Campus

Tegenwoordig kunnen we onze identiteit kiezen

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘La condition humaine postmoderne% hield Kees Vuyk onlangs in het Techniek Museum een lezing getiteld ‘Homo Volens – de willende mens naar Nietzsche en Heidegger%.

Hij doceert filosofie aan de Hogeschool voor de Kunst te Kampen en is auteur van het boek ‘Homo Volens%. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Ik heb deze lezing georganiseerd rond drie vragen, waarvan er één centraal staat, namelijk: ‘Wat wil ik?% Dat is een typisch hedendaagse of zo u wilt postmoderne vraag. Ik heb mijn twijfels bij het gebruik van het woord ‘postmodern%, want misschien zijn we dat nog helemaal niet. Niettemin zingt het rond. We hebben er allemaal een gevoel bij en het betekent wel degelijk iets. Om de term ‘postmodern% wat meer in te vullen is ‘Wat wil ik?% een vraag die ons naar de rand van het moderne bestaan voert en tot de kern van onszelf.

Dat wil niet zeggen dat ‘Wat wil ik?% tegenwoordig voor het eerst wordt gesteld. De vraag is al tamelijk oud. Nochtans vinden we van de moderne wil in de klassieke filosofie geen spoor terug. Bij Aristoteles komt de wil enkel voor in de zin van kiezen uit dingen die er al zijn. De preferentie van het ene boven het andere noemt hij ‘willen%. Hij gebruikt het dus in een enge betekenis. Bij ons slaat het niet alleen op bestaande zaken, maar vooral op het projecteren van iets nieuws, zoals het stellen van een levensdoel.

De wil begint haar filosofische carrière in de vijfde eeuw na onze jaartelling bij de kerkvader Augustinus die haar ontleent aan het Nieuwe Testament. Aan het einde van de middeleeuwen wordt de wil een vast thema in de filosofie en synoniem aan het vermogen van God de Schepper. Daarna neemt ze steeds meer menselijker trekken aan om vervolgens in de negentiende eeuw bij Nietzsche en Schopenhauer een filosofisch probleem te worden. En in onze tijd is de wil niet langer een filosofisch, maar een alledaags probleem.

De vraag ‘Wat wil ik?% heeft nu sterk te maken met de invulling van ons leven. In aristotelische zin komt ‘willen% voor als we in de supermarkt moeten kiezen uit tientallen merken wasmiddelen. De supermarkt, waarin iedereen zijn mandje naar eigen wens kan volladen, is trouwens een veelgebruikte metafoor van de postmoderne maatschappij. In diepere zin komt ‘willen% voor als we een levensweg uitstippelen. Tegenwoordig kunnen we zelfs ons geslacht of onze identiteit kiezen. Iemand als Michael Jackson heeft talloze operaties ondergaan om zijn uiterlijk te veranderen en sommige kunstenaars vertonen zich telkens in andere identiteiten.
Toeval

De vraag ‘Wat wil ik?% begint vandaag de dag in de plaats tekomen voor de kernvraag van de moderne westerse cultuur, namelijk: ‘Wie ben ik?%. Er heeft zich in de moderne geschiedenis een beweging afgetekend waarbij de vraag ‘Wie ben ik?% hoe langer hoe meer wordt beantwoord met de vraag ‘Wat wil ik?%. De vraag naar onze identiteit heeft ons dus naar de wil geleid. Op haar beurt is ‘Wie ben ik?% historisch gezien een opvolger van de klassieke vraag ‘Wat moet ik?%. Maar laat ik eerst stilstaan bij de vraag ‘Wie ben ik?%.

Waarom de vraag ‘Wat wil ik?% zo belangrijk is geworden komt omdat de vraag ‘Wie ben ik?% voor ons steeds moeilijker te beantwoorden is. Als we een diagnose van onze tijd stellen kunnen we zeggen dat we gebukt gaan onder een identiteitscrisis. Zo hadden veel mensen tot vijfentwintig jaar geleden een uitgesproken politieke identiteit. Men was socialist, liberaal, christen-democraat of aanhanger van een kleinere stroming. Nu is het onderscheid daartussen aan het vervagen en wisselen mensen van politieke identiteit. Filosofische vragen als ‘Wat is rechtvaardigheid?% of ‘Wat is waarheid?% vallen evenmin meer gemakkelijk te beantwoorden. Het ontbreekt ons kortom aan sterke overtuigingen.

