Het slechte studierendement en de steeds langer wordende studieduur aan de TU Delft zijn al jarenlang een doorn in het oog van bestuurders.
Voor dit probleem zoeken zij steeds vaker hun toevlucht tot allerlei repressieve maatregelen, zogenoemde studievoortgangseisen. Deze maatregelen zullen op lange termijn echter nooit het beoogde effect hebben en zelfs averechts werken, terwijl ze wel de wetenschappelijke manier van leren aan de instelling indammen.
Recentelijk trad de x-2-regel op Bouwkunde in werking. Deze voortgangsregeling houdt in dat als een student aan semester x wil beginnen, deze alle semesters volledig moet hebben gehaald, met uitzondering van het semester dat direct aan x voorafgaat.
Volgens opleidingsdirecteur Kees van Weeren heeft de regel al geleid tot boven verwachting goede resultaten en zijn vreugde kan niet op. Ook de studieadviseurs zijn erg tevreden, omdat het bezoek op hun spreekuur enorm is gestegen gedurende de intekenperiode voor het nieuwe semester. Probleemgevallen die anders in tien jaar niet langs de studieadviseur zouden zijn gekomen, komen nu massaal.
Een geweldige maatregel dus, zou je denken. En dit is maar één voorbeeld, want er zijn vergelijkbare varianten, zoals ‘p voor 3’ (verplicht de propedeuse halen voor het derde jaar). Maar waar men aan voorbijgaat bij dit soort bepalingen, is dat de positieve effecten ervan slechts van korte duur zijn.
In eerste instantie zal een student extra zijn best doen om door te mogen stromen naar semester x en daardoor harder werken. Op die manier heeft de regel effect. Als een student echter niet mag doorstromen naar een volgend semester, leidt dat ertoe dat deze een half jaar lang geen regulier onderwijsprogramma kan volgen en een nog veel grotere achterstand oploopt.
De opleidingsdirecteur zal zeggen dat in dit probleem wordt voorzien doordat studenten met een goede reden voor hun studieachterstand vrijstelling kunnen krijgen van de regel door een studieadviseur, en dus toch kunnen doorstromen. ‘Goede’ studenten zouden dus niet onnodig door de regel worden getroffen. Echter, dezelfde studenten kunnen daarna gemakkelijk opnieuw tegen de regel aanlopen en daardoor alsnog worden gehinderd, zodat de studieduur uiteindelijk alleen maar langer wordt en niet korter.
Het stellen van voortgangseisen werkt op lange termijn dus nooit en demotiveert zelfs studenten, terwijl er gegronde, inhoudelijke redenen tegen zijn.
De belangrijkste hiervan is dat een student zelf zijn manier van studeren moet vinden, door te kiezen en te plannen. Natuurlijk moeten studenten hierbij begeleid worden, maar zelfstandigheid en leren verantwoordelijkheid te nemen dienen voorop te gaan. Dit is immers niet uit een boekje te leren, maar op slechts één manier: learning by doing, met op je bek gaan en weer opstaan.
Het kan erop lijken dat ik hier een ongelimiteerde vrijheid bepleit voor de student, om de eigen wijze van studeren en het tempo daarin te bepalen. Er zijn echter ook grenzen aan de vrijheid.
Zo is het noodzakelijk dat ingangseisen gesteld worden voor een groot deel van het projectonderwijs in groepen, omdat het ongeoorloofd is dat gebrek aan kennis bij één groepslid de werkdruk op de andere leden verhoogt. Maar, de eisen moeten inhoudelijke zijn, gebaseerd op het hebben van bepaalde kennis en niet louter gestoeld op de snelheid van studeren.
Lang studeren kost tijd, en kost de overheid geld. Dit is maatschappelijk gezien onwenselijk, de maatschappij heeft dus alle recht eisen te stellen aan de studieduur. Voor de TU zit de verspilling vooral in het verkeerd gebruik maken van faciliteiten, bijvoorbeeld het vaak doen van practica, niet in het lang studeren zelf. Een zoveelstejaars legt nauwelijks beslag op de capaciteit van de instelling. Een student die elk jaar eenvijfde van de tijd studeert, daarbij twaalf ects haalt en zo 25 jaar over zijn studie doet, heeft juist meer inkomsten opgeleverd; elk jaar weer dat collegegeld! De enige aan wie de student dus iets verplicht is, is de maatschappij en niet de TU.
Voortgangseisen werken niet en zijn bovendien pertinent fout. Natuurlijk is het mogelijk een aantal negatieve bijwerkingen van voortgangseisen weg te werken, maar de studieduur en het rendement zullen niet verbeteren. Er is maar één ding waar de regel bij zou kunnen helpen en dat is ervoor te zorgen dat zogenaamde ‘ranzige’ studenten zo snel mogelijk van de universiteit worden verwijderd. Dat daarbij het merendeel van de studenten, dat wel goed studeert, wordt geremd en dat daarbij verlies aan potentieel optreedt, wordt voor het gemak vergeten.
