Als Delftse ‘fietsenmaker’ doe je je naam natuurlijk eer aan. Dus maken vier IO-studenten fietsen voor ziekenbroeders en artsen in Kenia.
Verwacht in het Keniaanse dorp Kisumu niet dat er een ambulance voor komt rijden als je in medische nood zit. Met wat geluk komt er een fiets. Daarvan wemelt het in het gebied. “Eén op de vier mensen in Kisumu is taxichauffeur”, zegt Paul van Deelen (24). “De enigen met een ‘achterop’”, vult studiegenoot Stephan van Meir (24) lachend aan.
De twee studenten, die de master strategic product design volgen, vertrekken volgende week naar Kisumu om een lokale fietswerkplaats te helpen een nieuwe productielijn op te zetten. Het is de bedoeling dat uit het atelier binnenkort fietsambulances rollen, of speciale fietsen voor artsen. Welke van de twee het worden, gaan de IO’ers ter plekke bepalen.
Van Deelen en Van Meir werken aan dit project in het kader van de ontwerpopdracht integral design project, een vak van vijf maanden waarbij IO-studenten van verschillende afstudeerrichtingen in teams van vier tot zes studenten een nieuw product ontwerpen voor een bedrijf. Ze werken samen met stichting Cycling out of Poverty. Die heeft verschillende werkplaatsen onder haar hoede in Burkina Faso, Oeganda, Kenia en Rwanda, waar fietsen gemaakt worden voor kleine ondernemers en gezondheidswerkers.
Zitten de fietsenmakers in Kenia wel op te wachten op een stel studenten dat hoogstens af en toe wat hobbyistisch sleutelt aan zijn racefiets? Dat kunnen de Kenianen zelf toch veel beter? Van Deelen: “De mensen daar volgen eigenlijk een soort standaardrecept als ze fietsen maken. Wij gaan innoveren; maken echt niet alleen maar een fiets met een karretje erachter of een bak voorop waarin een arts zijn instrumenten kan vervoeren. Eerst verkennen we de markt en dan schrijven we een businessplan.” Het tweetal is ook verantwoordelijk voor het marketingplan. Teamgenoot Tamar Meijer, die bij IO de specialisatie medisign volgt, gaat zich verdiepen in de gezondheidszorg in Kisumu. En masterstudent integrated product design Guido Molenaar is verantwoordelijk voor de bouw van het prototype.
Het project slaagt alleen als de werkplaats geld verdient aan de fietsen. Van Meir denkt dat dat kan. “De fietsen zijn gemaakt met Indiase fietsframes en zullen waarschijnlijk rond de honderd euro kosten. Ze zijn bedoeld voor mensen die over het algemeen minder dan twee euro per dag verdienen. Die mensen krijgen een microkrediet om de schuld verspreid over één of twee jaar terug te betalen.”
Dat het mogelijk is om zulke projecten commercieel succesvol te maken, en ook nog eens in maar een paar maanden tijd, is volgens de studenten al aangetoond door IO’ers die vorig jaar voor hetzelfde vak naar Kenia zijn gegaan. Zij maakten daar vrachtfietsen voor kleine ondernemers, waaronder visboeren.
“Bij aankomst hebben we meteen een afspraak met wat zij daar de ‘provinciale minister van gezondheidszorg’ noemen en de directeur van Cycling out of Poverty”, zegt Van Deelen. “Zij geven ons een rondleiding langs ziekenhuizen. Ook trekken we het platteland in, om afgelegen gemeenschappen te bezoeken. En natuurlijk kijken we in de werkplaats hoe de mensen daar werken.”
Het is voor het eerst dat de studenten werken aan een Bottom of the Pyramid-project (BOP), een commercieel project gericht op de armste laag van de bevolking. “Nou ja”, nuanceert Van Meir, “eerder had ik al wel gewerkt aan een BOP-project, maar dat was volkomen fictief. Ik had een multifunctioneel kastje ontworpen voor mensen in Colombia. Maar daar hebben de mensen daar nooit iets van afgeweten. Nu werken we echt aan een goed doel.”
“Ik denk dat ons project impact kan hebben”, vult Van Deelen aan. “Eind januari staan daar fietsen waarmee hopelijk levens gered worden. Misschien komt in elk dorp wel zo’n fiets te staan en heeft elk dorp straks een ziekenbroeder.”
