Campus

De fysieke ervaring van een theoreticus

Voor een expositie over zijn werk heeft Daniel Libeskind de Grote Zaal van het Nederlands Architectuurinstituut volledig naar zijn hand gezet. Hij liet een stalen labyrinth optrekken dat is afgeleid van zijn opzienbarende ontwerp voor de uitbreiding van het Londense Victoria & Albert Museum.

Het betreden van dit tentoonstellingspaviljoen moet sorteren in een fysieke ervaring van zijn architectuur. Ook elders worden meerdere projecten van de theoreticus gerealiseerd.


1 Tekening van Daniel Liebeskinds

In de tijdsplanning is duidelijk iets misgegaan. Op de dag dat de pers is uitgenodigd voor de bezichtiging van de expositie ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ blijken de werkzaamheden nog in volle gang. Slijptollen en boormachines produceren een oorverdovend lawaai, maar gelukkig ook een niet onaangename metaalgeur. Rondom het stalen labyrinth in aanbouw krioelt het van de werklieden. De aandacht wordt vooral getrokken door een alpinist die in de nok van de Grote Zaal de uitlichting regelt.

Valt dat even tegen – hadden ze de opening niet een week kunnen uitstellen? – is de eerste gedachte die zich opdringt. Deze verdampt echter net zo snel als ze is neergeslagen. Zoveel zinderende activiteit heerst er namelijk niet vaak in het NAi. Met een beetje fantasie kun je er zelfs een performance in zien waarbij de schetsen, tekeningen en maquettes, die overal rondslingeren, simultaan worden vertoond met het bouwen. Is het niet Libeskind zelf die daar hoog in de lucht met een toverstokje de boel orkestreert?

Het zou een mooi beeld zijn, maar zo was het natuurlijk niet. Hoewel de architect hoogstpersoonlijk aanwezig was, stond hij met beide benen op de grond. In gezelschap van zijn compagnon, de constructeur en bouwkundige Cecil Balmond, liep de kleine man met de sympathieke uitstraling – zijn achternaam niet onwaardig – met gepaste trots langs het glanzende staal. Dat werd hem geschonken door Hoogovens die samen met een flink aantal sponsors dit prestigieuze project ondersteunt.

Libeskind liet weten dat hij wil laten zien dat architectuur niet is geëindigd in 1930. Tot dusver deed hij dat vooral met theoretische en kunstzinnige bijdragen, want een architect hoeft in zijn visie niet noodzakelijkerwijs te bouwen. Ook ditmaal liet hij zich niet onbetuigd en presenteerde hij een bijzondere catalogus en het apart verschenen boekje ‘Fishing from the pavement’. Aan dit soort werk hecht hij veel waarde.
Grote jongens

De catalogus, getiteld ‘Unfolding’, bestaat uit een kartonnen doos in de vorm van een boek dat kan worden opengevouwen. Het bevat verschillende papierwerken, zoals een flip-over: een boekje dat als een duimfilm de opbouw van de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum laat zien; een beeld van de tentoonstelling; schetsen van Libeskind; en creatieve bijdragen van Cecil Balmond. Aan de buitenkant ziet het er eigenzinnig uit, maar wie het ‘boek’ uitpakt voelt een lichte teleurstelling. De inhoud steekt een beetje mager af bij de prachtige verpakking en de hoogwaardige kwaliteit van het papier. De plattegronden van het Londense museum zijn het bewaren waard, maar de helft van de inhoud laat zich zonder spijt achteraf in de papierbak schuiven.


2 Daniel Liebeskind

Het boek ‘Fishing from the pavement’ is een verhaal apart. De in Polen geborenLibeskind is multidisciplinair georiënteerd en draagt dat ook nadrukkelijk uit. Hij studeerde muziek in Israël en New York, en geschiedenis en filosofie in Engeland. Daarnaast schildert en tekent hij – onder andere de intrigerende serie ‘Micromegas’ (1979) die ook in het NAi is te zien – en maakt hij decor- en kostuumontwerpen. Door deze veelzijdigheid put hij in zijn architectuur uit vele bronnen. In ‘Fishing from the pavement’ heeft hij daar op een associatieve wijze uiting aan gegeven. Het boek zit boordevol literaire, filosofische, historische en mythologische verwijzingen en riekt naar een vrijblijvende exposé van zijn eruditie, hoewel zijn fans er wellicht veel waardevols in zullen vinden.

