De gezamenlijke lerarenopleiding van de drie TU’s gaat in september van start. De organisatie en coördinatie van deze zogenaamde Tulo (Technische Universitaire Leraren Opleiding) is in Delft in handen van de sectie didactiek en onderwijsontwikkeling (Dido) van WTM.
De bestuurlijke verantwoordelijkheid berust bij een door het college ingestelde commissie.
Het verschijnsel lerarenopleiding is niet nieuw aan de TU. Er bestond al een samenwerking op dit gebied met de universiteit van Leiden. ,,Maar dat is goed misgelopen”, zegt prof.dr. W.M.G. Jochems, decaan van de faculteit WTM en hoofd van de sectie Dido. ,,Die samenwerking is in 1995 dan ook beëindigd. De colleges van bestuur van de TU’s van Twente, Eindhoven en Delft kwamen toen met het idee om gezamenlijk verder te gaan met een lerarenopleiding. Het moest één opleiding worden, verspreid over drie locaties maar met een gemeenschappelijk programma. Ook de werving zou gezamenlijk kunnen.”
De drie TU’s hopen door middel van deze samenwerking de belangstelling voor techniek onder vwo-leerlingen te stimuleren. Dat moet ten goede aan de aanmeldingscijfers voor de technische universiteiten. ,,Maar dat is niet het enige”, meent Jochems. ,,De nieuwe wis-, natuur- en scheikundedocenten die we in de toekomst gaan opleiden zijn goed op de hoogte van de jongste technologische ontwikkelingen binnen hun vakgebied. En omgekeerd houdt de TU door de versterking van dit netwerk ook beter voeling met het voortgezet onderwijs. Dat maakt bijvoorbeeld uitwisseling gemakkelijker; docenten die nascholing krijgen in Delft en leerlingen die uitgenodigd worden om proefcolleges of practica bij te wonen.”
Dop
Meer van de huidige TU-studenten moeten dus straks voor de klas staan. Maar niet elke student is een docent in de dop. Jochems erkent dat: ,,Je moet er wel het type voor zijn, en communicatief ingesteld. Maar dat geldt denk ik niet alleen voor techniekdocenten. Studenten moeten geïnteresseerd zijn in onderwijs, houden van de bruisende, actieve sfeer van jonge mensen. Het beeld van het onderwijs zoals wij dat vroeger kregen gaat natuurlijk al lang niet meer op. Onderwijs op het vwo is veel minder eenzijdig, veel openener en interactiever geworden.”
Jochems wil dat meer studenten eens kunnen ‘proeven’ van het lerarenbestaan. Daarom moet er in de eerste fase, dus in het reguliere programma van de student, een oriëntatievak voor de lerarenopleiding komen. Tegen beloning van studiepunten kan de student dan de proef op de som nemen en kijken of het onderwijs iets voor hem is.
Om de lerarenopleiding aantrekkelijk te maken zal het programma compacter worden gemaakt. Het gedeelte in de tweede fase wordt teruggebracht van een heel naar een half jaar, maarblijft opleiden tot eerstegraads leraar. In die zes maanden leert de student onder meer een lessenserie opzetten, leert hij toetsen ontwikkelen en vaardigheden om goed met leerlingen te communiceren. Maar het gaat verder; de student wordt ook geschoold op gebieden als ontwikkelingspsychologie. Deze menselijke insteek kan voor techniekstudenten wel eens onbekend, maar ook uitdagend en verfrissend zijn.
Jochems: ,,De toekomstige docenten kunnen techniek in het vwo aantrekkelijker maken en een beter imago bezorgen. Wis-, natuur- en scheikunde zou veel leuker en wat minder theoretisch benaderd moeten worden. Praktische uitbeelding van die vakgebieden door het gebruik van voorbeelden geven de leerlingen een adequaat en realistisch beeld van techniek en techniekstudies.”
Loket
De Tulo krijgt een proeftijd van vier jaar. Jaarlijks ondersteunt de TU dit met vier ton. In de samenwerking financiert elke TU afzonderlijk haar eigen deel van de lerarenopleiding. Inkomsten worden verkregen uit nascholingscursussen voor docenten en vergoedingen van het ministerie voor afgeleverde docenten. De Tulo huurt docenten van de faculteiten om les te geven. In september wordt gestart met een bezetting van ongeveer twee fte’s, waarvan tweederde zal bestaan uit vakdidactisch onderwijs. In april is het informatiemateriaal en een programma voor het komende jaar klaar.
Bezoekers van de TU zullen de Tulo in de toekomst niet herkennen aan een eigen gebouw; de opleiding krijgt een plaats in de nieuwbouw van het cluster van Technische Bestuurskunde en WTM. Jochems: ,,De lerarenopleiding is DIOC-achtig van opzet. Er wordt gebruik gemaakt van kennis van docenten uit diverse faculteiten. Dido verzorgt de secretariële en administratieve ondersteuning en fungeert tevens als informatie- en aanspreekpunt. Daarmee is de nieuwe Tulo dus veel meer dan een postbus, op z’n minst een loket. Bovendien wordt meer dan voorheen aandacht gegeven aan samenwerking en afstemming tussen opleiders.”
(L.d.V.)