De auteur is voor de AAG lid van de centrale studentenraad van de TU Delft.
Voor dit probleem zoeken zij steeds vaker hun toevlucht tot allerlei repressieve maatregelen, zogenoemde studievoortgangseisen. Deze maatregelen zullen op lange termijn echter nooit het beoogde effect hebben en zelfs averechts werken, terwijl ze wel de wetenschappelijke manier van leren aan de instelling indammen.
Recentelijk trad de x-2-regel op Bouwkunde in werking. Deze voortgangsregeling houdt in dat als een student aan semester x wil beginnen, deze alle semesters volledig moet hebben gehaald, met uitzondering van het semester dat direct aan x voorafgaat.
Volgens opleidingsdirecteur Kees van Weeren heeft de regel al geleid tot boven verwachting goede resultaten en zijn vreugde kan niet op. Ook de studieadviseurs zijn erg tevreden, omdat het bezoek op hun spreekuur enorm is gestegen gedurende de intekenperiode voor het nieuwe semester. Probleemgevallen die anders in tien jaar niet langs de studieadviseur zouden zijn gekomen, komen nu massaal.
Een geweldige maatregel dus, zou je denken. En dit is maar één voorbeeld, want er zijn vergelijkbare varianten, zoals ‘p voor 3’ (verplicht de propedeuse halen voor het derde jaar). Maar waar men aan voorbijgaat bij dit soort bepalingen, is dat de positieve effecten ervan slechts van korte duur zijn.
In eerste instantie zal een student extra zijn best doen om door te mogen stromen naar semester x en daardoor harder werken. Op die manier heeft de regel effect. Als een student echter niet mag doorstromen naar een volgend semester, leidt dat ertoe dat deze een half jaar lang geen regulier onderwijsprogramma kan volgen en een nog veel grotere achterstand oploopt.
De opleidingsdirecteur zal zeggen dat in dit probleem wordt voorzien doordat studenten met een goede reden voor hun studieachterstand vrijstelling kunnen krijgen van de regel door een studieadviseur, en dus toch kunnen doorstromen. ‘Goede’ studenten zouden dus niet onnodig door de regel worden getroffen. Echter, dezelfde studenten kunnen daarna gemakkelijk opnieuw tegen de regel aanlopen en daardoor alsnog worden gehinderd, zodat de studieduur uiteindelijk alleen maar langer wordt en niet korter.
Het stellen van voortgangseisen werkt op lange termijn dus nooit en demotiveert zelfs studenten, terwijl er gegronde, inhoudelijke redenen tegen zijn.
De belangrijkste hiervan is dat een student zelf zijn manier van studeren moet vinden, door te kiezen en te plannen. Natuurlijk moeten studenten hierbij begeleid worden, maar zelfstandigheid en leren verantwoordelijkheid te nemen dienen voorop te gaan. Dit is immers niet uit een boekje te leren, maar op slechts één manier: learning by doing, met op je bek gaan en weer opstaan.
Het kan erop lijken dat ik hier een ongelimiteerde vrijheid bepleit voor de student, om de eigen wijze van studeren en het tempo daarin te bepalen. Er zijn echter ook grenzen aan de vrijheid.
Zo is het noodzakelijk dat ingangseisen gesteld worden voor een groot deel van het projectonderwijs in groepen, omdat het ongeoorloofd is dat gebrek aan kennis bij één groepslid de werkdruk op de andere leden verhoogt. Maar, de eisen moeten inhoudelijke zijn, gebaseerd op het hebben van bepaalde kennis en niet louter gestoeld op de snelheid van studeren.
Lang studeren kost tijd, en kost de overheid geld. Dit is maatschappelijk gezien onwenselijk, de maatschappij heeft dus alle recht eisen te stellen aan de studieduur. Voor de TU zit de verspilling vooral in het verkeerd gebruik maken van faciliteiten, bijvoorbeeld het vaak doen van practica, niet in het lang studeren zelf. Een zoveelstejaars legt nauwelijks beslag op de capaciteit van de instelling. Een student die elk jaar eenvijfde van de tijd studeert, daarbij twaalf ects haalt en zo 25 jaar over zijn studie doet, heeft juist meer inkomsten opgeleverd; elk jaar weer dat collegegeld! De enige aan wie de student dus iets verplicht is, is de maatschappij en niet de TU.
Voortgangseisen werken niet en zijn bovendien pertinent fout. Natuurlijk is het mogelijk een aantal negatieve bijwerkingen van voortgangseisen weg te werken, maar de studieduur en het rendement zullen niet verbeteren. Er is maar één ding waar de regel bij zou kunnen helpen en dat is ervoor te zorgen dat zogenaamde ‘ranzige’ studenten zo snel mogelijk van de universiteit worden verwijderd. Dat daarbij het merendeel van de studenten, dat wel goed studeert, wordt geremd en dat daarbij verlies aan potentieel optreedt, wordt voor het gemak vergeten.
De auteur is voor de AAG lid van de centrale studentenraad van de TU Delft.
Comments are closed.