De intellectuele benadering van de architectuur die Libeskind tentoonspreidt, deelt hij met iemand als Rem Koolhaas. Samen waren ze ook uitverkoren voor de tentoonstelling ‘Deconstructivist architecture’ in het Museum of Modern Art in New York (1988). Bovendien grasduint ook Koolhaas naar hartelust in postmoderne theorieën. Zijn boekwerk ‘S,M,L,XL’ bevatte een dictionnaire met uitspraken van schrijvers, architecten en wetenschappers die zijn referentiekader vormen. Meer dan wie ook snakken deze architecten ernaar om hun werk filosofisch te onderbouwen en te openbaren wie ze zijn.

Wat Libeskind (1946) verder gemeen heeft met Koolhaas is dat zijn projecten pas vrij laat in zijn loopbaan worden gerealiseerd. Hij is de vijftig al gepasseerd, heeft vele tentoonstellingen op zijn naam staan, docentschappen van Harvard tot in Berlijn en verschillende prijzen, maar hij heeft tot nu toe amper gebouwd. Daar zit hij overigens niet mee, want het tekenen staat bij hem bovenaan. Bovendien is het niet echt uitzonderlijk. Al is het soms wel verfrissend de bevlogen ideeën van zulke grote jongens geconfronteerd te zien met concrete gebouwen van hun hand.


3 Opbouw van het tentoonstellingspaviljoen


Doolhof

Van Libeskind is deze zomer bij Almere zijn landschapskunstproject Polderland Garden of Love and Hate geopend. Een geometrisch patroon van vijf lijnen (drie kanalen, een betonnen strip en een voetpad) dat als een onbekend schriftteken is gegraveerd in een stukje land dat nauwelijks een verleden kent. Bij uitstek een plaats van ontheemding. Door zijn joodse achtergrond is hem dat natuurlijk niet vreemd. Wat niet wil zeggen dat hij voorbijgaat aan de geschiedenis. Integendeel. Dat uit zich ook in zijn werkwijze. Zo heeft hij veel oog voor de locatie en bepaalt hij de waarde ervan door allerlei historisch materiaal te verzamelen.

Libeskind is gefascineerd door de lijn, niet alleen als geometrisch principe maar ook als een uitdrukking van de loop van het leven. In de ruimtelijke geleding van zijn gebouwen zijn die lijnen vaak direct zichtbaar. Dat geldt ook voor het Joods Museum in Berlijn, dat zelfs het motto ‘Between the lines’ heeft meegekregen. De vorm van het museum is ontleend aan een uit elkaar getrokken davidster en lijkt op een langwerpige schicht. Opvallend genoeg heeft hij over de hele lengte binnenin het gebouw een ontoegankelijke leegte gecreëerd, een symbool voor de huidige afwezigheid van de joden in Berlijn. Lijnen bevinden zich voorts aan de buitenkant als smalle uitsparingen die het daglicht binnenlaten.

Zijn ontwerp voor de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum in Londen is vergeleken met zijn overig werk meer verticaler gericht. Het gebouw bestaat uit een schijnbaar lukrake opeenstapeling van kubussen die elkaar in evenwicht houden. De werkwijze van een kleuter die fantasievol met blokken speelt lijkt gecombineerd met die van een zeer onderlegde bouwmeester. Afgaande op de tekeningen een fascinerende totaalvorm, maar veel hangt af hoe de toekomstige bezoeker het interieur ervaart. Menig project van Libeskind ziet er van binnen uit als een complex doolhof waarin men zich snel verloren of zelfsclaustrofobisch kan voelen, maar laten we daar op voorhand niet van uitgaan.

