Opinie

TU strategie: zijn de keuzes al gemaakt?

Rector Wakker pleitte in zijn diesrede voor meer onderscheid tussen universiteiten. Prof.dr.ir. F.W. Jansen plaatst daar een aantal aantekeningen bij.

Volgens de rector zouden universiteiten zich kunnen profileren naar oriëntatie: een natuurkundig gerichte universiteit zou zich op andere technologie kunnen richten dan een meer bedrijfskundig gerichte universiteit als Twente. Zonder zich expliciet uit te spreken gaf de rector daarmee aan dat er een keuze gemaakt zal worden, of inmiddels al gemaakt is, voor Delft als een ‘harde’ technische universiteit. Wakker doet voorkomen alsof deze keuze helder in de strategienota staat en een min of meer logisch gevolg is van de keuze voor kwaliteit.

Helaas kan ik hem daarin niet volgen. Naar mijn mening is Delft een brede en veelzijdige technische universiteit. Misschien mist zij daardoor de focusering voor topkwaliteit, maar ik zou toch graag zien dat de TU dit karakter behoudt. In elk geval zou ik graag een discussie over strategische keuzes zien, en niet voortdurend de indruk krijgen dat er al duidelijke keuzes gemaakt zijn.
Invalshoeken

Kijkend naar de TU Delft zie ik drie vormen van technologie: de technisch-fysische invalshoek, de ontwerpende en constructieve richtingen, en de informatie- en communicatie-technologie (ICT). Traditioneel is de TU goed vertegenwoordigd in de technisch-fysische hoek. De commissie-Beek heeft dat accent ook willen behouden en versterken. Topkwaliteit is hier ook goed te definiëren en te meten. Helaas is de maatschappelijke zichtbaarheid van deze activiteit minder, en draagt ze alleen indirect bij aan onze directe leefomgeving.

De TU is verder breed vertegenwoordigd in de constructieve en ontwerpende richtingen. Een aanmerkelijk deel van de studenten komt naar Delft om opgeleid te worden tot ingenieur in de echte zin van het woord. Bij het ontwerpen hebben in de loop van de tijd naast de strikt technische aspecten ook de mens- en maatschappijgerichte aspecten aan belang gewonnen. Ondanks de omvang van de betrokken faculteiten is het op ontwerp- en productiegerichte onderzoek binnen de TU wellicht minder prominent, en is de kwaliteit moeilijker te benoemen.

De derde richting, ICT, is een relatief nieuw onderwerp binnen de TU en daardoor ook in omvang nog bescheiden. Het onderzoek op dit gebied maakt misschien tien procent van de totale onderzoeksinzet uit, maar gezien het maatschappelijk belang zal het de komende jaren nog sterk kunnen groeien. Omdat vaste wetenschappelijke kaders nog ontbreken, is kwaliteit ook hier moeilijk te meten. Door de verwevenheid met maatschappelijke en industriële processen is affiniteit met mens- en maatschappij-wetenschappen noodzakelijk. Geen informatiesysteem wordt ontwikkeld zonder een grondige analyse van de bedrijfsprocessen en van de interactie met de gebruiker.
Keuzes

Het lijkt alsof de rector een onderscheid maakt tussen fundamenteel en toegepast, een verschil van korte en lange termijn. Anderzijds introduceert hij het begrip oriëntatie en karakter, zeg maar een keuze voor een van de drie richtingen. Moeten we de woorden van de rector interpreteren als een uitnodiging aan Eindhoven om zich te richten op ontwerp en productie, Twente op ICT, en dat Delft dan wel het technisch-fysisch onderzoek voor zijn rekening zal nemen? Dat zou volgens mij een slechte keuze zijn.

Het door het cvb (en de ARTD) opgeroepen beeld is onduidelijk en kan worden misverstaan als een keuze voor de harde technologie. Dat is gevaarlijk. Delft moet zeer zorgzaam zijn over zijn imago en geen verkeerde signalen afgeven. Ik ben ervan overtuigd dat studenten kiezen voor een brede maatschappelijk georiënteerde opleiding, liever dan voor een technisch specialistische. Als ik professor Berkhout op tv hoor zeggen dat ‘wie niet van vliegtuigen houdt, meer last heeft van de geluidshinder’, of als professor Priemus de krant haalt met een positief advies over de A4, dan krommen mijn tenen. De keuze tussen een spoortunnel door Delft of de aanleg van de A4 is voor mij snel gemaakt.