Volg het project via de blog: bike4care.wordpress.com
Zijn bekering had bijbelse proporties. Stel je voor: self-made man Koornstra is groot en rijk geworden met televisieproducties als Veronica Beach concerten, Mrs. Universe en De TV Show. Via een aantal fusies met ondermeer IDTV groeit hij uit tot tweede tv-producent van Nederland achter Endemol. Koornstra verkoopt de boel in 2000, koopt voor zijn gezin een villa met renstal en veel grond in Overijssel en geeft zichzelf het ultieme cadeau: een BMW met alle opties. Dan op de A28 bij Nijkerk gebeurt het: ‘Het geluksgevoel bleef uit en na vijftien kilometer heb ik de auto de berm ingestuurd.’ Koornstra is dan 36 jaar.
Hij belt zijn maatje Friedwart Barfod en praat en praat. De hele nacht door. Bij het ochtendkrieken zijn ze eruit: ‘Het is een puinhoop in de wereld op nagenoeg alle gebieden en wij gaan een bijdrage leveren aan een betere wereld.’ Nee, zonder dollen. De omgeving reageert ongelovig, vrienden vragen of hij soms ‘wurmen in de kop’ heeft. Maar het is Koornstra en Barfod ernst. They’re on a mission from God.
De eerste groene onderneming is het energiebedrijf Oxxio dat naam maakt met zijn proactieve wervingscampagnes. Koornstra: ‘We gingen dus mensen bellen. Ja, ook als ze zaten te eten.
‘Hebt u stroom?’
‘Ja.’
Wilt u het goedkoper?’
‘Ja.’
Wilt u wat doen voor het milieu?’
‘Ja.’
‘Dan krijgt u vanaf volgende maand onze groene stroom met vijftien procent korting. Zeg nog eens ja.’
‘Ja.’
Verkocht. Zo ging dat. Enorm veel gezeur mee gehad, maar het was wel een succes.’
De winst van Oxxio vloeide naar de Tendris Holding en werd gebruikt om andere producten te ontwikkelen die goed zijn ‘voor mens, natuur en milieu’. Andere energiemaatschappijen werden behoorlijk nerveus van het brutale Oxxio dat onder hun duiven schoot. En bij consumentenprogramma’s regende het klachten van mensen die van de benadering niet gediend waren. Koornstra werd een regelmatige verschijning in radio- en televisieprogramma’s. Hij gaf fouten ruiterlijk toe, en wist er meestal een positieve draai aan te geven. ‘Zo kon ik altijd een terechte fout of negatief punt ombuigen omdat onze intenties en doelstellingen deugden. Ik was niet aan het bullshitten, ik zei de waarheid. Hup, weer vijfduizend klanten erbij.’
Intussen ontwikkelde John Rooijmans bij Tendris de led-lamp. De eisen waren hoog, en er is hard gewerkt om een led-lamp te ontwikkelen die niet alleen zuinig was (negentig procent minder energiegebruik dan gloeilamp) maar die ook een prettige kleur had. Als demo werden de zogenaamde Pharox lampen uitgerust met een batterijtje. Die gadget sloeg enorm aan en hielp de led-lamp aan machtige vrienden waaronder Bill Clinton, Tony Blair, Dalai Lama, minister Cramer en ga zo maar door.
Tot zover de successtory. Het boek dendert door, maar als kritisch lezer zet je wel eens een vraagteken in de marge. ‘De wereld redden met een lampje’ is natuurlijk onzin. Verlichting is slechts twintig procent van de elektriciteitsrekening, en elektriciteit bedraagt gemiddeld een kwart van het huishoudelijke energieverbruik. Kortom, er is meer nodig dan zuinige lampjes. Verder is het vrij koddig om een bezitter van vrijstaande villa met plasmaschermen, een paardenstal en elektrische sportauto (Lotus) te zien schrijven ‘Er gaan grote tekorten komen… onze natuurlijke reserves raken op… dit moet veranderen.’
Het is Koornstra’s kracht dat hij oplossingen verkoopt, en niet zeurt over problemen. Tenslotte heeft hij een sterk punt over innovatie: die komt niet van de grote bedrijven – die juist geneigd zijn veranderingen tegen te houden – maar van eigenzinnige types. En die kunnen goed bij Tendris terecht. Groene innovators kunnen zich geen betere voorvechter wensen.
Dit boek ligt ter inzage op de leestafel van de Universiteitsbibliotheek.
Ruud Koornstra: ‘Wat LED je? – Met een lampje de wereld redden’, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2009, 175 blz, € 14,95
Comments are closed.