De tentoonstelling ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ is nog t/m 23 nov. te bezichtigen in het NAi te Rotterdam. ‘Unfolding’ is uitgegeven door NAi


5 Uitgevers, ISBN 90 5662039 8, prijs 99,50 gulden; ‘Fishing from the pavement’, ISBN 90 5662 054 1, prijs 39,50 gulden.

,,,,

Voor een expositie over zijn werk heeft Daniel Libeskind de Grote Zaal van het Nederlands Architectuurinstituut volledig naar zijn hand gezet. Hij liet een stalen labyrinth optrekken dat is afgeleid van zijn opzienbarende ontwerp voor de uitbreiding van het Londense Victoria & Albert Museum. Het betreden van dit tentoonstellingspaviljoen moet sorteren in een fysieke ervaring van zijn architectuur. Ook elders worden meerdere projecten van de theoreticus gerealiseerd.


1 Tekening van Daniel Liebeskinds

In de tijdsplanning is duidelijk iets misgegaan. Op de dag dat de pers is uitgenodigd voor de bezichtiging van de expositie ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ blijken de werkzaamheden nog in volle gang. Slijptollen en boormachines produceren een oorverdovend lawaai, maar gelukkig ook een niet onaangename metaalgeur. Rondom het stalen labyrinth in aanbouw krioelt het van de werklieden. De aandacht wordt vooral getrokken door een alpinist die in de nok van de Grote Zaal de uitlichting regelt.

Valt dat even tegen – hadden ze de opening niet een week kunnen uitstellen? – is de eerste gedachte die zich opdringt. Deze verdampt echter net zo snel als ze is neergeslagen. Zoveel zinderende activiteit heerst er namelijk niet vaak in het NAi. Met een beetje fantasie kun je er zelfs een performance in zien waarbij de schetsen, tekeningen en maquettes, die overal rondslingeren, simultaan worden vertoond met het bouwen. Is het niet Libeskind zelf die daar hoog in de lucht met een toverstokje de boel orkestreert?

Het zou een mooi beeld zijn, maar zo was het natuurlijk niet. Hoewel de architect hoogstpersoonlijk aanwezig was, stond hij met beide benen op de grond. In gezelschap van zijn compagnon, de constructeur en bouwkundige Cecil Balmond, liep de kleine man met de sympathieke uitstraling – zijn achternaam niet onwaardig – met gepaste trots langs het glanzende staal. Dat werd hem geschonken door Hoogovens die samen met een flink aantal sponsors dit prestigieuze project ondersteunt.

Libeskind liet weten dat hij wil laten zien dat architectuur niet is geëindigd in 1930. Tot dusver deed hij dat vooral met theoretische en kunstzinnige bijdragen, want een architect hoeft in zijn visie niet noodzakelijkerwijs te bouwen. Ook ditmaal liet hij zich niet onbetuigd en presenteerde hij een bijzondere catalogus en het apart verschenen boekje ‘Fishing from the pavement’. Aan dit soort werk hecht hij veel waarde.
Grote jongens

De catalogus, getiteld ‘Unfolding’, bestaat uit een kartonnen doos in de vorm van een boek dat kan worden opengevouwen. Het bevat verschillende papierwerken, zoals een flip-over: een boekje dat als een duimfilm de opbouw van de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum laat zien; een beeld van de tentoonstelling; schetsen van Libeskind; en creatieve bijdragen van Cecil Balmond. Aan de buitenkant ziet het er eigenzinnig uit, maar wie het ‘boek’ uitpakt voelt een lichte teleurstelling. De inhoud steekt een beetje mager af bij de prachtige verpakking en de hoogwaardige kwaliteit van het papier. De plattegronden van het Londense museum zijn het bewaren waard, maar de helft van de inhoud laat zich zonder spijt achteraf in de papierbak schuiven.


2 Daniel Liebeskind

Het boek ‘Fishing from the pavement’ is een verhaal apart. De in Polen geborenLibeskind is multidisciplinair georiënteerd en draagt dat ook nadrukkelijk uit. Hij studeerde muziek in Israël en New York, en geschiedenis en filosofie in Engeland. Daarnaast schildert en tekent hij – onder andere de intrigerende serie ‘Micromegas’ (1979) die ook in het NAi is te zien – en maakt hij decor- en kostuumontwerpen. Door deze veelzijdigheid put hij in zijn architectuur uit vele bronnen. In ‘Fishing from the pavement’ heeft hij daar op een associatieve wijze uiting aan gegeven. Het boek zit boordevol literaire, filosofische, historische en mythologische verwijzingen en riekt naar een vrijblijvende exposé van zijn eruditie, hoewel zijn fans er wellicht veel waardevols in zullen vinden.

