in hun product weten te brengen, krijg je werkelijk bijzondere dingen.”

Beide hoogleraren signaleren een trend in architectuur waarin de constructie een belangrijke rol heeft. De Bruijn: ,,Het tij is gelukkig aan het keren. Schoorvoetend is er bij de verschillende disciplines in het bouwproces belangstelling voor integratie. Met het symposium willen we dit proces bevorderen.” Vambersky: ,,Projecten waarin de architectuur en de constructie op elkaar inspelen hebben een toegevoegde waarde. De Erasmusbrug in Rotterdam is daar een voorbeeld van. Er is een optimum ergens tussen constructie en architectuur. Het ding is niet perfect, dat klopt, maar wat er staat is heel bijzonder.”
Waardering


3 De nog te bouwen 500 meter hoge Grollo Tower in Melbourne (van de hand van spreker Harry Seidler)

Wat vinden constructeurs van hun samenwerking met architecten? Ir. Nijsse, werkzaam bij constructeursbureau ABT: ,,Er is te weinig waardering voor elkaars werk. Architecten staan in projectbrochures vaak groot op de voorkant vermeld, terwijl de constructeur blij mag zijn als hij zijn naam terugvindt boven die van de maquettefotograaf. Synergy is echt nodig. Kijk maar wat er gebeurt als het afwezig is: al die gebouwen langs de snelweg met kinderlijk simpele constructies. Daar is de constructeur niets meer geweest dan de uitwerker van de schetjes van de architect.”

Nijsse vindt dus dat de constructeurs te weinig waardering krijgen, te weinig worden uitgedaagd. Zijn de architecten het daarmee eens? ,,Veel architecten zijn inderdaad nogal arrogant en hebben een broertje dood aan andere disciplines”, zegt ir. J. Huyskens, zelf architect en docent aan de faculteit Bouwkunde. ,,Dat is niet uit onwil. Zo werkt de praktijk nu eenmaal: de architect bedenkt iets en de constructeur maakt het. Dat is wel zuur voor de constructeur, die vooral als noodzakelijk kwaad gezien wordt. Architecten zijn van nature progressief, constructeurs conservatief.”

Volgens De Bruijn, architect van bijvoorbeeld de Tweede Kamer, is er een soort gezapigheid waar te nemen in de bouwcultuur: ,,Het is goedkoper en makkelijker om over te dimensioneren. Betonnen vloeren van anderhalve meter dik kan iedereen maken. Het is moeilijker om het ragfijn te krijgen, op het scherpst van de snede. Eruithalen wat erin zit. Ja, en daarvoor ben je wel afhankelijk van je constructeur.”

De Bruijn vindt dat je er als architect goed op moet letten dat je constructeur nog ‘in leven’ is. De Bruijn: ,,Er zijn er met het hoofd diep in de schoot: ‘Teken maar een vorm en ik stort het wel in beton’. Wat je dan krijgt zijn gebouwen die niet pikant zijn. Als je meer uit je ontwerp wilt halen moet je inspanning leveren. Wat wij met het symposium hopen te bereiken, is dat vakgenoten opgeschud worden. Dat ze zien wat er allemaal wel niet mogelijk is als je je gewoon even kwaad maakt.”
Arena

De trend is dus ingezet, het wordt beter. Maar waar is het dan misgegaan? Waar misten architect en constructeur de synergy? De Bruijn: ,,De Amsterdam Arena is een voorbeeld van een bouwwerk dat vooral vanuit de constructieve kant ontworpen is. Slechte synergie dus. De architectonische inbreng is daar echt stiefkind geweest.”