De TU moet ervoor waken zich niet het imago van harde techniek en maatschappelijke onverschilligheid aan te meten, en mag zeker niet het verlengde worden van de betonlobby. Wageningen probeert zich al enige tijd te ontdoen van haar bio-industrie imago, wellicht te laat. Delft moet oppassen met onderwerpen als transport of met technologische hoogstandjes als nano-technologie, en in het algemeen met het te uitbundig uitstralen van een technologisch optimisme. Bovendien moet de TU zich zorgen maken over de instroom. Ik acht het niet onmogelijk dat over tien jaar de helft van de ingenieurs wordt opgeleid voor ICT-functies. Het technisch-fysisch potentieel zal dan misschien gedaald zijn naar tien procent. Een universiteit die zich op dit specifieke segment specialiseert, prijst zich uit de markt.

Wat mij echter het meeste stoort is niet de keuze zelf maar de onduidelijke manier waarop de strategische keuzes naar buiten worden gebracht. Eerst komt er een strategienota met mooie woorden, maar blijven de consequenties onduidelijk. De keuzes van de ARTD gaven ook al niet veel houvast. Nu meldt de rector dat er een onderscheid in oriëntatie en karakter van de universiteiten moet komen. Ik kan me niet voorstellen dat het cvb de TU zou willen versmallen tot een technisch-fysische kern. Mijn steun voor een dergelijke keuze heeft ze in ieder geval niet. Ik zou kiezen voor een brede en vooral ‘ontwerpende’ universiteit die kritisch naar de maatschappelijke ontwikkelingen kijkt en ook kritische, breed inzetbare studenten opleidt. Ik zou ook eerst de onderzoeksruimte in meer gelijke mate verdelen over bovengenoemde richtingen. Misschien wordt de TU dan geen topuniversiteit, maar ze is zo tenminste wel tijdig klaar voor de uitdagingen van de komende tijd. Voor alles vind ik echter dat het cvb en de ARTD hun beleid duidelijker moeten uitdragen en de brede discussie in de TU-gemeenschap moeten zoeken.

De auteur is hoogleraar Informatica

Volgens de rector zouden universiteiten zich kunnen profileren naar oriëntatie: een natuurkundig gerichte universiteit zou zich op andere technologie kunnen richten dan een meer bedrijfskundig gerichte universiteit als Twente. Zonder zich expliciet uit te spreken gaf de rector daarmee aan dat er een keuze gemaakt zal worden, of inmiddels al gemaakt is, voor Delft als een ‘harde’ technische universiteit. Wakker doet voorkomen alsof deze keuze helder in de strategienota staat en een min of meer logisch gevolg is van de keuze voor kwaliteit.

Helaas kan ik hem daarin niet volgen. Naar mijn mening is Delft een brede en veelzijdige technische universiteit. Misschien mist zij daardoor de focusering voor topkwaliteit, maar ik zou toch graag zien dat de TU dit karakter behoudt. In elk geval zou ik graag een discussie over strategische keuzes zien, en niet voortdurend de indruk krijgen dat er al duidelijke keuzes gemaakt zijn.
Invalshoeken

Kijkend naar de TU Delft zie ik drie vormen van technologie: de technisch-fysische invalshoek, de ontwerpende en constructieve richtingen, en de informatie- en communicatie-technologie (ICT). Traditioneel is de TU goed vertegenwoordigd in de technisch-fysische hoek. De commissie-Beek heeft dat accent ook willen behouden en versterken. Topkwaliteit is hier ook goed te definiëren en te meten. Helaas is de maatschappelijke zichtbaarheid van deze activiteit minder, en draagt ze alleen indirect bij aan onze directe leefomgeving.

De TU is verder breed vertegenwoordigd in de constructieve en ontwerpende richtingen. Een aanmerkelijk deel van de studenten komt naar Delft om opgeleid te worden tot ingenieur in de echte zin van het woord. Bij het ontwerpen hebben in de loop van de tijd naast de strikt technische aspecten ook de mens- en maatschappijgerichte aspecten aan belang gewonnen. Ondanks de omvang van de betrokken faculteiten is het op ontwerp- en productiegerichte onderzoek binnen de TU wellicht minder prominent, en is de kwaliteit moeilijker te benoemen.