De intellectuele benadering van de architectuur die Libeskind tentoonspreidt, deelt hij met iemand als Rem Koolhaas. Samen waren ze ook uitverkoren voor de tentoonstelling ‘Deconstructivist architecture’ in het Museum of Modern Art in New York (1988). Bovendien grasduint ook Koolhaas naar hartelust in postmoderne theorieën. Zijn boekwerk ‘S,M,L,XL’ bevatte een dictionnaire met uitspraken van schrijvers, architecten en wetenschappers die zijn referentiekader vormen. Meer dan wie ook snakken deze architecten ernaar om hun werk filosofisch te onderbouwen en te openbaren wie ze zijn.

Wat Libeskind (1946) verder gemeen heeft met Koolhaas is dat zijn projecten pas vrij laat in zijn loopbaan worden gerealiseerd. Hij is de vijftig al gepasseerd, heeft vele tentoonstellingen op zijn naam staan, docentschappen van Harvard tot in Berlijn en verschillende prijzen, maar hij heeft tot nu toe amper gebouwd. Daar zit hij overigens niet mee, want het tekenen staat bij hem bovenaan. Bovendien is het niet echt uitzonderlijk. Al is het soms wel verfrissend de bevlogen ideeën van zulke grote jongens geconfronteerd te zien met concrete gebouwen van hun hand.


3 Opbouw van het tentoonstellingspaviljoen


Doolhof

Van Libeskind is deze zomer bij Almere zijn landschapskunstproject Polderland Garden of Love and Hate geopend. Een geometrisch patroon van vijf lijnen (drie kanalen, een betonnen strip en een voetpad) dat als een onbekend schriftteken is gegraveerd in een stukje land dat nauwelijks een verleden kent. Bij uitstek een plaats van ontheemding. Door zijn joodse achtergrond is hem dat natuurlijk niet vreemd. Wat niet wil zeggen dat hij voorbijgaat aan de geschiedenis. Integendeel. Dat uit zich ook in zijn werkwijze. Zo heeft hij veel oog voor de locatie en bepaalt hij de waarde ervan door allerlei historisch materiaal te verzamelen.

Libeskind is gefascineerd door de lijn, niet alleen als geometrisch principe maar ook als een uitdrukking van de loop van het leven. In de ruimtelijke geleding van zijn gebouwen zijn die lijnen vaak direct zichtbaar. Dat geldt ook voor het Joods Museum in Berlijn, dat zelfs het motto ‘Between the lines’ heeft meegekregen. De vorm van het museum is ontleend aan een uit elkaar getrokken davidster en lijkt op een langwerpige schicht. Opvallend genoeg heeft hij over de hele lengte binnenin het gebouw een ontoegankelijke leegte gecreëerd, een symbool voor de huidige afwezigheid van de joden in Berlijn. Lijnen bevinden zich voorts aan de buitenkant als smalle uitsparingen die het daglicht binnenlaten.

Zijn ontwerp voor de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum in Londen is vergeleken met zijn overig werk meer verticaler gericht. Het gebouw bestaat uit een schijnbaar lukrake opeenstapeling van kubussen die elkaar in evenwicht houden. De werkwijze van een kleuter die fantasievol met blokken speelt lijkt gecombineerd met die van een zeer onderlegde bouwmeester. Afgaande op de tekeningen een fascinerende totaalvorm, maar veel hangt af hoe de toekomstige bezoeker het interieur ervaart. Menig project van Libeskind ziet er van binnen uit als een complex doolhof waarin men zich snel verloren of zelfsclaustrofobisch kan voelen, maar laten we daar op voorhand niet van uitgaan.

