In de Studium Generale-reeks ‘Denken aan emoties’ hield dr. Jeffrey H. Goldstein vorige week in het Cultureel Centrum de lezing ‘Is lachen gezond? De psychologie van de humor’.
Goldstein is verbonden aan de vakgroep sociale en organisatiepsychologie van de Rijksuniversiteit Utrecht. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.
,,Ik geef deze lezing om aan te tonen dat geen onderwerp zo gek is of het laat zich wel door academici bestuderen. Laten we beginnen met een cartoon, waarop staat dat 17 procent van alle auto-ongevallen wordt veroorzaakt door automobilisten die onder invloed zijn. Dit betekent dat 83 procent van de ongelukken wordt veroorzaakt door nuchtere chauffeurs. Haal deze nuchtere mensen van de weg en de verkeersveiligheid wordt met vierhonderd procent verhoogd.
Hoewel het aannemelijk klinkt, is hier sprake van een logische inconsistentie. Veel humor heeft te maken met zo’n omkering van de logica. Om te begrijpen wat er verkeerd aan is, moet je erover nadenken. Wanneer je de verrassende wending meekrijgt, resulteert dat soms in lachen. Aan deze cartoon zit ook een ander aspect. Het is een agressieve grap. Het steekt niet alleen de draak met de logica, maar ook met bepaalde automobilisten en mensen die het altijd hebben over hoe je de verkeersveiligheid kunt verhogen.
In humor wordt vaak iemand belachelijk gemaakt. Charles Gruner beweert in het recent verschenen ‘The Game of Humour’ (1997) zelfs dat álle humor een slachtoffer en een vorm van agressie bevat. Daar ben ik het niet mee eens. Om te illustreren dat niet alle humor agressief is, vertel ik u een mop. Twee geiten staan op een vuilnisbelt. De ene geit vreet een stukje film op. Vraagt de andere geit: ,,Wat vind je van de film?” Zegt de eerste: ,,Geef mij maar het boek.” Ik weet niet wie hier het slachtoffer is. Misschien dat het mensen belachelijk maakt die zoiets zeggen om te laten zien dat ze zowel het boek als de film kennen, maar dat is een lange omweg om te bewijzen dat deze grap agressief is.
Eén van de oudste theorieën over humor is afkomstig van Aristoteles. Volgens hem lachen we om de gebreken, de zwakheden en de fouten van anderen, mits ze geen pijn veroorzaken. Het klassieke voorbeeld is wanneer iemand over een bananenschil uitglijdt. Veel mensen beweren dat dit grappig is. Ik moet zeggen dat dit daadwerkelijk is onderzocht. Men observeerde hoe mensen onder verschillende omstandigheden uitgleden over een bananenschil. Het bleek dat niemand er om lachte, dus wellicht dat deze bron van humor niet langer standhoudt.
Bedelaar
De theorie van Aristoteles doet dat wel. Een variatie op deze antieke theorie vinden we terug in een passage ‘Leviathan’ (1651) van Thomas Hobbes. Bijna alle belangrijke filosofen, psychologen en psychiaters hebben over humor of lachen geschreven. Vaak gaven ze het snel op. Voor de meesten was het geen manier om carrière te maken. Toch hebben velen het geprobeerd. ,,Lachen heeft een heilzame invloed op de gezondheid”, schreef Immanuel Kant in ‘Kritik der reinen Vernunft’ (1781). Hij heeft het ook over wat ons doet lachen, namelijk dingen die niet bij elkaar lijken te passen, die naast of tegenover elkaar worden geplaatst.
Anders dan Aristoteles, Hobbes of Kant moeten moderne psychologen een meer wetenschappelijke, falsifieerbare toon aanslaan. De Zwitserse communicatie-onderzoeker D. Zillmann was één van de eersten die dat in de jaren zeventig en tachtig op het gebied van de humor deed. Volgens hem zijn het niet alleen foutenen ongelukken van anderen die ons laten lachen, maar hangt het ervan af wie het slachtoffer is en wat ons gevoel en onze attitude jegens hem of haar is. Als iemand iets lelijks overkomt die we niet mogen, is dat grappig. Als iemand iets lelijks overkomt die we graag mogen, is dat niet zo grappig.
Natuurlijk schreef ook Freud over humor, onder andere in ‘Der Witz und seine Beziehung zum Unbewußten’ (1905). Er staan ongeveer honderd moppen in dit boek. Deze hoorde Freud in het Wenen van rond de eeuwwisseling. Iedereen kent ze, ongeacht hoe oud u bent. Veel moppen zijn namelijk al eeuwen in omloop en duiken telkens in frisse vorm weer op. Sommige komieken beweren zelfs dat er maar zeven moppen bestaan en dat alle andere variaties op deze zijn. Zover ga ik niet. Er is één die ik erg leuk vind. Het is een mop over een bedelaar die op een ridder met een schimmel afstapt en zegt: ,,Ik bied u een stuiver voor uw paard.” Zegt de ridder: ,,Een stuiver voor dit fantastische paard? Ben je gek?” Zegt de bedelaar: ,,Nee, ik hoopte dat u het bent.”
