Education

Attentie, attentie!

Vlei je publiek, vertel een interessante anekdote en schep op over je deskundigheid in de eerste minuten van je toespraak. Toehoorders zullen de hele lezing aan je lippen hangen.

Ingenieurs beginnen hun lezing vaak met: “Ik ga het vandaag hebben over…” Fout, zegt Bas Andeweg, universitair docent bij het Instituut voor Techniek en Communicatie (IT&C) bij TBM. Hij geeft hier onder meer cursussen presentatietechnieken aan TU-studenten. “De eerste minuten in een speech doen ertoe. Het is een gemiste kans als je daar geen aandacht aan besteedt.”

Andeweg schreef samen met oud-TBM-collega Jaap de Jong een proefschrift over de openingszinnen in toespraken, ‘De eerste minuten’. Hierin stellen ze dat een inleiding in een toespraak ertoe doet en tonen ze dat aan door middel van een aantal experimenten.

Zo namen Andeweg en De Jong een video op over het sick building syndrome en maakten er drie verschillende inleidingen bij. In de eerste intro laten ze de spreker een anekdote vertellen, in de tweede inleiding belooft de spreker een probleem op te lossen en in de derde snoeft de spreker over zijn deskundigheid.

Deze video’s lieten ze zien aan grote groepen studenten met vergelijkbare eigenschappen, zoals leeftijd en studierichting. De groepen waren groot genoeg om er statistisch uitspraken over te kunnen doen.

Vervolgens vroegen ze op vaste tijdstippen waar de studenten aan dachten tijdens de toespraak. “Hieruit bleek dat mensen een ontspannender houding krijgen als een toespraak begint met een boeiende anekdote en als iemand pocht over zijn eigen kwaliteiten. Het helpt ook als je aardig bent voor je publiek.”

In een later experiment namen ze een vierde inleiding op: de ingenieursaanpak. De proefpersonen die deze inleiding hoorden, bleken minder van de toespraak te hebben onthouden dan de personen die een van de andere lezingen hadden bijgewoond.

Al in de klassieke oudheid werd het belang ingezien van een goede inleiding. “Retorische vaardigheden waren in de tijd van de Grieken en Romeinen van levensbelang. Een effectieve toespraak kon in die tijd ervoor zorgen dat een man werd verbannen of een wet werd aangenomen”, vertelt Andeweg.

In hun promotieonderzoek onderscheidden De Jong en Andeweg twee groepen: de sprekende professionals (ingenieurs) en de professionele sprekers (ministers en staatssecretarissen en hun speechschrijvers). “Ingenieurs kunnen nog wel wat leren van de professionals”, stelt Andeweg. “Ze zouden hun luisteraars meer aandachtig en welwillend moeten maken. Meer anekdotes, aardige uitspraken of prikkelende stellingen.”

De twee promovendi vroegen beide groepen sprekers naar hun ideeën over een goede presentatie. Ze bekeken de speeches van de professionals. “Bij de ingenieurs was dat niet mogelijk, want zij zetten hun speeches niet op papier.” Van de vierduizend enquèteformulieren die ze naar leden van het Kivi-Niria, de beroepsvereniging voor TU- en hbo-ingenieurs, stuurden, kwam een kwart retour. “Ingenieurs geven regelmatig lezingen, en de meeste respondenten gaven aan dat leuk te vinden.” De ingenieurs vonden zelf dat ze het redelijk goed deden, ze gaven zichzelf het cijfer 7. De speechschrijvers gaven zichzelf een 7,5.

De verschillen waren duidelijk. Waar speechschrijvers veel werk maken van hun inleiding, kiezen ingenieurs voor de directe aanpak, ze vallen met de deur in huis. “Ze vertellen het verhaal rechttoe rechtaan. Het retorisch vergroten of verkleinen van de zaak is blijkbaar moeilijk voor ingenieurs”, zegt Andeweg. “Ze maken niet duidelijk welke elementen belangrijk zijn in het materiaal.”

En dat moet, want het publiek wil graag bij de hand genomen worden en neemt veel aan van een spreker. “Als jij beweert dat iets belangrijk is, dan gelooft de toehoorder je. Zeggen dat je deskundig bent, helpt ook. Het lijkt een cliché, maar het effent de weg.”

Op de TU wordt volgens Andeweg veel gewerkt aan het verbeteren van de communicatieve vaardigheden van de student. Alhoewel presenteren niet op elke faculteit een verplicht vak is. Veel studenten bouwkunde, industrieel ontwerpen en civiele techniek hoeven dit vak niet te volgen. Andeweg vindt dit vreemd. “IO’ers moeten doorlopend presentaties houden.” Veel studenten komen alsnog naar TBM om een cursus bij het IT&C te volgen.

Presenteren is te leren, maar het gaat niet vanzelf, zegt Andeweg. “Veel studenten, ook in de masterfase, staan nog met hun rug naar het publiek hun powerpoint-presentatie voor te lezen. Zo moet het dus niet.”