De tentoonstelling ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ is nog t/m 23 nov. te bezichtigen in het NAi te Rotterdam. ‘Unfolding’ is uitgegeven door NAi


5 Uitgevers, ISBN 90 5662039 8, prijs 99,50 gulden; ‘Fishing from the pavement’, ISBN 90 5662 054 1, prijs 39,50 gulden.

Voor een expositie over zijn werk heeft Daniel Libeskind de Grote Zaal van het Nederlands Architectuurinstituut volledig naar zijn hand gezet. Hij liet een stalen labyrinth optrekken dat is afgeleid van zijn opzienbarende ontwerp voor de uitbreiding van het Londense Victoria & Albert Museum. Het betreden van dit tentoonstellingspaviljoen moet sorteren in een fysieke ervaring van zijn architectuur. Ook elders worden meerdere projecten van de theoreticus gerealiseerd.


1 Tekening van Daniel Liebeskinds

In de tijdsplanning is duidelijk iets misgegaan. Op de dag dat de pers is uitgenodigd voor de bezichtiging van de expositie ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ blijken de werkzaamheden nog in volle gang. Slijptollen en boormachines produceren een oorverdovend lawaai, maar gelukkig ook een niet onaangename metaalgeur. Rondom het stalen labyrinth in aanbouw krioelt het van de werklieden. De aandacht wordt vooral getrokken door een alpinist die in de nok van de Grote Zaal de uitlichting regelt.

Valt dat even tegen – hadden ze de opening niet een week kunnen uitstellen? – is de eerste gedachte die zich opdringt. Deze verdampt echter net zo snel als ze is neergeslagen. Zoveel zinderende activiteit heerst er namelijk niet vaak in het NAi. Met een beetje fantasie kun je er zelfs een performance in zien waarbij de schetsen, tekeningen en maquettes, die overal rondslingeren, simultaan worden vertoond met het bouwen. Is het niet Libeskind zelf die daar hoog in de lucht met een toverstokje de boel orkestreert?

Het zou een mooi beeld zijn, maar zo was het natuurlijk niet. Hoewel de architect hoogstpersoonlijk aanwezig was, stond hij met beide benen op de grond. In gezelschap van zijn compagnon, de constructeur en bouwkundige Cecil Balmond, liep de kleine man met de sympathieke uitstraling – zijn achternaam niet onwaardig – met gepaste trots langs het glanzende staal. Dat werd hem geschonken door Hoogovens die samen met een flink aantal sponsors dit prestigieuze project ondersteunt.

Libeskind liet weten dat hij wil laten zien dat architectuur niet is geëindigd in 1930. Tot dusver deed hij dat vooral met theoretische en kunstzinnige bijdragen, want een architect hoeft in zijn visie niet noodzakelijkerwijs te bouwen. Ook ditmaal liet hij zich niet onbetuigd en presenteerde hij een bijzondere catalogus en het apart verschenen boekje ‘Fishing from the pavement’. Aan dit soort werk hecht hij veel waarde.
Grote jongens

De catalogus, getiteld ‘Unfolding’, bestaat uit een kartonnen doos in de vorm van een boek dat kan worden opengevouwen. Het bevat verschillende papierwerken, zoals een flip-over: een boekje dat als een duimfilm de opbouw van de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum laat zien; een beeld van de tentoonstelling; schetsen van Libeskind; en creatieve bijdragen van Cecil Balmond. Aan de buitenkant ziet het er eigenzinnig uit, maar wie het ‘boek’ uitpakt voelt een lichte teleurstelling. De inhoud steekt een beetje mager af bij de prachtige verpakking en de hoogwaardige kwaliteit van het papier. De plattegronden van het Londense museum zijn het bewaren waard, maar de helft van de inhoud laat zich zonder spijt achteraf in de papierbak schuiven.


2 Daniel Liebeskind

Het boek ‘Fishing from the pavement’ is een verhaal apart. De in Polen geborenLibeskind is multidisciplinair georiënteerd en draagt dat ook nadrukkelijk uit. Hij studeerde muziek in Israël en New York, en geschiedenis en filosofie in Engeland. Daarnaast schildert en tekent hij – onder andere de intrigerende serie ‘Micromegas’ (1979) die ook in het NAi is te zien – en maakt hij decor- en kostuumontwerpen. Door deze veelzijdigheid put hij in zijn architectuur uit vele bronnen. In ‘Fishing from the pavement’ heeft hij daar op een associatieve wijze uiting aan gegeven. Het boek zit boordevol literaire, filosofische, historische en mythologische verwijzingen en riekt naar een vrijblijvende exposé van zijn eruditie, hoewel zijn fans er wellicht veel waardevols in zullen vinden.