Het verlies van identiteit valt te omschrijven als het verdwijnen van een besef van noodzakelijkheid. In zoiets moderns als de ontwikkeling van de natuurwetenschap heeft het begrip noodzakelijkheid aan belang ingeboet. Veel natuurwetten worden tegenwoordig herleid tot toevalsprocessen. Ook in de evolutietheorie is het besef van toeval een sterke rol gaan spelen. Ging het in de vorige eeuw bij sociaal-darwinisten om natuurlijke selectie als een noodzakelijk proces waaraan de soort zich niet kan onttrekken, nu is de aandacht verschoven naar het toevallig optreden van mutaties.

In de filosofie van de twintigste eeuw is toeval eveneens een belangrijk thema geworden. Het begint met Heidegger die in het woord ’toeval% de nadruk legt op ‘het toevallen%. Mensen zouden het leven moeten ervaren uit datgene wat hen toevalt. Dat is geen toevalstheorie in de betekenis dat alles kan en niets vaststaat of een chaostheorie in de zin van volledige willekeur, maar het predikt een soort openheid naar het leven.
Twijfel

Deze notie is bij hedendaagse filosofen terechtgekomen in de hoedanigheid van ‘contingentie%, een begrip dat vooral door Rorty in discussie is gebracht. ‘Contingentie% is een term die uit de middeleeuwen stamt en betekent dat iets niet noodzakelijk is. In de middeleeuwen maakte men onderscheid tussen dingen die hetzij noodzakelijk zijn of contingent. God was noodzakelijk, want je kon hem niet wegdenken. Wereldse zaken daarentegen waren contingent. Je kon je indenken dat ze er niet zijn. ‘Contingentie% duikt aan het einde van onze eeuw dus weer op als een beschrijving van de werkelijkheid, waarin we van niets overtuigd zijn dat het noodzakelijk is.

Het verdwijnen van het besef van identiteit, de opkomst van toevalstheorieën en het contingentie-begrip noemen filosofen het einde van de metafysica en ook wel het begin van hetpostmodernisme. De grote verhalen in onze cultuur – metafysische verhalen die een soort samenhang laten zien in de wereld, waardoor de dingen een noodzakelijke plaats krijgen – hebben volgens Lyotard hun geldigheid verloren. Vanaf de klassieke oudheid tot en met de negentiende eeuw maar ook nog bij sommige twintigste eeuwse denkers is het zoeken naar een noodzakelijk wezen van de werkelijkheid altijd het thema geweest van de metafysica.

In de moderne tijd is de metafysica een bewustzijnsfilosofie geworden. Ze zoekt de noodzakelijke samenhang in het bewustzijn en koppelt dat aan persoonlijke identiteit. Deze ontwikkeling begint met Descartes (1596-1650), de eerste echt moderne filosoof die bekend staat als de filosoof van de twijfel, omdat hij de twijfel als filosofische methode heeft geïntroduceerd. Zijn beroemdste werk ‘Discours de la méthode% begint met een uiteenzetting hoe hij aan alles twijfelt. Er is maar één ding waarvan hij uiteindelijk vindt dat het onbetwijfelbaar is, namelijk dat hij denkt. Vandaar zijn spreuk Cogito, ergo sum: ik denk, dus ik besta.