De derde richting, ICT, is een relatief nieuw onderwerp binnen de TU en daardoor ook in omvang nog bescheiden. Het onderzoek op dit gebied maakt misschien tien procent van de totale onderzoeksinzet uit, maar gezien het maatschappelijk belang zal het de komende jaren nog sterk kunnen groeien. Omdat vaste wetenschappelijke kaders nog ontbreken, is kwaliteit ook hier moeilijk te meten. Door de verwevenheid met maatschappelijke en industriële processen is affiniteit met mens- en maatschappij-wetenschappen noodzakelijk. Geen informatiesysteem wordt ontwikkeld zonder een grondige analyse van de bedrijfsprocessen en van de interactie met de gebruiker.
Keuzes

Het lijkt alsof de rector een onderscheid maakt tussen fundamenteel en toegepast, een verschil van korte en lange termijn. Anderzijds introduceert hij het begrip oriëntatie en karakter, zeg maar een keuze voor een van de drie richtingen. Moeten we de woorden van de rector interpreteren als een uitnodiging aan Eindhoven om zich te richten op ontwerp en productie, Twente op ICT, en dat Delft dan wel het technisch-fysisch onderzoek voor zijn rekening zal nemen? Dat zou volgens mij een slechte keuze zijn.

Het door het cvb (en de ARTD) opgeroepen beeld is onduidelijk en kan worden misverstaan als een keuze voor de harde technologie. Dat is gevaarlijk. Delft moet zeer zorgzaam zijn over zijn imago en geen verkeerde signalen afgeven. Ik ben ervan overtuigd dat studenten kiezen voor een brede maatschappelijk georiënteerde opleiding, liever dan voor een technisch specialistische. Als ik professor Berkhout op tv hoor zeggen dat ‘wie niet van vliegtuigen houdt, meer last heeft van de geluidshinder’, of als professor Priemus de krant haalt met een positief advies over de A4, dan krommen mijn tenen. De keuze tussen een spoortunnel door Delft of de aanleg van de A4 is voor mij snel gemaakt.

De TU moet ervoor waken zich niet het imago van harde techniek en maatschappelijke onverschilligheid aan te meten, en mag zeker niet het verlengde worden van de betonlobby. Wageningen probeert zich al enige tijd te ontdoen van haar bio-industrie imago, wellicht te laat. Delft moet oppassen met onderwerpen als transport of met technologische hoogstandjes als nano-technologie, en in het algemeen met het te uitbundig uitstralen van een technologisch optimisme. Bovendien moet de TU zich zorgen maken over de instroom. Ik acht het niet onmogelijk dat over tien jaar de helft van de ingenieurs wordt opgeleid voor ICT-functies. Het technisch-fysisch potentieel zal dan misschien gedaald zijn naar tien procent. Een universiteit die zich op dit specifieke segment specialiseert, prijst zich uit de markt.

Wat mij echter het meeste stoort is niet de keuze zelf maar de onduidelijke manier waarop de strategische keuzes naar buiten worden gebracht. Eerst komt er een strategienota met mooie woorden, maar blijven de consequenties onduidelijk. De keuzes van de ARTD gaven ook al niet veel houvast. Nu meldt de rector dat er een onderscheid in oriëntatie en karakter van de universiteiten moet komen. Ik kan me niet voorstellen dat het cvb de TU zou willen versmallen tot een technisch-fysische kern. Mijn steun voor een dergelijke keuze heeft ze in ieder geval niet. Ik zou kiezen voor een brede en vooral ‘ontwerpende’ universiteit die kritisch naar de maatschappelijke ontwikkelingen kijkt en ook kritische, breed inzetbare studenten opleidt. Ik zou ook eerst de onderzoeksruimte in meer gelijke mate verdelen over bovengenoemde richtingen. Misschien wordt de TU dan geen topuniversiteit, maar ze is zo tenminste wel tijdig klaar voor de uitdagingen van de komende tijd. Voor alles vind ik echter dat het cvb en de ARTD hun beleid duidelijker moeten uitdragen en de brede discussie in de TU-gemeenschap moeten zoeken.

De auteur is hoogleraar Informatica

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.