Sjoerd Soeters, architect van de Arena, is dinsdag niet aanwezig op het symposium. Hij vindt het niet nodig: ,,Een symposium is in mijn ogen een verkapte vorm om een relatienetwerk in stand te houden. Bovendien is dat hele synergy-probleem een bedacht probleem. Kijk, bij negentig procent van alle gebouwen, vooral woningbouw, doet het probleem zich helemaal niet voor. Daar is de constructie gewoon heel traditioneel. Voor de overige tien procent gebouwen is de constructie wèl een factor van betekenis. Het gaat dan om bijvoorbeeld grote hallen en brugconstructies. Daarbij is het nodig dat de constructeur zich creatief inzet. Het is waar dat de meesten dat niet kunnen. Er heerst bij constructeurs een cultuur van conservatisme. Als je iets bijzonders wilt is dat een geweldig probleem. Maar om nou te zeggen dat er een grote kloof gaapt tussen architecten en constructeurs, nee. Volgens mij is het een zuiver academisch probleem.”

Soeters heeft zelf geen problemen met constructeurs: ,,Ik kan prima met ze overweg. Je moet gewoon weten wat wel en wat niet kan. Met de Arena heb ik geen enkel probleem gehad wat dat betreft. Die trappenhuizen aan de buitenkant (essentieel voor de constructie, red.) heb ik in vijf minuten bedacht. Weet je, architect en constructeur moeten het gewoon leuk hebben met elkaar. De rest is geleuter.”
Auke,_NB_KADER

Het symposium ‘Synergy of Form and Structure’ zelf is ook een voorbeeld van samenwerking tussen de twee disciplines. Bouwkunde studievereniging Stylos en het U(tiliteitsbouw)-dispuut van Civiele Techniek tekenen samen voor de organisatie. Vreemd genoeg is dit het eerste samenwerkingsproject tussen de twee studieverenigingen. Martin van Dijkhuizen, vijfdejaars civiele techniek en een van de organisatoren van het symposium: ,,Er is ooit samen een lezing georganiseerd, maar daar is het bij gebleven. Vambersky heeft contact gezocht met De Bruin en samen hebben ze de sprekers voor het symposium benaderd. Vervolgens hebben wij in januari opdracht gekregen contact met Stylos te zoeken en het symposium te organiseren.”

De cultuurverschillen tussen architecten en constructeurs in de praktijk blijken ook te spelen bij de symposium-organisatie. Van Dijkhuizen: ,,Stylos maakt zich druk om dingen als de lay-out van het postpapier en de posters terwijl het U-bouwdispuut de zakelijke kanten als sponsoring regelt. Kortom: wij doen het werk en zij mogen zweven.”

Wereldberoemde constructeurs en architecten komen dinsdag naar Delft om vakgenoten te laten zien dat samenwerking bouwkundige hoogstandjes oplevert. Is er gebrek aan synergy?


1 Bank of China Tower in Hong Kong (van symposium-spreker Leslie E. Robertson)

Een architect is goed in het schetsen van mooie maar vooral onmogelijke ideëen. Een constructeur is goed in het berekenen van betonsterktes en wapeningshoeveelheden, maar heeft geen kaas gegeten van het maken van mooie gebouwen. Hoewel beiden een gemeenschappelijk doel nastreven, komt van echte samenwerking in de praktijk weinig terecht. De architect en de constructeur blijven liever in hun eigen winkeltjes. Het resultaat van deze benadering is de grootste gemene deler van de Nederlandse architectuur: grauw, grijs en saai.

Maar het kan ook anders. Architect en constructeur werken geregeld samen aan een project dat zowel qua vorm als constructie opvallend is, zoals bij de uitbreiding met piramide van het Louvre in Parijs, de torens van het World Trade Centre in New York en het Centre Pompidou, eveneens in Parijs. Voorbeelden te over, helaas vooral in het buitenland.

Architecten en constructeurs die hun sporen hebben verdiend met onder andere deze projecten, spreken dinsdag bij Bouwkunde op het symposium ‘Synergy of Form and Structure’. Zij moeten vakgenoten en studenten ervan overtuigen dat één plus een drie kan zijn: nauwe samenwerking geeft betere resultaten.

