De architecten Mart Stam, J.J.P. Oud en J. Duiker worden in één adem genoemd met Het Nieuwe Bouwen. Maar J.B. van Loghem, een pionier van deze bouwkundige stroming, dreigde even in het verdomhoekje te raken.
Kunsthistorica dr. R.A. Eggink zet deze architect weer stevig terug in de geschiedschrijving.
De architecten Mart Stam, J.J.P. Oud en J. Duiker worden in één adem genoemd met Het Nieuwe Bouwen. Maar J.B. van Loghem, een pionier van deze bouwkundige stroming, dreigde even in het verdomhoekje te raken. Kunsthistorica dr. R.A. Eggink zet deze architect weer stevig terug in de geschiedschrijving.
Na de Eerste Wereldoorlog vonden veel mensen dat de maatschappij op de schop moest. De harteloze structuren die tot de loopgraven hadden geleid, zouden moeten wijken voor een menselijker bestel. Vooral de socialisten trokken hard aan het maatschappelijk weefsel om de rimpels glad te trekken. En niet zonder succes. Sommige verworvenheden uit die periode, zoals de achturige werkdag, vormen nog steeds de grondslag van cao-onderhandelingen.
Ook socialistisch angehauchte architecten laten zich in het interbellum niet onberoerd. De avant-garde vindt zelfs dat de bouwkunst de nieuwe maatschappij moet weerspiegelen. Ze zijn gefascineerd door de mogelijkheden van de moderne techniek, en experimenteren lustig met nieuwe materialen en productietechnieken. Vooral beton, metaal, glas en elementaire geometrische vormen genieten hun voorkeur.
In de tweede helft van de jaren twintig onstaat zo een internationale beweging die in Nederland als ‘Het Nieuwe Bouwen’ naam maakt. Bekende clubs uit die tijd zijn de architecten van De Stijl, Opbouw en De Acht. Met recht pioniers, want hun ideeën worden pas tijdens de wederopbouw algemeen aanvaard. De zakelijke en heldere ontwerpstijl uit de jaren zestig is nog steeds terug te voeren op de beginselen van Het Nieuwe Bouwen.
Die grote invloed is opvallend, want erg veel hebben de vertegenwoordigers van deze stroming niet gebouwd. ,,De architecten van Het Nieuwe Bouwen waren slechts bij één procent van de totale woningbouw betrokken”, weet dr. R.A. Eggink die dinsdag aan de faculteit Bouwkunde promoveerde. ,,Maar het was een krachtige beweging en men put er nog steeds uit. Ik vind het zelf een fascinerend gegeven dat deze stijl nog steeds als supermodern geldt. En zonder al te romantisch te doen: uit die tijd komen veel grondslagen die nu nog van belang zijn voor het leven van alledag.”
Klad
Voor haar promotieonderzoek bracht Eggink het oeuvre van architect J.B. Van Loghem (1881-1940) in kaart. Een van de pioniers van Het Nieuwe Bouwen maar bij het grote publiek vrijwel onbekend. ,,Vakbroeders zijn zeer lovend over Van Loghem maar hij blijft toch een beetje een artists’ artist.” Verder was nostalgie was een belangrijke drijfveer, bekent ze. ,,Ik ben zelf geboren in het huis van Van Loghem en had altijd het idee dat ik daar nog iets mee moest doen.”
Om een beeld van het leven en werk van de architect te krijgen lijkt archiefonderzoek de meest voor de hand liggende stap. Maar Eggink stuitte al snel op een probleem: er is geen archief. ,,Na zijn dood is het bureau-archief opgeruimd, en inde loop der jaren verdween een hoop materiaal spoorloos. Er is dus nooit een officieel archief van Van Loghem geweest. Dat heb ik dus maar zelf aangelegd.”
Eggink reisde tijdens haar onderzoek van hot naar her om informatie over Van Loghem boven tafel te krijgen. Behalve instellingen als het Nederlands Architectuur Instituut, bezocht ze ook bewoners van zijn huizen, nog levende opdrachtgevers en familie. Dat leverde bergen fotomateriaal en documenten op, die vooral het beeld oproepen van een bevlogen workaholic.
