Campus

De Delftse de lotgevallen van Bernardo en Frederik

Begint Delft een literaire inhaalrace? Delftenaren staan niet bekend om hun literaire daden. Des te opvallender is het dan ook dat dit jaar al drie boeken van voormalige tu-studenten.

In Delta 9 van dit jaar kwam ‘Niet verstaan’ van Gerard Durlacher al aan bod; onlangs verschenen ‘Delft Blues’ van Denis Henriquez en ‘Tachtig’ van Jaap Scholten.

‘Delft blues’ gaat over de lotgevallen van student civiel Bernardo Rincones, net als Henriquez afkomstig van Aruba, maar in de literatuur heet dat toeval. Bernardo is verliefd op de met haar identiteit worstelende Katinka Roos, wier joodse ouders in de oorlog zijn omgekomen. Als Katinka na lang aarzelen besluit af te reizen naar een kibboets in Israël, ontstaat de blues uit de titel.

Gelukkig heeft Henriquez’ tweede roman (de eerste, ‘Zuidstraat’, dateert uit 1992) meer om het lijf dan dat nogal melodramatische gegeven. Eigenlijk komt het boek – ook stilistisch – pas echt goed op gang als Katinka eruit verdwenen is. Dat komt vooral omdat de kleurrijke bijrollen dan meer ruimte krijgen. Curaçaoenaar Ito Gums, bijvoorbeeld, een bouko die de ‘marksistiese’ revolutie predikt, en Bernardo’s beste vriend Tim, die de glimlach van de Mona Lisa ontrafelt: ,,Dat brave wijf heeft een schuine mop gehoord en durft niet hard te lachen.” Zo’n beetje alle huidige clichés passeren in een jaren-zestig-jasje de revue: kamerbriefjes bij Waltman, botte Delftenaren, losbandige Leidse studentes, de nerd die niet in meisjes geïnteresseerd is, enzovoort.

Tegen het eind van het verhaal is iedereen behalve de nuchtere Bernardo zijn oorspronkelijke idealen kwijt. De manier waarop natuurkundeleraar Henriquez die teloorgang beschrijft, is niet erg overtuigend – in alle gevallen is het een enkele gebeurtenis die de omslag veroorzaakt, maar de achtergrond daarvan wordt niet uitgewerkt. Voor Delftse lezers is het dan ook vooral het feest der herkenning dat van ‘Delft blues’ een aardig boek maakt.
Gesjeesd

‘Tachtig’ is andere koek. Jaap Scholten, die IO studeerde (maar dat niet afmaakte), schreef eerder de verhalenbundel ‘Bavianehaar en chipolatapudding’ en bedient zich van het soort Giphart-proza waar de hedendaagse jonge schrijver niet buiten kan. Een soepele stijl, kortom, die beter aansluit bij het taalgebruik van de Ritzen-student dan de meer traditionele pen van Henriquez.

Hoofdpersoon in ‘Tachtig’ is de zojuist gesjeesde techniekstudent Frederik, die lijdt aan postmodernistisch het-is-allemaal-niksisme. Dat leidt tot een lange stroom van misprijzende opmerkingen die op den duur knap vermoeiend wordt. Daar staat tegenover dat de observaties vaak uiterstscherp zijn.

Frederik gaat voor zijn oma’s tachtigste verjaardag terug naar zijn geboorteplaats Enschede, waar zijn familie ooit rijk werd in de textiel. Zijn vader is na de teloorgang van de industrie als kluizenaar de Pyreneeën ingetrokken. Helaas wordt Frederiks zoektocht naar informatie over zijn vader pas tegen het einde van het verhaal fatsoenlijk uitgewerkt. Dat komt het evenwicht in het boek niet ten goede.

De rest gaat gewoon over sex, drugs & rock ‘n roll. Frederik heeft een driestappenplan om vrouwen in bed te krijgen. Dat is tenminste iets dat zijn ingenieursaanleg verraadt, want verder komt het woord ‘Delft’ welgeteld vier keer voor. Een driestappenplan om vriendinnen te lozen heeft Frederik tot zijn spijt niet – daarvoor is hij waarschijnlijk te vroeg gesjeesd. Omdat het plot dus niet zoveel om het lijf heeft, moet ‘Tachtig’ het in de eerste plaats hebben van het rake tijdsbeeld dat het schetst.

Denis Henriquez, Delft Blues, Uitgeverij Bezige Bij, f. 34,50.

Jaap Scholten, Tachtig, Uitgeverij Thomas Rap, f. 34,50.

