Door het grote tekort aan studentenwoningen zoekt een aantal studenten hun heil in anti-kraakpanden. Zoals in het voormalige hoofdgebouw van de TU aan de Kanaalweg.
“Dit is ons kasteeltje aan de Schie”, zegt derdejaars student civiele techniek Job Hogewoning (20) als hij binnen een gordijn opzij schuift. Door de hoge ramen heeft hij magnifiek uitzicht op de voorbij stromende Schie. De voormalige conciërgewoning (2c) en professorenwoning (2d) aan de Kanaalweg zijn opgesierd met glas-in-loodramen en statige trappartijen vol barok ijzerwerk. De grote gemeenschappelijke ruimte van de professorenwoning heeft uitzicht op een grote verwilderde achtertuin. Daar racen drie studenten om het Mariokartkampioenschap op hun Wii. Ze draaien druk aan de witte racestuurtjes. Als ze moe worden, tanken ze bij in de enorme keuken.
“We hebben hier veel ruimte”, zegt Hogewoning. “We willen graag nog een poolkamer maken en een aparte eetruimte. En een terras in de tuin. De meeste huisjongsten zijn al blij als ze een kamer hebben van acht vierkante meter. De onze heeft een kamer van achttien vierkante meter.” In deze kleinste kamer van het huis ligt de huiskat ‘baron Kees Koos’ prinsheerlijk bovenop de hoogslaper te spinnen. Twee zwarte oortjes steken nog net boven het dekbed uit.
De gemeenschappelijke ruimte van de conciërgewoning staat vol rugbyparafernalia. Een rek met oude rugbyballen en planken met bekers. Alle tien bewoners rugbyen bij rugbyclub DSR-C. Het anti-kraakpand heet heel toepasselijk ‘Rusthuis de Molstyn’. “Niet dat we ons bejaard gedragen”, grapt Hogewoning. “Maar het is hier heerlijk relaxen na een zware wedstrijd. Een goede wedstrijd speel je heel fysiek. Met tennis kun je slappe ballen slaan, bij rugby kun je niet op halve kracht spelen want dan drukken ze je bij wijze van spreken helemaal plat. Thuis laden we onze batterij weer op.”
De naam ‘Rusthuis de Molstyn’ is vernoemd naar het DSR-C anti-kraakpand aan de Molslaan, waar de bewoners plotseling moesten vertrekken. Ook aan de Kanaalweg is men zich bewust van het tijdelijke verblijf. “Dat zou hier ook zo kunnen gebeuren”, zegt Hogewoning. “Ineens een brief van Duwo op de mat waarin staat dat we er binnen een maand uit moeten.”
Hogewoning maakt zich er nog geen zorgen over. “Er komt een hotel en congrescentrum in ons pand, maar wanneer dat daadwerkelijk gebeurt, weet niemand. Duwo houdt ons ieder half jaar van hun plannen op de hoogte. We zitten hier nu al zeven jaar. Voorlopig gebeurt er nog niets en kunnen we gewoon blijven.”
Onaangekondigde bezoeken, een veelgehoorde klacht van anti-krakers, kennen de studenten ook niet. Emeritus hoogleraar volkshuisvesting prof.dr.ir. Hugo Priemus luidde vorige week in NRC Handelsblad de noodklok over de vele problemen rond anti-kraakpanden. Hij stelde in dat artikel dat anti-krakers nauwelijks rechten en bescherming hebben. Hij vindt dat er nog heel wat te verbeteren valt aan anti-kraak, zoals de opzegtermijn van een maand, slecht onderhoud en het gebrek aan privacy door onaangekondigd bezoek van beheerders. “Van zulke controlerazzia’s hebben wij gelukkig geen last”, zegt Hogewoning. “Duwo komt alleen langs als er nieuwe bewoners komen, dan controleren ze de brandveiligheid. Als er iets stuk gaat, komen ze het meteen repareren. We hebben niets te klagen.”