Met dat uitgangspunt gaat hij vervolgens de natuur bewijzen. Het gaat hem erom hoe de wereld in elkaar zit op grond van dat onbetwijfelbaar fundament van het eigen denken. Daarmee breekt hij met een traditie waarin het fundament altijd buiten de mens werd gezocht. De waarheid bestaat niet buiten jezelf, zegt Descartes, maar in jezelf. De manier waarop hij dat denken echter invult vinden filosofen na hem onbevredigend. Hij verklaart dat de mens aangeboren ideeën bezit die bestaan uit wiskundige principes en basiswetten van de natuurkunde. Evenmin kunnen ze ermee leven dat hij een scheiding aanbrengt tussen denken en werkelijkheid.
Verbeelding

De achttiende eeuwse filosoof Kant hield zich ook bezig met het denken en concludeert – modern gezegd – dat het een produkt is van de verbeelding. In het verlengde hiervan kunnen we stellen dat alles wat we waarnemen subjectief is, zodat we niet bij een objectieve werkelijkheid kunnen komen, want er zit altijd iets van onszelf in vermengd. Hij wijst er dus op dat de rationele logica een dieper fundament heeft in het menselijk subject, dat in de kern verbeelding is. Maar dan doemt de vraag op waar de verbeelding vandaan komt.

En dan zijn we aangeland bij Nietzsche die als antwoord geeft: verbeelding is willen. De wil is typisch iets waarachter je niet verder kunt denken. Toch ontstaat er dan een ander probleem, namelijk of er zoiets bestaat als vrijheid van wil. Volgens Schopenhauer is de mens noodzakelijkerwijs een willend wezen. We worden voortgedreven door de wil die een bepaalde schijnwereld produceert die ons gevangen houdt. Daar zouden we alleen maar uit kunnen komen door onze wil uit te schakelen.

Ik heb vrij lang stilgestaan bij de vraag ‘Wie ben ik?% Daarvoor heb ik gesteld dat deze de moderne versie is van de vraag ‘Wat moet ik?%, waarvan de christelijke variant is: er zijn geboden en regels waaraan je je hebt te houden. Descartes lapte dat aan zijnlaars. Als we geen zekerheid kunnen ontlenen aan bovennatuurlijke gegevenheden die voorschrijven wat we moeten doen, is de enige weg dat we die in onszelf gaan zoeken. Het antwoord op de vraag ‘Wat moet ik?% leidt dus tot de vraag ‘Wie ben ik?%.

De vraag ‘Wie ben ik?% wordt vervolgens beantwoord met de vraag ‘Wat wil ik?%. Dit betekent dat de vraag ‘Wat moet ik?% via een omweg wordt beantwoord met ‘Wat wil ik?%. Maar als datgene wat je wilt hetzelfde is als datgene wat je moet, verliest het ‘willen% elke betekenis, want je móet het immers. Zo gedacht – en dat is de uitkomst van het moderne denken – is er niets wat er nog toe doet, omdat alles kan.
Nihilisme

Dat is in een notendop de problematiek waar Nietzsche mee worstelt en die hij samenvat onder het begrip ‘nihilisme%.

Nietzsche definieert ‘nihilisme% als ‘das die obenste Werten sich entwerten%. Er zijn volgens hem wel opperste waarden, maar ze hebben hun waarde verloren. Godsdienstige waarden of politieke overtuigingen liggen per definitie buiten je zelf. De vraag ‘Wie ben ik?% heeft er uiteindelijk dus toe geleid dat de waarden buiten je zelf hun waarde zijn kwijtgeraakt, want in het perspectief van de persoonlijke identiteit van de mens zijn die waarden niet meer relevant.

Dat er geen richtinggevende waarden meer bestaan noemt Nietzsche in een bekende passage in ‘Fröhlige Wissenschaft% de dood van God. Hij voert daarin de ‘Tolle Mensch% (de dwaze mens) ten tonele die op de markt verschijnt met een lantaren in zijn hand en de mensen verklaart: God is dood en wij hebben hem vermoord. Dus op het moment dat de wil wordt opgevoerd als antwoord op de vraag naar het noodzakelijke verliest niet alleen het noodzakelijke zijn betekenis, maar ook de wil.