De intellectuele benadering van de architectuur die Libeskind tentoonspreidt, deelt hij met iemand als Rem Koolhaas. Samen waren ze ook uitverkoren voor de tentoonstelling ‘Deconstructivist architecture’ in het Museum of Modern Art in New York (1988). Bovendien grasduint ook Koolhaas naar hartelust in postmoderne theorieën. Zijn boekwerk ‘S,M,L,XL’ bevatte een dictionnaire met uitspraken van schrijvers, architecten en wetenschappers die zijn referentiekader vormen. Meer dan wie ook snakken deze architecten ernaar om hun werk filosofisch te onderbouwen en te openbaren wie ze zijn.

Wat Libeskind (1946) verder gemeen heeft met Koolhaas is dat zijn projecten pas vrij laat in zijn loopbaan worden gerealiseerd. Hij is de vijftig al gepasseerd, heeft vele tentoonstellingen op zijn naam staan, docentschappen van Harvard tot in Berlijn en verschillende prijzen, maar hij heeft tot nu toe amper gebouwd. Daar zit hij overigens niet mee, want het tekenen staat bij hem bovenaan. Bovendien is het niet echt uitzonderlijk. Al is het soms wel verfrissend de bevlogen ideeën van zulke grote jongens geconfronteerd te zien met concrete gebouwen van hun hand.


3 Opbouw van het tentoonstellingspaviljoen


Doolhof

Van Libeskind is deze zomer bij Almere zijn landschapskunstproject Polderland Garden of Love and Hate geopend. Een geometrisch patroon van vijf lijnen (drie kanalen, een betonnen strip en een voetpad) dat als een onbekend schriftteken is gegraveerd in een stukje land dat nauwelijks een verleden kent. Bij uitstek een plaats van ontheemding. Door zijn joodse achtergrond is hem dat natuurlijk niet vreemd. Wat niet wil zeggen dat hij voorbijgaat aan de geschiedenis. Integendeel. Dat uit zich ook in zijn werkwijze. Zo heeft hij veel oog voor de locatie en bepaalt hij de waarde ervan door allerlei historisch materiaal te verzamelen.

Libeskind is gefascineerd door de lijn, niet alleen als geometrisch principe maar ook als een uitdrukking van de loop van het leven. In de ruimtelijke geleding van zijn gebouwen zijn die lijnen vaak direct zichtbaar. Dat geldt ook voor het Joods Museum in Berlijn, dat zelfs het motto ‘Between the lines’ heeft meegekregen. De vorm van het museum is ontleend aan een uit elkaar getrokken davidster en lijkt op een langwerpige schicht. Opvallend genoeg heeft hij over de hele lengte binnenin het gebouw een ontoegankelijke leegte gecreëerd, een symbool voor de huidige afwezigheid van de joden in Berlijn. Lijnen bevinden zich voorts aan de buitenkant als smalle uitsparingen die het daglicht binnenlaten.

Zijn ontwerp voor de uitbreiding van het Victoria & Albert Museum in Londen is vergeleken met zijn overig werk meer verticaler gericht. Het gebouw bestaat uit een schijnbaar lukrake opeenstapeling van kubussen die elkaar in evenwicht houden. De werkwijze van een kleuter die fantasievol met blokken speelt lijkt gecombineerd met die van een zeer onderlegde bouwmeester. Afgaande op de tekeningen een fascinerende totaalvorm, maar veel hangt af hoe de toekomstige bezoeker het interieur ervaart. Menig project van Libeskind ziet er van binnen uit als een complex doolhof waarin men zich snel verloren of zelfsclaustrofobisch kan voelen, maar laten we daar op voorhand niet van uitgaan.

De tentoonstelling ‘Daniel Libeskind – Beyond the Wall, 26.36°’ is nog t/m 23 nov. te bezichtigen in het NAi te Rotterdam. ‘Unfolding’ is uitgegeven door NAi


5 Uitgevers, ISBN 90 5662039 8, prijs 99,50 gulden; ‘Fishing from the pavement’, ISBN 90 5662 054 1, prijs 39,50 gulden.