De gezamenlijke lerarenopleiding van de drie TU’s gaat in september van start. De organisatie en coördinatie van deze zogenaamde Tulo (Technische Universitaire Leraren Opleiding) is in Delft in handen van de sectie didactiek en onderwijsontwikkeling (Dido) van WTM. De bestuurlijke verantwoordelijkheid berust bij een door het college ingestelde commissie.
Het verschijnsel lerarenopleiding is niet nieuw aan de TU. Er bestond al een samenwerking op dit gebied met de universiteit van Leiden. ,,Maar dat is goed misgelopen”, zegt prof.dr. W.M.G. Jochems, decaan van de faculteit WTM en hoofd van de sectie Dido. ,,Die samenwerking is in 1995 dan ook beëindigd. De colleges van bestuur van de TU’s van Twente, Eindhoven en Delft kwamen toen met het idee om gezamenlijk verder te gaan met een lerarenopleiding. Het moest één opleiding worden, verspreid over drie locaties maar met een gemeenschappelijk programma. Ook de werving zou gezamenlijk kunnen.”
De drie TU’s hopen door middel van deze samenwerking de belangstelling voor techniek onder vwo-leerlingen te stimuleren. Dat moet ten goede aan de aanmeldingscijfers voor de technische universiteiten. ,,Maar dat is niet het enige”, meent Jochems. ,,De nieuwe wis-, natuur- en scheikundedocenten die we in de toekomst gaan opleiden zijn goed op de hoogte van de jongste technologische ontwikkelingen binnen hun vakgebied. En omgekeerd houdt de TU door de versterking van dit netwerk ook beter voeling met het voortgezet onderwijs. Dat maakt bijvoorbeeld uitwisseling gemakkelijker; docenten die nascholing krijgen in Delft en leerlingen die uitgenodigd worden om proefcolleges of practica bij te wonen.”
Dop
Meer van de huidige TU-studenten moeten dus straks voor de klas staan. Maar niet elke student is een docent in de dop. Jochems erkent dat: ,,Je moet er wel het type voor zijn, en communicatief ingesteld. Maar dat geldt denk ik niet alleen voor techniekdocenten. Studenten moeten geïnteresseerd zijn in onderwijs, houden van de bruisende, actieve sfeer van jonge mensen. Het beeld van het onderwijs zoals wij dat vroeger kregen gaat natuurlijk al lang niet meer op. Onderwijs op het vwo is veel minder eenzijdig, veel openener en interactiever geworden.”
Jochems wil dat meer studenten eens kunnen ‘proeven’ van het lerarenbestaan. Daarom moet er in de eerste fase, dus in het reguliere programma van de student, een oriëntatievak voor de lerarenopleiding komen. Tegen beloning van studiepunten kan de student dan de proef op de som nemen en kijken of het onderwijs iets voor hem is.
Om de lerarenopleiding aantrekkelijk te maken zal het programma compacter worden gemaakt. Het gedeelte in de tweede fase wordt teruggebracht van een heel naar een half jaar, maarblijft opleiden tot eerstegraads leraar. In die zes maanden leert de student onder meer een lessenserie opzetten, leert hij toetsen ontwikkelen en vaardigheden om goed met leerlingen te communiceren. Maar het gaat verder; de student wordt ook geschoold op gebieden als ontwikkelingspsychologie. Deze menselijke insteek kan voor techniekstudenten wel eens onbekend, maar ook uitdagend en verfrissend zijn.
Jochems: ,,De toekomstige docenten kunnen techniek in het vwo aantrekkelijker maken en een beter imago bezorgen. Wis-, natuur- en scheikunde zou veel leuker en wat minder theoretisch benaderd moeten worden. Praktische uitbeelding van die vakgebieden door het gebruik van voorbeelden geven de leerlingen een adequaat en realistisch beeld van techniek en techniekstudies.”
Loket
De Tulo krijgt een proeftijd van vier jaar. Jaarlijks ondersteunt de TU dit met vier ton. In de samenwerking financiert elke TU afzonderlijk haar eigen deel van de lerarenopleiding. Inkomsten worden verkregen uit nascholingscursussen voor docenten en vergoedingen van het ministerie voor afgeleverde docenten. De Tulo huurt docenten van de faculteiten om les te geven. In september wordt gestart met een bezetting van ongeveer twee fte’s, waarvan tweederde zal bestaan uit vakdidactisch onderwijs. In april is het informatiemateriaal en een programma voor het komende jaar klaar.
Bezoekers van de TU zullen de Tulo in de toekomst niet herkennen aan een eigen gebouw; de opleiding krijgt een plaats in de nieuwbouw van het cluster van Technische Bestuurskunde en WTM. Jochems: ,,De lerarenopleiding is DIOC-achtig van opzet. Er wordt gebruik gemaakt van kennis van docenten uit diverse faculteiten. Dido verzorgt de secretariële en administratieve ondersteuning en fungeert tevens als informatie- en aanspreekpunt. Daarmee is de nieuwe Tulo dus veel meer dan een postbus, op z’n minst een loket. Bovendien wordt meer dan voorheen aandacht gegeven aan samenwerking en afstemming tussen opleiders.”
(L.d.V.)

Comments are closed.