Misschien is dat wel kenmerkend voor waar ik het verhaal mee begon. Alle wilsvragen waar we ons vandaag de dag mee bezighouden hebben iets nihilistisch. Het gaat voor het merendeel om alledaagse, zoniet banale zaken. Grote idealen zitten er in ieder geval niet meer achter verborgen.%%

Bewerking: Mannus van der Laan

Streamers: ‘De grote verhalen in onze cultuur hebben hun geldigheid verloren%

In het kader van de Studium Generale-reeks ‘La condition humaine postmoderne% hield Kees Vuyk onlangs in het Techniek Museum een lezing getiteld ‘Homo Volens – de willende mens naar Nietzsche en Heidegger%. Hij doceert filosofie aan de Hogeschool voor de Kunst te Kampen en is auteur van het boek ‘Homo Volens%. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Ik heb deze lezing georganiseerd rond drie vragen, waarvan er één centraal staat, namelijk: ‘Wat wil ik?% Dat is een typisch hedendaagse of zo u wilt postmoderne vraag. Ik heb mijn twijfels bij het gebruik van het woord ‘postmodern%, want misschien zijn we dat nog helemaal niet. Niettemin zingt het rond. We hebben er allemaal een gevoel bij en het betekent wel degelijk iets. Om de term ‘postmodern% wat meer in te vullen is ‘Wat wil ik?% een vraag die ons naar de rand van het moderne bestaan voert en tot de kern van onszelf.

Dat wil niet zeggen dat ‘Wat wil ik?% tegenwoordig voor het eerst wordt gesteld. De vraag is al tamelijk oud. Nochtans vinden we van de moderne wil in de klassieke filosofie geen spoor terug. Bij Aristoteles komt de wil enkel voor in de zin van kiezen uit dingen die er al zijn. De preferentie van het ene boven het andere noemt hij ‘willen%. Hij gebruikt het dus in een enge betekenis. Bij ons slaat het niet alleen op bestaande zaken, maar vooral op het projecteren van iets nieuws, zoals het stellen van een levensdoel.

De wil begint haar filosofische carrière in de vijfde eeuw na onze jaartelling bij de kerkvader Augustinus die haar ontleent aan het Nieuwe Testament. Aan het einde van de middeleeuwen wordt de wil een vast thema in de filosofie en synoniem aan het vermogen van God de Schepper. Daarna neemt ze steeds meer menselijker trekken aan om vervolgens in de negentiende eeuw bij Nietzsche en Schopenhauer een filosofisch probleem te worden. En in onze tijd is de wil niet langer een filosofisch, maar een alledaags probleem.

De vraag ‘Wat wil ik?% heeft nu sterk te maken met de invulling van ons leven. In aristotelische zin komt ‘willen% voor als we in de supermarkt moeten kiezen uit tientallen merken wasmiddelen. De supermarkt, waarin iedereen zijn mandje naar eigen wens kan volladen, is trouwens een veelgebruikte metafoor van de postmoderne maatschappij. In diepere zin komt ‘willen% voor als we een levensweg uitstippelen. Tegenwoordig kunnen we zelfs ons geslacht of onze identiteit kiezen. Iemand als Michael Jackson heeft talloze operaties ondergaan om zijn uiterlijk te veranderen en sommige kunstenaars vertonen zich telkens in andere identiteiten.
Toeval

De vraag ‘Wat wil ik?% begint vandaag de dag in de plaats tekomen voor de kernvraag van de moderne westerse cultuur, namelijk: ‘Wie ben ik?%. Er heeft zich in de moderne geschiedenis een beweging afgetekend waarbij de vraag ‘Wie ben ik?% hoe langer hoe meer wordt beantwoord met de vraag ‘Wat wil ik?%. De vraag naar onze identiteit heeft ons dus naar de wil geleid. Op haar beurt is ‘Wie ben ik?% historisch gezien een opvolger van de klassieke vraag ‘Wat moet ik?%. Maar laat ik eerst stilstaan bij de vraag ‘Wie ben ik?%.

Waarom de vraag ‘Wat wil ik?% zo belangrijk is geworden komt omdat de vraag ‘Wie ben ik?% voor ons steeds moeilijker te beantwoorden is. Als we een diagnose van onze tijd stellen kunnen we zeggen dat we gebukt gaan onder een identiteitscrisis. Zo hadden veel mensen tot vijfentwintig jaar geleden een uitgesproken politieke identiteit. Men was socialist, liberaal, christen-democraat of aanhanger van een kleinere stroming. Nu is het onderscheid daartussen aan het vervagen en wisselen mensen van politieke identiteit. Filosofische vragen als ‘Wat is rechtvaardigheid?% of ‘Wat is waarheid?% vallen evenmin meer gemakkelijk te beantwoorden. Het ontbreekt ons kortom aan sterke overtuigingen.