Als alle anti-kraakpanden in Delft er zo uitzien als Rusthuis de Molstyn, lijkt het de ideale oplossing voor het grote tekort aan studentenkamers. Maar ook hieraan is een gebrek, zegt Hogewoning. “Wij zitten hier ideaal, maar Delft kent maar weinig anti-kraakpanden. Zeven van mijn zestien clubgenoten wonen wegens het woonruimtegebrek hier anti-kraak in Den Haag.”
Zo schetste het Technisch Weekblad afgelopen week het nieuwe zuiveringssysteem ’Cannibal‘ van Siemens Water Technologies, dat in een proefopstelling bij de waterzuivering van Zeewolde werd ontwikkeld.
Hoogleraar milieubiotechnologie prof.dr.ir. Mark van Loosdrecht (Technische Natuurwetenschappen) is er niet van onder de indruk. Hij waarschuwt desgevraagd voor het geclaimde getal van zeventig procent slibreductie, omdat niet duidelijk is waarmee men de vergelijking aangaat. Lastig is ook dat Siemens de technologie, die het bedrijf uit Amerika heeft aangekocht, achter gesloten deuren ontwikkelt, en er weinig wetenschappelijke gegevens gepubliceerd zijn.
Het uitgangspunt van de Siemens-technologie is de hoeveelheid slib zoveel mogelijk te reduceren, ook als dat extra energie kost om extra lucht door het afvalwater te pompen om het slib te oxideren. Bacterieslib wordt in een waterzuivering gemengd met afvalwater. De bacteriën oxideren het vuil in het water en groeien daardoor in aantal. Gereinigd water stroomt verder en het slib wordt met nieuw afvalwater gemengd. In het Cannibal-proces van Siemens wordt het teruggevoerde slib, voornamelijk bestaand uit bacteriën, in een aparte tank eerst nog enige tijd ‘uitgehongerd’. Het slib gaat zichzelf dan ‘opeten’ en er ontstaat dus netto minder slib. Dit kost wel extra beluchting.
Volgens Van Loosdrecht is het reduceren van slib een achterhaalde gedachte uit de jaren tachtig en negentig. Toen was energie nog goedkoop, en maakte men zich nauwelijks druk over gesloten kringlopen. Van Loosdrecht zegt niet bang te zijn van slib en ziet meer in het Amsterdamse voorbeeld van een rioolwaterzuivering naast het energiebedrijf. Bij vergisting van het slib ontstaat methaan en daarnaast komt bij verbranding van het restslib warmte vrij die voor dertig procent in elektriciteit wordt omgezet, terwijl de rest de stadsverwarming voedt. Men ging dus rioolslib, van oorsprong alles wat door de wc en wasbakken gespoeld wordt inclusief condooms, tampons en heel veel toiletpapier, zien als energiebron. Daar gaat het Cannibal-proces aan voorbij.
Een andere zwak punt is volgens Van Loosdrecht de fosfaatverwijdering. Normaal gesproken wordt fosfaat (uit kunstmest en wasmiddelen) door bacteriën opgenomen en komt zo in het rioolslib terecht. Bij Cannibal is dat niet zo en blijft het fosfaat in oplossing. Daarom is een extra behandeling nodig om het fosfaat te verwijderen. Het wordt in de vorm van een onoplosbaar ijzerfosfaat gebonden. Maar daarmee is het zo stevig gebonden dat hergebruik nauwelijks meer mogelijk is. Terwijl anders uit de as van verbrand rioolslib het fosfaat teruggewonnen wordt als grondstof voor fosforzuur. Het bedrijf Thermphos met een fabriek in Vlissingen doet dat op die manier. Fosforzuur wordt bijvoorbeeld gebruikt in voedingsmiddelen – het geeft cola zijn frisse smaak. Leuk te bedenken dat dat het resultaat is van bij 1200 graden verbrand rioolslib. Hoogwaardig hergebruik heet dat, en het heeft wat Van Loosdrecht de voorkeur boven de afvalstroom te reduceren met inzet van energie en chemische middelen.

Comments are closed.