Initiatiefnemers van het symposium zijn de Delftse hoogleraren Pi de Bruijn en Jan Vambersky, respectievelijk architect en constructeur. Vambersky: ,,Al heel lang bestaat er een soort kloof tussen de opleidingen bouwkunde en civiele techniek. De architecten en constructeurs die daar worden opgeleid, worden verschillende richtingen ingestuurd. Ik merk het bij collega-hoogleraren. Zij zien architecten vaak als kunstenaars met wie niet te praten valt. Als je dat maar lang genoeg tegen je studenten zegt, gaan die daar ook in geloven. De kiem is dan gezaaid.”
Kloof


2 Puerta de Europa in Madrid (eveneens van Robertson)

Vambersky constateert dat hetzelfde bij Bouwkunde gebeurt: ,,Over civielers wordt wel gezegd: wat ze niet kunnen uit rekenen, bestaat niet voor ze. Dat klopt ook een beetje, net zo goed als het juist is dat architectentaal voor buitenstaanders soms niet te begrijpen is.” Studenten nemen deze vooroordelen mee naar de praktijk. ,,Het samenwerken valt dan opeens tegen. De kloof is te groot. Sommigen komen nooit over die kloof heen. Ze raken gefrustreerd als opdrachtgever en architect oplossingen kiezen die in constructeursogen niet optimaal zijn.”

Toch kunnen architect en constructeur niet zonder elkaar. Vambersky: ,,Je hebt niets aan een gebouw met een fantastische constructie dat niet om aan te zien is. Geen opdrachtgever die zoiets laat bouwen. Omgekeerd ook: mooie gebouwen die omvallen worden niet neergezet. Als architect en constructeur synergy in hun product weten te brengen, krijg je werkelijk bijzondere dingen.”

Beide hoogleraren signaleren een trend in architectuur waarin de constructie een belangrijke rol heeft. De Bruijn: ,,Het tij is gelukkig aan het keren. Schoorvoetend is er bij de verschillende disciplines in het bouwproces belangstelling voor integratie. Met het symposium willen we dit proces bevorderen.” Vambersky: ,,Projecten waarin de architectuur en de constructie op elkaar inspelen hebben een toegevoegde waarde. De Erasmusbrug in Rotterdam is daar een voorbeeld van. Er is een optimum ergens tussen constructie en architectuur. Het ding is niet perfect, dat klopt, maar wat er staat is heel bijzonder.”
Waardering


3 De nog te bouwen 500 meter hoge Grollo Tower in Melbourne (van de hand van spreker Harry Seidler)

Wat vinden constructeurs van hun samenwerking met architecten? Ir. Nijsse, werkzaam bij constructeursbureau ABT: ,,Er is te weinig waardering voor elkaars werk. Architecten staan in projectbrochures vaak groot op de voorkant vermeld, terwijl de constructeur blij mag zijn als hij zijn naam terugvindt boven die van de maquettefotograaf. Synergy is echt nodig. Kijk maar wat er gebeurt als het afwezig is: al die gebouwen langs de snelweg met kinderlijk simpele constructies. Daar is de constructeur niets meer geweest dan de uitwerker van de schetjes van de architect.”

Nijsse vindt dus dat de constructeurs te weinig waardering krijgen, te weinig worden uitgedaagd. Zijn de architecten het daarmee eens? ,,Veel architecten zijn inderdaad nogal arrogant en hebben een broertje dood aan andere disciplines”, zegt ir. J. Huyskens, zelf architect en docent aan de faculteit Bouwkunde. ,,Dat is niet uit onwil. Zo werkt de praktijk nu eenmaal: de architect bedenkt iets en de constructeur maakt het. Dat is wel zuur voor de constructeur, die vooral als noodzakelijk kwaad gezien wordt. Architecten zijn van nature progressief, constructeurs conservatief.”