Het verlies van identiteit valt te omschrijven als het verdwijnen van een besef van noodzakelijkheid. In zoiets moderns als de ontwikkeling van de natuurwetenschap heeft het begrip noodzakelijkheid aan belang ingeboet. Veel natuurwetten worden tegenwoordig herleid tot toevalsprocessen. Ook in de evolutietheorie is het besef van toeval een sterke rol gaan spelen. Ging het in de vorige eeuw bij sociaal-darwinisten om natuurlijke selectie als een noodzakelijk proces waaraan de soort zich niet kan onttrekken, nu is de aandacht verschoven naar het toevallig optreden van mutaties.

In de filosofie van de twintigste eeuw is toeval eveneens een belangrijk thema geworden. Het begint met Heidegger die in het woord ’toeval% de nadruk legt op ‘het toevallen%. Mensen zouden het leven moeten ervaren uit datgene wat hen toevalt. Dat is geen toevalstheorie in de betekenis dat alles kan en niets vaststaat of een chaostheorie in de zin van volledige willekeur, maar het predikt een soort openheid naar het leven.
Twijfel

Deze notie is bij hedendaagse filosofen terechtgekomen in de hoedanigheid van ‘contingentie%, een begrip dat vooral door Rorty in discussie is gebracht. ‘Contingentie% is een term die uit de middeleeuwen stamt en betekent dat iets niet noodzakelijk is. In de middeleeuwen maakte men onderscheid tussen dingen die hetzij noodzakelijk zijn of contingent. God was noodzakelijk, want je kon hem niet wegdenken. Wereldse zaken daarentegen waren contingent. Je kon je indenken dat ze er niet zijn. ‘Contingentie% duikt aan het einde van onze eeuw dus weer op als een beschrijving van de werkelijkheid, waarin we van niets overtuigd zijn dat het noodzakelijk is.

Het verdwijnen van het besef van identiteit, de opkomst van toevalstheorieën en het contingentie-begrip noemen filosofen het einde van de metafysica en ook wel het begin van hetpostmodernisme. De grote verhalen in onze cultuur – metafysische verhalen die een soort samenhang laten zien in de wereld, waardoor de dingen een noodzakelijke plaats krijgen – hebben volgens Lyotard hun geldigheid verloren. Vanaf de klassieke oudheid tot en met de negentiende eeuw maar ook nog bij sommige twintigste eeuwse denkers is het zoeken naar een noodzakelijk wezen van de werkelijkheid altijd het thema geweest van de metafysica.

In de moderne tijd is de metafysica een bewustzijnsfilosofie geworden. Ze zoekt de noodzakelijke samenhang in het bewustzijn en koppelt dat aan persoonlijke identiteit. Deze ontwikkeling begint met Descartes (1596-1650), de eerste echt moderne filosoof die bekend staat als de filosoof van de twijfel, omdat hij de twijfel als filosofische methode heeft geïntroduceerd. Zijn beroemdste werk ‘Discours de la méthode% begint met een uiteenzetting hoe hij aan alles twijfelt. Er is maar één ding waarvan hij uiteindelijk vindt dat het onbetwijfelbaar is, namelijk dat hij denkt. Vandaar zijn spreuk Cogito, ergo sum: ik denk, dus ik besta.