‘De eerste minuten. Attentum, benevolum en docilem parare in de inleiding van toespraken’. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2004

www.deeersteminuten.nl

Ingenieurs beginnen hun lezing vaak met: “Ik ga het vandaag hebben over…” Fout, zegt Bas Andeweg, universitair docent bij het Instituut voor Techniek en Communicatie (IT&C) bij TBM. Hij geeft hier onder meer cursussen presentatietechnieken aan TU-studenten. “De eerste minuten in een speech doen ertoe. Het is een gemiste kans als je daar geen aandacht aan besteedt.”

Andeweg schreef samen met oud-TBM-collega Jaap de Jong een proefschrift over de openingszinnen in toespraken, ‘De eerste minuten’. Hierin stellen ze dat een inleiding in een toespraak ertoe doet en tonen ze dat aan door middel van een aantal experimenten.

Zo namen Andeweg en De Jong een video op over het sick building syndrome en maakten er drie verschillende inleidingen bij. In de eerste intro laten ze de spreker een anekdote vertellen, in de tweede inleiding belooft de spreker een probleem op te lossen en in de derde snoeft de spreker over zijn deskundigheid.

Deze video’s lieten ze zien aan grote groepen studenten met vergelijkbare eigenschappen, zoals leeftijd en studierichting. De groepen waren groot genoeg om er statistisch uitspraken over te kunnen doen.

Vervolgens vroegen ze op vaste tijdstippen waar de studenten aan dachten tijdens de toespraak. “Hieruit bleek dat mensen een ontspannender houding krijgen als een toespraak begint met een boeiende anekdote en als iemand pocht over zijn eigen kwaliteiten. Het helpt ook als je aardig bent voor je publiek.”

In een later experiment namen ze een vierde inleiding op: de ingenieursaanpak. De proefpersonen die deze inleiding hoorden, bleken minder van de toespraak te hebben onthouden dan de personen die een van de andere lezingen hadden bijgewoond.

Al in de klassieke oudheid werd het belang ingezien van een goede inleiding. “Retorische vaardigheden waren in de tijd van de Grieken en Romeinen van levensbelang. Een effectieve toespraak kon in die tijd ervoor zorgen dat een man werd verbannen of een wet werd aangenomen”, vertelt Andeweg.

In hun promotieonderzoek onderscheidden De Jong en Andeweg twee groepen: de sprekende professionals (ingenieurs) en de professionele sprekers (ministers en staatssecretarissen en hun speechschrijvers). “Ingenieurs kunnen nog wel wat leren van de professionals”, stelt Andeweg. “Ze zouden hun luisteraars meer aandachtig en welwillend moeten maken. Meer anekdotes, aardige uitspraken of prikkelende stellingen.”

De twee promovendi vroegen beide groepen sprekers naar hun ideeën over een goede presentatie. Ze bekeken de speeches van de professionals. “Bij de ingenieurs was dat niet mogelijk, want zij zetten hun speeches niet op papier.” Van de vierduizend enquèteformulieren die ze naar leden van het Kivi-Niria, de beroepsvereniging voor TU- en hbo-ingenieurs, stuurden, kwam een kwart retour. “Ingenieurs geven regelmatig lezingen, en de meeste respondenten gaven aan dat leuk te vinden.” De ingenieurs vonden zelf dat ze het redelijk goed deden, ze gaven zichzelf het cijfer 7. De speechschrijvers gaven zichzelf een 7,5.

De verschillen waren duidelijk. Waar speechschrijvers veel werk maken van hun inleiding, kiezen ingenieurs voor de directe aanpak, ze vallen met de deur in huis. “Ze vertellen het verhaal rechttoe rechtaan. Het retorisch vergroten of verkleinen van de zaak is blijkbaar moeilijk voor ingenieurs”, zegt Andeweg. “Ze maken niet duidelijk welke elementen belangrijk zijn in het materiaal.”

En dat moet, want het publiek wil graag bij de hand genomen worden en neemt veel aan van een spreker. “Als jij beweert dat iets belangrijk is, dan gelooft de toehoorder je. Zeggen dat je deskundig bent, helpt ook. Het lijkt een cliché, maar het effent de weg.”

Op de TU wordt volgens Andeweg veel gewerkt aan het verbeteren van de communicatieve vaardigheden van de student. Alhoewel presenteren niet op elke faculteit een verplicht vak is. Veel studenten bouwkunde, industrieel ontwerpen en civiele techniek hoeven dit vak niet te volgen. Andeweg vindt dit vreemd. “IO’ers moeten doorlopend presentaties houden.” Veel studenten komen alsnog naar TBM om een cursus bij het IT&C te volgen.

Presenteren is te leren, maar het gaat niet vanzelf, zegt Andeweg. “Veel studenten, ook in de masterfase, staan nog met hun rug naar het publiek hun powerpoint-presentatie voor te lezen. Zo moet het dus niet.”

‘De eerste minuten. Attentum, benevolum en docilem parare in de inleiding van toespraken’. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2004

www.deeersteminuten.nl

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.