Volgens De Bruijn, architect van bijvoorbeeld de Tweede Kamer, is er een soort gezapigheid waar te nemen in de bouwcultuur: ,,Het is goedkoper en makkelijker om over te dimensioneren. Betonnen vloeren van anderhalve meter dik kan iedereen maken. Het is moeilijker om het ragfijn te krijgen, op het scherpst van de snede. Eruithalen wat erin zit. Ja, en daarvoor ben je wel afhankelijk van je constructeur.”

De Bruijn vindt dat je er als architect goed op moet letten dat je constructeur nog ‘in leven’ is. De Bruijn: ,,Er zijn er met het hoofd diep in de schoot: ‘Teken maar een vorm en ik stort het wel in beton’. Wat je dan krijgt zijn gebouwen die niet pikant zijn. Als je meer uit je ontwerp wilt halen moet je inspanning leveren. Wat wij met het symposium hopen te bereiken, is dat vakgenoten opgeschud worden. Dat ze zien wat er allemaal wel niet mogelijk is als je je gewoon even kwaad maakt.”
Arena

De trend is dus ingezet, het wordt beter. Maar waar is het dan misgegaan? Waar misten architect en constructeur de synergy? De Bruijn: ,,De Amsterdam Arena is een voorbeeld van een bouwwerk dat vooral vanuit de constructieve kant ontworpen is. Slechte synergie dus. De architectonische inbreng is daar echt stiefkind geweest.”

Sjoerd Soeters, architect van de Arena, is dinsdag niet aanwezig op het symposium. Hij vindt het niet nodig: ,,Een symposium is in mijn ogen een verkapte vorm om een relatienetwerk in stand te houden. Bovendien is dat hele synergy-probleem een bedacht probleem. Kijk, bij negentig procent van alle gebouwen, vooral woningbouw, doet het probleem zich helemaal niet voor. Daar is de constructie gewoon heel traditioneel. Voor de overige tien procent gebouwen is de constructie wèl een factor van betekenis. Het gaat dan om bijvoorbeeld grote hallen en brugconstructies. Daarbij is het nodig dat de constructeur zich creatief inzet. Het is waar dat de meesten dat niet kunnen. Er heerst bij constructeurs een cultuur van conservatisme. Als je iets bijzonders wilt is dat een geweldig probleem. Maar om nou te zeggen dat er een grote kloof gaapt tussen architecten en constructeurs, nee. Volgens mij is het een zuiver academisch probleem.”

Soeters heeft zelf geen problemen met constructeurs: ,,Ik kan prima met ze overweg. Je moet gewoon weten wat wel en wat niet kan. Met de Arena heb ik geen enkel probleem gehad wat dat betreft. Die trappenhuizen aan de buitenkant (essentieel voor de constructie, red.) heb ik in vijf minuten bedacht. Weet je, architect en constructeur moeten het gewoon leuk hebben met elkaar. De rest is geleuter.”
Auke,_NB_KADER

Het symposium ‘Synergy of Form and Structure’ zelf is ook een voorbeeld van samenwerking tussen de twee disciplines. Bouwkunde studievereniging Stylos en het U(tiliteitsbouw)-dispuut van Civiele Techniek tekenen samen voor de organisatie. Vreemd genoeg is dit het eerste samenwerkingsproject tussen de twee studieverenigingen. Martin van Dijkhuizen, vijfdejaars civiele techniek en een van de organisatoren van het symposium: ,,Er is ooit samen een lezing georganiseerd, maar daar is het bij gebleven. Vambersky heeft contact gezocht met De Bruin en samen hebben ze de sprekers voor het symposium benaderd. Vervolgens hebben wij in januari opdracht gekregen contact met Stylos te zoeken en het symposium te organiseren.”

De cultuurverschillen tussen architecten en constructeurs in de praktijk blijken ook te spelen bij de symposium-organisatie. Van Dijkhuizen: ,,Stylos maakt zich druk om dingen als de lay-out van het postpapier en de posters terwijl het U-bouwdispuut de zakelijke kanten als sponsoring regelt. Kortom: wij doen het werk en zij mogen zweven.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.