,,Zie het als een prijsvraag. Ik ben de ambtenaar en jullie zijn de uitgenodigde topontwerpers. Ieder van jullie moet een scenario, een visie ontwikkelen.
Een model dat nader uitgewerkt moet worden”, leidt ir. Jack Breen het vormstudiepracticum van het blok ‘stad’ in. Voor hem ligt bijna een vierkante meter karton met daarop grote piepschuimblokken. Tussen de blokken zit een open ruimte. ,,Het gaat om de invulling van een plek in de stad waar we als gemeente mee in de maag zitten. De uitdaging is het beter te maken dan het is.”
De ‘uitgenodigde topontwerpers’ zijn eerstejaars bouwkundestudenten. De dag ervoor hebben ze een voorbereidend college gehad en de eerste tien minuten van deze middag zijn lezend in een toelichtend artikel doorgebracht. Breen vervolgt: ,,Je moet het niet volbouwen; het moet een openbare, toegankelijke ruimte zijn. Loop er ook omheen, op ooghoogte, zodat je je een beeld kunt vormen van wat je de mensen aandoet.”
Veel bouwkundestudenten ervaren de vormstudiepractica als de leukste van het eerste jaar. Veel niet-bouwkundestudenten zien in deze practica het bewijs dat bouwkunde weinig met techniek te maken heeft. Katrien (eerstejaars bouwkunde): ,,Dit is nou precies waarom mensen deze studie knutselen vinden. Bouwkunde heeft ten onrechte die naam. Vormstudie is heel belangrijk. Je leert gevoel voor verhoudingen te krijgen. Alleen door er echt mee bezig te zijn, leer je goede composities te maken. Dit kun je niet leren door een dictaat te lezen.”
Katrien heeft het plein in de maquette klassiek ingericht. In een grote, verzonken cirkel is een amfitheater te herkennen. Bomen – schaal een-op-tweehonderd – vormen een vierkant aan de andere kant van de open vlakte tussen de piepschuimen ‘woonblokken’. Het pleintje doet Zuid-Frans aan.
Docent W. Vogel, een van de vier begeleiders van het practicum, voorziet Katriens creatie van commentaar: ,,Je moet goed in de gaten houden of de scheiding van toegepaste materialen ook een scheiding in de compositie betekent. Hier praat je Spaans, daar praat je Japans, bij wijze van spreken. Kan een element of materiaalsoort ook op een andere plaats terugkomen?”
Aan een tafel apart is iemand bezig grote blokken piepschuim op poten in het virtuele landschap te plaatsen. Voor student Van der Vossen (50), die in maart met bouwkunde begon en speciaal daarvoor naar Delft verhuisde, is dit practicum niet een van de vele stappen op weg naar het architectschap: ,,Ik doe dit puur voor m’n lol. Er zit geen enkele druk achter. Ik kan stoppen wanneer ik wil. Bijvoorbeeld als ik een baan krijg, hoewel ik de kans daarop laag inschat.”
De meeste architecten-in-opleiding komen met sterk op elkaar lijkende oplossingen. Volgens een van de eerstejaars komt dit omdat de docent voorbeelden heeft laten zien en het makkelijk is je door kant-en-klare oplossingen te laten leiden: ,,Het isleuker je niet te laten sturen maar je fantasie te volgen”, zegt Finbarr, terwijl hij trefzeker nog wat her en der in zijn maquette gestrooide stukjes elektradraad schikt. Wat vindt de docent van zijn vrije compositie? Finbarr: ,,Hij loopt de hele tijd te zeiken dat ik lelijke kleuren gebruik. Maar ik maak me geen zorgen: vormstudie telt maar twee procent mee of zo. Het is voor mij gewoon leuk een middagje plakken en knippen.”
De andere studenten in zijn groep denken daar anders over. Maria: ,,Vormstudie wordt echt ondergewaardeerd. Het lijkt soms te abstract en dan wordt het inderdaad een middagje knutselen. Je hoort van iedereen dat het beter zou zijn als je er meer tijd voor zou krijgen en het zwaarder mee zou wegen.”
Breen: ,,De studenten moeten het werkstuk dat ze vanmiddag gemaakt hebben zelf analyseren, er zelf kristisch naar kijken. Dat is heel moeilijk, zeker als je hier nog geen jaar rondloopt. Je merkt goed dat bijvoorbeeld tweedejaarsstudenten dat veel makkelijker kunnen. Die hebben zich het idioom eigen gemaakt.”
Kirsten over haar ontwerp: ,,Mijn werkstuk is een ‘spel der tegenstrijdigheden’. Tenminste, dat hoorde ik net van de docent. Voor mij is het belangrijker dat de bewoners, de gebruikers van het plein, het er leuk vinden. Dat ook mensen die geen flauw benul hebben waar je het over hebt, je plein begrijpen.”