Met dat uitgangspunt gaat hij vervolgens de natuur bewijzen. Het gaat hem erom hoe de wereld in elkaar zit op grond van dat onbetwijfelbaar fundament van het eigen denken. Daarmee breekt hij met een traditie waarin het fundament altijd buiten de mens werd gezocht. De waarheid bestaat niet buiten jezelf, zegt Descartes, maar in jezelf. De manier waarop hij dat denken echter invult vinden filosofen na hem onbevredigend. Hij verklaart dat de mens aangeboren ideeën bezit die bestaan uit wiskundige principes en basiswetten van de natuurkunde. Evenmin kunnen ze ermee leven dat hij een scheiding aanbrengt tussen denken en werkelijkheid.
Verbeelding

De achttiende eeuwse filosoof Kant hield zich ook bezig met het denken en concludeert – modern gezegd – dat het een produkt is van de verbeelding. In het verlengde hiervan kunnen we stellen dat alles wat we waarnemen subjectief is, zodat we niet bij een objectieve werkelijkheid kunnen komen, want er zit altijd iets van onszelf in vermengd. Hij wijst er dus op dat de rationele logica een dieper fundament heeft in het menselijk subject, dat in de kern verbeelding is. Maar dan doemt de vraag op waar de verbeelding vandaan komt.

En dan zijn we aangeland bij Nietzsche die als antwoord geeft: verbeelding is willen. De wil is typisch iets waarachter je niet verder kunt denken. Toch ontstaat er dan een ander probleem, namelijk of er zoiets bestaat als vrijheid van wil. Volgens Schopenhauer is de mens noodzakelijkerwijs een willend wezen. We worden voortgedreven door de wil die een bepaalde schijnwereld produceert die ons gevangen houdt. Daar zouden we alleen maar uit kunnen komen door onze wil uit te schakelen.

Ik heb vrij lang stilgestaan bij de vraag ‘Wie ben ik?% Daarvoor heb ik gesteld dat deze de moderne versie is van de vraag ‘Wat moet ik?%, waarvan de christelijke variant is: er zijn geboden en regels waaraan je je hebt te houden. Descartes lapte dat aan zijnlaars. Als we geen zekerheid kunnen ontlenen aan bovennatuurlijke gegevenheden die voorschrijven wat we moeten doen, is de enige weg dat we die in onszelf gaan zoeken. Het antwoord op de vraag ‘Wat moet ik?% leidt dus tot de vraag ‘Wie ben ik?%.

De vraag ‘Wie ben ik?% wordt vervolgens beantwoord met de vraag ‘Wat wil ik?%. Dit betekent dat de vraag ‘Wat moet ik?% via een omweg wordt beantwoord met ‘Wat wil ik?%. Maar als datgene wat je wilt hetzelfde is als datgene wat je moet, verliest het ‘willen% elke betekenis, want je móet het immers. Zo gedacht – en dat is de uitkomst van het moderne denken – is er niets wat er nog toe doet, omdat alles kan.
Nihilisme

Dat is in een notendop de problematiek waar Nietzsche mee worstelt en die hij samenvat onder het begrip ‘nihilisme%.

Nietzsche definieert ‘nihilisme% als ‘das die obenste Werten sich entwerten%. Er zijn volgens hem wel opperste waarden, maar ze hebben hun waarde verloren. Godsdienstige waarden of politieke overtuigingen liggen per definitie buiten je zelf. De vraag ‘Wie ben ik?% heeft er uiteindelijk dus toe geleid dat de waarden buiten je zelf hun waarde zijn kwijtgeraakt, want in het perspectief van de persoonlijke identiteit van de mens zijn die waarden niet meer relevant.

Dat er geen richtinggevende waarden meer bestaan noemt Nietzsche in een bekende passage in ‘Fröhlige Wissenschaft% de dood van God. Hij voert daarin de ‘Tolle Mensch% (de dwaze mens) ten tonele die op de markt verschijnt met een lantaren in zijn hand en de mensen verklaart: God is dood en wij hebben hem vermoord. Dus op het moment dat de wil wordt opgevoerd als antwoord op de vraag naar het noodzakelijke verliest niet alleen het noodzakelijke zijn betekenis, maar ook de wil.

Misschien is dat wel kenmerkend voor waar ik het verhaal mee begon. Alle wilsvragen waar we ons vandaag de dag mee bezighouden hebben iets nihilistisch. Het gaat voor het merendeel om alledaagse, zoniet banale zaken. Grote idealen zitten er in ieder geval niet meer achter verborgen.%%

Bewerking: Mannus van der Laan

Streamers: ‘De grote verhalen in onze cultuur hebben hun geldigheid verloren%

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.