Het interessante aan deze mop is dat we verwachten dat de bedelaar inferieur is aan de ridder op het witte paard en dat de ridder slimmer is dan de bedelaar. Uiteindelijk blijkt echter dat de bedelaar het laatste woord heeft. Het is ook de bedelaar die het ensceneert. Het omdraaien van de rollen, met name als iemand van lage status een persoon van hogere status voor gek zet, komt in moppen vaak voor.
Van de theorie dat we lachen als iemand van hogere status belachelijk wordt gemaakt, bestaat een moderne interpretatie. Biologisch georiënteerde psychologen neigen ertoe om te denken dat alle gedrag is gericht op het krijgen van levensvatbare nakomelingen, zodat het DNA blijft voortbestaan. Als we deze evolutionaire theorie toepassen op de mop van de bedelaar en de ridder, dan is de conclusie dat het statusverschil tussen beiden is afgenomen. De ridder is niet zo slim als we dachten en de bedelaar niet zo dom. Als u zich een aantal vrouwen voorstelt die naar deze scène zou luisteren of kijken, dan stijgen de kansen van de bedelaar dat hij een vriendin en nakomelingen krijgt.
IJswater
Lachen heeft meerdere fysiologische effecten. De hartslag, de bloeddruk, de ademfrequentie en de bloedcirculatie worden verhoogd. Het immuunsysteem wordt gestimuleerd, zodat we na het lachen meer weerstand bezitten tegen ziektes. We kunnen na het lachen ook meer pijn verdragen. Weerstand tegen pijn meten we bijvoorbeeld door mensen te vragen hun hand in ijswater te steken, net zo lang ze kunnen volhouden. Na het lachen om een comedyfilm konden mensen hun hand langer in ijswater houden, dan mensen die naar non-comedyfilms hadden gekeken. Er is gespeculeerd dat lachen leidt tot een verhoging van endorfine in de bloedbaan. Endorfine wordt door het lichaam aangemaakt en heeft dezelfde effecten als morfine. Het vermindert pijn en geeft een euforisch gevoel. Aangezien het erg moeilijk is om dit experimenteel te onderzoeken, ontbreekt vooralsnog het bewijs hiervoor.
Bij deze effecten komt het er nadrukkelijk niet op aan of u een actief gevoel van humor hebt, maar het gaat om het lachen zelf. Het is dus belangrijk dat we ons omringen met mensen die ons kunnen laten lachen. Iemand vroeg me eens of ik van zeilen hield. ,,Ik ben dol op zeilen”, antwoordde ik. Daarop vroeg hij of ik een zeilboot had. ,,Nee”, zei ik, ,,zelfs beter. Ik heb vrienden met zeilboten.” Hetzelfde kan worden gezegd over humor.
Er zit ook schaduwkanten aan humor. Het is niet zo dat u maar hoeft te lachen en u wordt weer gezond. Lachen kan ook een symptoom zijn van woede, seksisme, racisme, antisemitisme of van bepaalde ziekten, zoals acute alcoholvergiftiging, de ziekte van Alzheimer en bepaalde vormen van epilepsie. In deze laatstegevallen gaat het lachen niet gepaard met positieve emotionele gevoelens. Het is slechts hol gelach. Het is veelal niet passend bij de situatie.
Humor kan ook worden misbruikt. Om een voorbeeld te geven. De directeur van een bedrijf heeft besloten meer humor op de werkvloer in te zetten. In tijden dat het personeelsbestand wordt gereduceerd is dat belangrijk, omdat humor volgens experts spanningen vermindert. De directeur klopt daarom op de deur van een werknemer. ,,Wie is daar?”, vraagt de werknemer. Zegt de baas: ,,U niet meer.”
Ofschoon Freud bijna vijfentwintig jaar nadat hij zijn boek over moppen schreef, eraan toevoegde dat humor ook verlichtend kan werken in moeilijke omstandigheden, denken velen met hem dat grappen maken en lachen vooral symptomen zijn van onderdrukte agressieve en seksuele driften. Dat deze evenals de inhoud van dromen, waarop Freud zijn theorie over de humor baseerde, symbolische middelen zijn om je agressie of seksuele voorkeur jegens iemand te uiten. Uit onderzoek blijkt inderdaad dat verreweg de meeste humor agressief of seksueel is. Wat Freud beweerde is dus waar, al is het misschien om een andere reden. Telkens als ik om de zoveel tijd Freud wil weggooien, realiseer ik me dat het daarvoor wellicht toch te vroeg is.”