,,Zie het als een prijsvraag. Ik ben de ambtenaar en jullie zijn de uitgenodigde topontwerpers. Ieder van jullie moet een scenario, een visie ontwikkelen. Een model dat nader uitgewerkt moet worden”, leidt ir. Jack Breen het vormstudiepracticum van het blok ‘stad’ in. Voor hem ligt bijna een vierkante meter karton met daarop grote piepschuimblokken. Tussen de blokken zit een open ruimte. ,,Het gaat om de invulling van een plek in de stad waar we als gemeente mee in de maag zitten. De uitdaging is het beter te maken dan het is.”
De ‘uitgenodigde topontwerpers’ zijn eerstejaars bouwkundestudenten. De dag ervoor hebben ze een voorbereidend college gehad en de eerste tien minuten van deze middag zijn lezend in een toelichtend artikel doorgebracht. Breen vervolgt: ,,Je moet het niet volbouwen; het moet een openbare, toegankelijke ruimte zijn. Loop er ook omheen, op ooghoogte, zodat je je een beeld kunt vormen van wat je de mensen aandoet.”
Veel bouwkundestudenten ervaren de vormstudiepractica als de leukste van het eerste jaar. Veel niet-bouwkundestudenten zien in deze practica het bewijs dat bouwkunde weinig met techniek te maken heeft. Katrien (eerstejaars bouwkunde): ,,Dit is nou precies waarom mensen deze studie knutselen vinden. Bouwkunde heeft ten onrechte die naam. Vormstudie is heel belangrijk. Je leert gevoel voor verhoudingen te krijgen. Alleen door er echt mee bezig te zijn, leer je goede composities te maken. Dit kun je niet leren door een dictaat te lezen.”
Katrien heeft het plein in de maquette klassiek ingericht. In een grote, verzonken cirkel is een amfitheater te herkennen. Bomen – schaal een-op-tweehonderd – vormen een vierkant aan de andere kant van de open vlakte tussen de piepschuimen ‘woonblokken’. Het pleintje doet Zuid-Frans aan.
Docent W. Vogel, een van de vier begeleiders van het practicum, voorziet Katriens creatie van commentaar: ,,Je moet goed in de gaten houden of de scheiding van toegepaste materialen ook een scheiding in de compositie betekent. Hier praat je Spaans, daar praat je Japans, bij wijze van spreken. Kan een element of materiaalsoort ook op een andere plaats terugkomen?”
Aan een tafel apart is iemand bezig grote blokken piepschuim op poten in het virtuele landschap te plaatsen. Voor student Van der Vossen (50), die in maart met bouwkunde begon en speciaal daarvoor naar Delft verhuisde, is dit practicum niet een van de vele stappen op weg naar het architectschap: ,,Ik doe dit puur voor m’n lol. Er zit geen enkele druk achter. Ik kan stoppen wanneer ik wil. Bijvoorbeeld als ik een baan krijg, hoewel ik de kans daarop laag inschat.”
De meeste architecten-in-opleiding komen met sterk op elkaar lijkende oplossingen. Volgens een van de eerstejaars komt dit omdat de docent voorbeelden heeft laten zien en het makkelijk is je door kant-en-klare oplossingen te laten leiden: ,,Het isleuker je niet te laten sturen maar je fantasie te volgen”, zegt Finbarr, terwijl hij trefzeker nog wat her en der in zijn maquette gestrooide stukjes elektradraad schikt. Wat vindt de docent van zijn vrije compositie? Finbarr: ,,Hij loopt de hele tijd te zeiken dat ik lelijke kleuren gebruik. Maar ik maak me geen zorgen: vormstudie telt maar twee procent mee of zo. Het is voor mij gewoon leuk een middagje plakken en knippen.”
De andere studenten in zijn groep denken daar anders over. Maria: ,,Vormstudie wordt echt ondergewaardeerd. Het lijkt soms te abstract en dan wordt het inderdaad een middagje knutselen. Je hoort van iedereen dat het beter zou zijn als je er meer tijd voor zou krijgen en het zwaarder mee zou wegen.”
Breen: ,,De studenten moeten het werkstuk dat ze vanmiddag gemaakt hebben zelf analyseren, er zelf kristisch naar kijken. Dat is heel moeilijk, zeker als je hier nog geen jaar rondloopt. Je merkt goed dat bijvoorbeeld tweedejaarsstudenten dat veel makkelijker kunnen. Die hebben zich het idioom eigen gemaakt.”
Kirsten over haar ontwerp: ,,Mijn werkstuk is een ‘spel der tegenstrijdigheden’. Tenminste, dat hoorde ik net van de docent. Voor mij is het belangrijker dat de bewoners, de gebruikers van het plein, het er leuk vinden. Dat ook mensen die geen flauw benul hebben waar je het over hebt, je plein begrijpen.”

Comments are closed.