Het grootste deel van het onderzoek is evenwel gewijd aan de periode die Van Loghem in Siberië doorbracht. In 1926 reisde hij af naar Kemerovo en stampte daar in twee jaar een kleine mijnstad uit de grond. Eggink bezocht dat onherbergzame oord vier maal om dit onbekende deel van zijn carrière uit te pluizen. ,,Niemand had nog onderzoek gedaan naar zijn Russische periode, want die stad was tien jaar geleden nog niet toegankelijk voor westerlingen”, verklaart ze. ,,Daarbij hebben critici altijd beweerd dat hij er maar weinig voor elkaar heeft gekregen. Maar Van Loghem heeft in Kemerovo wel degelijk veel gebouwd, een stuk of duizend woningen.”
De architect vertrok ook naar Siberië omdat hij in Nederland zijn ei niet kwijt kon. Eggink: ,,Hij kreeg veel opdrachten van particulieren maar wilde het liefste verder in de sociale woningbouw. Daar kwam echter de klad in, omdat de bouwprijzen hier na de Eerste Wereldoorlog verdrievoudigden. Van Loghem werd daardoor veel te duur aangezien hij als ambachtsman kwaliteit voorop stelde. In die zin was hij uiterst compromisloos.”
In Kemerovo kon hij zijn perfectionisme wel ongehinderd botvieren. ,,Van Loghem introduceerde daar de baksteenbouw terwijl houtbouw de norm was”, vertelt Eggink. ,,Verder paste hij de Hollandse spouwmuur aan voor de extreme klimatologische omstandigheden, en loste hij isolatie- en andere warmte-technische problemen op.”
Bolsjewiek
Maar tegen het politieke klimaat in Rusland was geen spouwmuur opgewassen, en Van Loghem zag zich uiteindelijk genoodzaakt naar Nederland terug te keren. ,,Hij was een idealist maar hij was niet gek. Hij zag wat er gebeurde, de bureaucratie, de verklikkerijen en voelde zich daardoor gefnuikt”, aldus Eggink. Van Loghem zelf stak zijn teleurstelling over de verwording van de revolutie niet onder stoelen of banken. ,,Wat is dit apparaat geworden?”, klaagt hij. ,,Eenzelfde geweldsinstituut onder de schoonen naam van proletarische militie of Roode Leger is als alle andere legers, het verdedigt niet alleen de vrijheid van den staat tegenover andere staten, maar kluistert mede de vrije geest van eigen land en doordringt het van een slaafsche gehoorzaamheid.”
Maar ondanks deze vroege en oprechte bekering komt Van Loghem in Nederland niet meer echt aan de bak. ,,Met die Russische periode had hij zijn carrière weggegooid”, licht Eggink toe. ,,Hij was voor altijd gebrandmerkt als bolsjewiek.”
Blijft de vraag: was Van Loghem wel zo’n goede architect? Na de vele huisbezoeken kan Eggink dit zonder meer bevestigen. ,,Ik vond ons eigen huis bijzonder, maar je gaat je later tochafvragen of dat geen jeugdsentiment is. Maar dat gevoel heeft een reden: de doordachtheid. Het ziet er allemaal heel simpel uit, maar dat is een uitgangspunt: hij bouwde voor de bewoner, en richtte geen monumenten voor zichzelf op. Het aardige van Van Loghem is dat hij die ijdelheid niet kende. Zijn kunstenaarschap was onnadrukkelijk.”
Alle analyses ten spijt geeft Van Loghem niet al zijn geheimen prijs. De manier waarop hij de maten en verhoudingen van zijn ontwerpen bepaalde is niet in een schema te vangen. ,,Dat hangt van zoveel factoren in de omgeving af. Hij paste wel bepaalde proporties toe maar die zijn steeds gerelateerd aan de plattegrond, het terrein en soms zelfs de richting van de zon. Je kunt dus geen recept van zijn werkwijze maken. Van Loghem heeft bijvoorbeeld ook tachtig transformatorhuisjes ontworpen en daar is er niet één van hetzelfde.” Eggink vindt dit echter niet teleurstellend. ,,Van Loghem was er de man niet naar om zich vast te leggen in schema’s.”
Met haar onderzoek hoopt ze ook bij te dragen aan een herwaardering voor de intogen ontwerpen van Het Nieuwe Bouwen. Eggink: ,,Mijn boodschap is: kijk ook eens naar architectuur die niet zo opvallend is. De laatste tijd lijkt het wel of originaliteit de enige voorwaarde is voor goede architectuur. Ik bestrijd dat uitgangspunt.” Ter ondersteuning van haar onderzoek is nog de hele week een tentoonstelling over Van Loghem te zien in de Aula.