Bewerking: Mannus van der Laan
,,Ik geef deze lezing om aan te tonen dat geen onderwerp zo gek is of het laat zich wel door academici bestuderen. Laten we beginnen met een cartoon, waarop staat dat 17 procent van alle auto-ongevallen wordt veroorzaakt door automobilisten die onder invloed zijn. Dit betekent dat 83 procent van de ongelukken wordt veroorzaakt door nuchtere chauffeurs. Haal deze nuchtere mensen van de weg en de verkeersveiligheid wordt met vierhonderd procent verhoogd.
Hoewel het aannemelijk klinkt, is hier sprake van een logische inconsistentie. Veel humor heeft te maken met zo’n omkering van de logica. Om te begrijpen wat er verkeerd aan is, moet je erover nadenken. Wanneer je de verrassende wending meekrijgt, resulteert dat soms in lachen. Aan deze cartoon zit ook een ander aspect. Het is een agressieve grap. Het steekt niet alleen de draak met de logica, maar ook met bepaalde automobilisten en mensen die het altijd hebben over hoe je de verkeersveiligheid kunt verhogen.
In humor wordt vaak iemand belachelijk gemaakt. Charles Gruner beweert in het recent verschenen ‘The Game of Humour’ (1997) zelfs dat álle humor een slachtoffer en een vorm van agressie bevat. Daar ben ik het niet mee eens. Om te illustreren dat niet alle humor agressief is, vertel ik u een mop. Twee geiten staan op een vuilnisbelt. De ene geit vreet een stukje film op. Vraagt de andere geit: ,,Wat vind je van de film?” Zegt de eerste: ,,Geef mij maar het boek.” Ik weet niet wie hier het slachtoffer is. Misschien dat het mensen belachelijk maakt die zoiets zeggen om te laten zien dat ze zowel het boek als de film kennen, maar dat is een lange omweg om te bewijzen dat deze grap agressief is.
Eén van de oudste theorieën over humor is afkomstig van Aristoteles. Volgens hem lachen we om de gebreken, de zwakheden en de fouten van anderen, mits ze geen pijn veroorzaken. Het klassieke voorbeeld is wanneer iemand over een bananenschil uitglijdt. Veel mensen beweren dat dit grappig is. Ik moet zeggen dat dit daadwerkelijk is onderzocht. Men observeerde hoe mensen onder verschillende omstandigheden uitgleden over een bananenschil. Het bleek dat niemand er om lachte, dus wellicht dat deze bron van humor niet langer standhoudt.
Bedelaar
De theorie van Aristoteles doet dat wel. Een variatie op deze antieke theorie vinden we terug in een passage ‘Leviathan’ (1651) van Thomas Hobbes. Bijna alle belangrijke filosofen, psychologen en psychiaters hebben over humor of lachen geschreven. Vaak gaven ze het snel op. Voor de meesten was het geen manier om carrière te maken. Toch hebben velen het geprobeerd. ,,Lachen heeft een heilzame invloed op de gezondheid”, schreef Immanuel Kant in ‘Kritik der reinen Vernunft’ (1781). Hij heeft het ook over wat ons doet lachen, namelijk dingen die niet bij elkaar lijken te passen, die naast of tegenover elkaar worden geplaatst.
Anders dan Aristoteles, Hobbes of Kant moeten moderne psychologen een meer wetenschappelijke, falsifieerbare toon aanslaan. De Zwitserse communicatie-onderzoeker D. Zillmann was één van de eersten die dat in de jaren zeventig en tachtig op het gebied van de humor deed. Volgens hem zijn het niet alleen foutenen ongelukken van anderen die ons laten lachen, maar hangt het ervan af wie het slachtoffer is en wat ons gevoel en onze attitude jegens hem of haar is. Als iemand iets lelijks overkomt die we niet mogen, is dat grappig. Als iemand iets lelijks overkomt die we graag mogen, is dat niet zo grappig.
Natuurlijk schreef ook Freud over humor, onder andere in ‘Der Witz und seine Beziehung zum Unbewußten’ (1905). Er staan ongeveer honderd moppen in dit boek. Deze hoorde Freud in het Wenen van rond de eeuwwisseling. Iedereen kent ze, ongeacht hoe oud u bent. Veel moppen zijn namelijk al eeuwen in omloop en duiken telkens in frisse vorm weer op. Sommige komieken beweren zelfs dat er maar zeven moppen bestaan en dat alle andere variaties op deze zijn. Zover ga ik niet. Er is één die ik erg leuk vind. Het is een mop over een bedelaar die op een ridder met een schimmel afstapt en zegt: ,,Ik bied u een stuiver voor uw paard.” Zegt de ridder: ,,Een stuiver voor dit fantastische paard? Ben je gek?” Zegt de bedelaar: ,,Nee, ik hoopte dat u het bent.”