Christian Jongeneel

Begint Delft een literaire inhaalrace? Delftenaren staan niet bekend om hun literaire daden. Des te opvallender is het dan ook dat dit jaar al drie boeken van voormalige tu-studenten. In Delta 9 van dit jaar kwam ‘Niet verstaan’ van Gerard Durlacher al aan bod; onlangs verschenen ‘Delft Blues’ van Denis Henriquez en ‘Tachtig’ van Jaap Scholten.

‘Delft blues’ gaat over de lotgevallen van student civiel Bernardo Rincones, net als Henriquez afkomstig van Aruba, maar in de literatuur heet dat toeval. Bernardo is verliefd op de met haar identiteit worstelende Katinka Roos, wier joodse ouders in de oorlog zijn omgekomen. Als Katinka na lang aarzelen besluit af te reizen naar een kibboets in Israël, ontstaat de blues uit de titel.

Gelukkig heeft Henriquez’ tweede roman (de eerste, ‘Zuidstraat’, dateert uit 1992) meer om het lijf dan dat nogal melodramatische gegeven. Eigenlijk komt het boek – ook stilistisch – pas echt goed op gang als Katinka eruit verdwenen is. Dat komt vooral omdat de kleurrijke bijrollen dan meer ruimte krijgen. Curaçaoenaar Ito Gums, bijvoorbeeld, een bouko die de ‘marksistiese’ revolutie predikt, en Bernardo’s beste vriend Tim, die de glimlach van de Mona Lisa ontrafelt: ,,Dat brave wijf heeft een schuine mop gehoord en durft niet hard te lachen.” Zo’n beetje alle huidige clichés passeren in een jaren-zestig-jasje de revue: kamerbriefjes bij Waltman, botte Delftenaren, losbandige Leidse studentes, de nerd die niet in meisjes geïnteresseerd is, enzovoort.

Tegen het eind van het verhaal is iedereen behalve de nuchtere Bernardo zijn oorspronkelijke idealen kwijt. De manier waarop natuurkundeleraar Henriquez die teloorgang beschrijft, is niet erg overtuigend – in alle gevallen is het een enkele gebeurtenis die de omslag veroorzaakt, maar de achtergrond daarvan wordt niet uitgewerkt. Voor Delftse lezers is het dan ook vooral het feest der herkenning dat van ‘Delft blues’ een aardig boek maakt.
Gesjeesd

‘Tachtig’ is andere koek. Jaap Scholten, die IO studeerde (maar dat niet afmaakte), schreef eerder de verhalenbundel ‘Bavianehaar en chipolatapudding’ en bedient zich van het soort Giphart-proza waar de hedendaagse jonge schrijver niet buiten kan. Een soepele stijl, kortom, die beter aansluit bij het taalgebruik van de Ritzen-student dan de meer traditionele pen van Henriquez.

Hoofdpersoon in ‘Tachtig’ is de zojuist gesjeesde techniekstudent Frederik, die lijdt aan postmodernistisch het-is-allemaal-niksisme. Dat leidt tot een lange stroom van misprijzende opmerkingen die op den duur knap vermoeiend wordt. Daar staat tegenover dat de observaties vaak uiterstscherp zijn.

Frederik gaat voor zijn oma’s tachtigste verjaardag terug naar zijn geboorteplaats Enschede, waar zijn familie ooit rijk werd in de textiel. Zijn vader is na de teloorgang van de industrie als kluizenaar de Pyreneeën ingetrokken. Helaas wordt Frederiks zoektocht naar informatie over zijn vader pas tegen het einde van het verhaal fatsoenlijk uitgewerkt. Dat komt het evenwicht in het boek niet ten goede.

De rest gaat gewoon over sex, drugs & rock ‘n roll. Frederik heeft een driestappenplan om vrouwen in bed te krijgen. Dat is tenminste iets dat zijn ingenieursaanleg verraadt, want verder komt het woord ‘Delft’ welgeteld vier keer voor. Een driestappenplan om vriendinnen te lozen heeft Frederik tot zijn spijt niet – daarvoor is hij waarschijnlijk te vroeg gesjeesd. Omdat het plot dus niet zoveel om het lijf heeft, moet ‘Tachtig’ het in de eerste plaats hebben van het rake tijdsbeeld dat het schetst.

Denis Henriquez, Delft Blues, Uitgeverij Bezige Bij, f. 34,50.

Jaap Scholten, Tachtig, Uitgeverij Thomas Rap, f. 34,50.

Christian Jongeneel

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.