De architecten Mart Stam, J.J.P. Oud en J. Duiker worden in één adem genoemd met Het Nieuwe Bouwen. Maar J.B. van Loghem, een pionier van deze bouwkundige stroming, dreigde even in het verdomhoekje te raken. Kunsthistorica dr. R.A. Eggink zet deze architect weer stevig terug in de geschiedschrijving.
Na de Eerste Wereldoorlog vonden veel mensen dat de maatschappij op de schop moest. De harteloze structuren die tot de loopgraven hadden geleid, zouden moeten wijken voor een menselijker bestel. Vooral de socialisten trokken hard aan het maatschappelijk weefsel om de rimpels glad te trekken. En niet zonder succes. Sommige verworvenheden uit die periode, zoals de achturige werkdag, vormen nog steeds de grondslag van cao-onderhandelingen.
Ook socialistisch angehauchte architecten laten zich in het interbellum niet onberoerd. De avant-garde vindt zelfs dat de bouwkunst de nieuwe maatschappij moet weerspiegelen. Ze zijn gefascineerd door de mogelijkheden van de moderne techniek, en experimenteren lustig met nieuwe materialen en productietechnieken. Vooral beton, metaal, glas en elementaire geometrische vormen genieten hun voorkeur.
In de tweede helft van de jaren twintig onstaat zo een internationale beweging die in Nederland als ‘Het Nieuwe Bouwen’ naam maakt. Bekende clubs uit die tijd zijn de architecten van De Stijl, Opbouw en De Acht. Met recht pioniers, want hun ideeën worden pas tijdens de wederopbouw algemeen aanvaard. De zakelijke en heldere ontwerpstijl uit de jaren zestig is nog steeds terug te voeren op de beginselen van Het Nieuwe Bouwen.
Die grote invloed is opvallend, want erg veel hebben de vertegenwoordigers van deze stroming niet gebouwd. ,,De architecten van Het Nieuwe Bouwen waren slechts bij één procent van de totale woningbouw betrokken”, weet dr. R.A. Eggink die dinsdag aan de faculteit Bouwkunde promoveerde. ,,Maar het was een krachtige beweging en men put er nog steeds uit. Ik vind het zelf een fascinerend gegeven dat deze stijl nog steeds als supermodern geldt. En zonder al te romantisch te doen: uit die tijd komen veel grondslagen die nu nog van belang zijn voor het leven van alledag.”
Klad
Voor haar promotieonderzoek bracht Eggink het oeuvre van architect J.B. Van Loghem (1881-1940) in kaart. Een van de pioniers van Het Nieuwe Bouwen maar bij het grote publiek vrijwel onbekend. ,,Vakbroeders zijn zeer lovend over Van Loghem maar hij blijft toch een beetje een artists’ artist.” Verder was nostalgie was een belangrijke drijfveer, bekent ze. ,,Ik ben zelf geboren in het huis van Van Loghem en had altijd het idee dat ik daar nog iets mee moest doen.”
Om een beeld van het leven en werk van de architect te krijgen lijkt archiefonderzoek de meest voor de hand liggende stap. Maar Eggink stuitte al snel op een probleem: er is geen archief. ,,Na zijn dood is het bureau-archief opgeruimd, en inde loop der jaren verdween een hoop materiaal spoorloos. Er is dus nooit een officieel archief van Van Loghem geweest. Dat heb ik dus maar zelf aangelegd.”
Eggink reisde tijdens haar onderzoek van hot naar her om informatie over Van Loghem boven tafel te krijgen. Behalve instellingen als het Nederlands Architectuur Instituut, bezocht ze ook bewoners van zijn huizen, nog levende opdrachtgevers en familie. Dat leverde bergen fotomateriaal en documenten op, die vooral het beeld oproepen van een bevlogen workaholic.
Het grootste deel van het onderzoek is evenwel gewijd aan de periode die Van Loghem in Siberië doorbracht. In 1926 reisde hij af naar Kemerovo en stampte daar in twee jaar een kleine mijnstad uit de grond. Eggink bezocht dat onherbergzame oord vier maal om dit onbekende deel van zijn carrière uit te pluizen. ,,Niemand had nog onderzoek gedaan naar zijn Russische periode, want die stad was tien jaar geleden nog niet toegankelijk voor westerlingen”, verklaart ze. ,,Daarbij hebben critici altijd beweerd dat hij er maar weinig voor elkaar heeft gekregen. Maar Van Loghem heeft in Kemerovo wel degelijk veel gebouwd, een stuk of duizend woningen.”