Het interessante aan deze mop is dat we verwachten dat de bedelaar inferieur is aan de ridder op het witte paard en dat de ridder slimmer is dan de bedelaar. Uiteindelijk blijkt echter dat de bedelaar het laatste woord heeft. Het is ook de bedelaar die het ensceneert. Het omdraaien van de rollen, met name als iemand van lage status een persoon van hogere status voor gek zet, komt in moppen vaak voor.
Van de theorie dat we lachen als iemand van hogere status belachelijk wordt gemaakt, bestaat een moderne interpretatie. Biologisch georiënteerde psychologen neigen ertoe om te denken dat alle gedrag is gericht op het krijgen van levensvatbare nakomelingen, zodat het DNA blijft voortbestaan. Als we deze evolutionaire theorie toepassen op de mop van de bedelaar en de ridder, dan is de conclusie dat het statusverschil tussen beiden is afgenomen. De ridder is niet zo slim als we dachten en de bedelaar niet zo dom. Als u zich een aantal vrouwen voorstelt die naar deze scène zou luisteren of kijken, dan stijgen de kansen van de bedelaar dat hij een vriendin en nakomelingen krijgt.
IJswater
Lachen heeft meerdere fysiologische effecten. De hartslag, de bloeddruk, de ademfrequentie en de bloedcirculatie worden verhoogd. Het immuunsysteem wordt gestimuleerd, zodat we na het lachen meer weerstand bezitten tegen ziektes. We kunnen na het lachen ook meer pijn verdragen. Weerstand tegen pijn meten we bijvoorbeeld door mensen te vragen hun hand in ijswater te steken, net zo lang ze kunnen volhouden. Na het lachen om een comedyfilm konden mensen hun hand langer in ijswater houden, dan mensen die naar non-comedyfilms hadden gekeken. Er is gespeculeerd dat lachen leidt tot een verhoging van endorfine in de bloedbaan. Endorfine wordt door het lichaam aangemaakt en heeft dezelfde effecten als morfine. Het vermindert pijn en geeft een euforisch gevoel. Aangezien het erg moeilijk is om dit experimenteel te onderzoeken, ontbreekt vooralsnog het bewijs hiervoor.
Bij deze effecten komt het er nadrukkelijk niet op aan of u een actief gevoel van humor hebt, maar het gaat om het lachen zelf. Het is dus belangrijk dat we ons omringen met mensen die ons kunnen laten lachen. Iemand vroeg me eens of ik van zeilen hield. ,,Ik ben dol op zeilen”, antwoordde ik. Daarop vroeg hij of ik een zeilboot had. ,,Nee”, zei ik, ,,zelfs beter. Ik heb vrienden met zeilboten.” Hetzelfde kan worden gezegd over humor.
Er zit ook schaduwkanten aan humor. Het is niet zo dat u maar hoeft te lachen en u wordt weer gezond. Lachen kan ook een symptoom zijn van woede, seksisme, racisme, antisemitisme of van bepaalde ziekten, zoals acute alcoholvergiftiging, de ziekte van Alzheimer en bepaalde vormen van epilepsie. In deze laatstegevallen gaat het lachen niet gepaard met positieve emotionele gevoelens. Het is slechts hol gelach. Het is veelal niet passend bij de situatie.
Humor kan ook worden misbruikt. Om een voorbeeld te geven. De directeur van een bedrijf heeft besloten meer humor op de werkvloer in te zetten. In tijden dat het personeelsbestand wordt gereduceerd is dat belangrijk, omdat humor volgens experts spanningen vermindert. De directeur klopt daarom op de deur van een werknemer. ,,Wie is daar?”, vraagt de werknemer. Zegt de baas: ,,U niet meer.”
Ofschoon Freud bijna vijfentwintig jaar nadat hij zijn boek over moppen schreef, eraan toevoegde dat humor ook verlichtend kan werken in moeilijke omstandigheden, denken velen met hem dat grappen maken en lachen vooral symptomen zijn van onderdrukte agressieve en seksuele driften. Dat deze evenals de inhoud van dromen, waarop Freud zijn theorie over de humor baseerde, symbolische middelen zijn om je agressie of seksuele voorkeur jegens iemand te uiten. Uit onderzoek blijkt inderdaad dat verreweg de meeste humor agressief of seksueel is. Wat Freud beweerde is dus waar, al is het misschien om een andere reden. Telkens als ik om de zoveel tijd Freud wil weggooien, realiseer ik me dat het daarvoor wellicht toch te vroeg is.”
Bewerking: Mannus van der Laan
Comments are closed.