De architect vertrok ook naar Siberië omdat hij in Nederland zijn ei niet kwijt kon. Eggink: ,,Hij kreeg veel opdrachten van particulieren maar wilde het liefste verder in de sociale woningbouw. Daar kwam echter de klad in, omdat de bouwprijzen hier na de Eerste Wereldoorlog verdrievoudigden. Van Loghem werd daardoor veel te duur aangezien hij als ambachtsman kwaliteit voorop stelde. In die zin was hij uiterst compromisloos.”
In Kemerovo kon hij zijn perfectionisme wel ongehinderd botvieren. ,,Van Loghem introduceerde daar de baksteenbouw terwijl houtbouw de norm was”, vertelt Eggink. ,,Verder paste hij de Hollandse spouwmuur aan voor de extreme klimatologische omstandigheden, en loste hij isolatie- en andere warmte-technische problemen op.”
Bolsjewiek
Maar tegen het politieke klimaat in Rusland was geen spouwmuur opgewassen, en Van Loghem zag zich uiteindelijk genoodzaakt naar Nederland terug te keren. ,,Hij was een idealist maar hij was niet gek. Hij zag wat er gebeurde, de bureaucratie, de verklikkerijen en voelde zich daardoor gefnuikt”, aldus Eggink. Van Loghem zelf stak zijn teleurstelling over de verwording van de revolutie niet onder stoelen of banken. ,,Wat is dit apparaat geworden?”, klaagt hij. ,,Eenzelfde geweldsinstituut onder de schoonen naam van proletarische militie of Roode Leger is als alle andere legers, het verdedigt niet alleen de vrijheid van den staat tegenover andere staten, maar kluistert mede de vrije geest van eigen land en doordringt het van een slaafsche gehoorzaamheid.”
Maar ondanks deze vroege en oprechte bekering komt Van Loghem in Nederland niet meer echt aan de bak. ,,Met die Russische periode had hij zijn carrière weggegooid”, licht Eggink toe. ,,Hij was voor altijd gebrandmerkt als bolsjewiek.”
Blijft de vraag: was Van Loghem wel zo’n goede architect? Na de vele huisbezoeken kan Eggink dit zonder meer bevestigen. ,,Ik vond ons eigen huis bijzonder, maar je gaat je later tochafvragen of dat geen jeugdsentiment is. Maar dat gevoel heeft een reden: de doordachtheid. Het ziet er allemaal heel simpel uit, maar dat is een uitgangspunt: hij bouwde voor de bewoner, en richtte geen monumenten voor zichzelf op. Het aardige van Van Loghem is dat hij die ijdelheid niet kende. Zijn kunstenaarschap was onnadrukkelijk.”
Alle analyses ten spijt geeft Van Loghem niet al zijn geheimen prijs. De manier waarop hij de maten en verhoudingen van zijn ontwerpen bepaalde is niet in een schema te vangen. ,,Dat hangt van zoveel factoren in de omgeving af. Hij paste wel bepaalde proporties toe maar die zijn steeds gerelateerd aan de plattegrond, het terrein en soms zelfs de richting van de zon. Je kunt dus geen recept van zijn werkwijze maken. Van Loghem heeft bijvoorbeeld ook tachtig transformatorhuisjes ontworpen en daar is er niet één van hetzelfde.” Eggink vindt dit echter niet teleurstellend. ,,Van Loghem was er de man niet naar om zich vast te leggen in schema’s.”
Met haar onderzoek hoopt ze ook bij te dragen aan een herwaardering voor de intogen ontwerpen van Het Nieuwe Bouwen. Eggink: ,,Mijn boodschap is: kijk ook eens naar architectuur die niet zo opvallend is. De laatste tijd lijkt het wel of originaliteit de enige voorwaarde is voor goede architectuur. Ik bestrijd dat uitgangspunt.” Ter ondersteuning van haar onderzoek is nog de hele week een tentoonstelling over Van Loghem te zien in de Aula.
Comments are closed.