Opinie

Talent moet beter doorstromen

Is Nederland hoog genoeg opgeleid? De komende jaren stijgt ons aantal hoger opgeleiden, maar daarna kan er een kink in de kabel komen, vreest Frank Steenkamp.

br />
Dat een hoog opleidingsniveau voor een westers land van belang is, behoeft weinig betoog. Het is recent nog eens nagerekend door de Oeso, de denktank van de industrielanden: landen met een hoog opleidingsniveau doen het ook economisch gezien gemiddeld beter.

De Oeso verzamelt daarom onderwijsstatistieken van aangesloten landen. Jaarlijks levert dit een boek vol vergelijkende cijfers op. In Nederland trekt vooral het financiële hoofdstuk steeds weer aandacht: bijna geen land steekt een zo klein deel van zijn nationaal inkomen in opleiding. Toch presteert ons onderwijs behoorlijk, volgens de Oeso-cijfers. En elk jaar klinkt de vraag: hoe lang blijft dit goed gaan?

Dit jaar was het dan zo ver: ‘Opleidingspeil daalt’, kopte een van de dagbladen toen de nieuwe Oeso-cijfers verschenen. Een andere krant meldde dat Nederland achter raakt bij België en Frankrijk. En minister Hermans schreef direct aan de Tweede Kamer dat er meer korte hbo-opleidingen moeten komen, net als in deze twee buurlanden.

Die reacties waren wat overdreven. Want de cijfers zelf waren even genuanceerd als vorig jaar. Als Nederland een probleem heeft, is dat de forse groep jongeren die geen vakopleiding of middelbare school afmaakt. Met het aantal hoger opgeleiden is weinig mis.

De paniekverhalen ontstonden door tweejarige hbo-studies. Nederland heeft ze amper en ziet ze meer als mbo. Maar elders floreren ze en de Oeso telt ze als ’tertiair’ onderwijs. Wie dit vertaalt in ‘hoger’ onderwijs, kan een ongunstig beeld krijgen van Nederland. Dat is vergezocht, maar het is wel wat Hermans’ ambtenaren deden toen het Oeso-rapport verscheen. Een foutje? In elk geval kopte de minister in: hij wil méér kort-hbo. Het lijkt een verkeerde remedie, na een foute diagnose.

Zwaluw

Voorlopig zit het nog goed met het ‘echte’ aantal hoger opgeleiden in Nederland. Maar wel is de voorsprong op buurlanden geslonken. Met een vorige generatie afgestudeerden (nu 35 jaar oud) hoorden wij bij de wereldtop, met 22 procent hoger opgeleiden; bijna twee keer zo veel als Frankrijk en België. Bij de jongste groep scoren wij amper hoger (23 procent), terwijl Fransen en Belgen doorstoten naar 15, 16 procent. De concurrentie rukt op.

Gaan we nog verder terugzakken? Die vraag valt al tamelijk precies te beantwoorden. Want wie het aantal studenten en afstudeerders kent, kan jaren vooruit het aantal hoger opgeleide jongeren voorspellen.

Voor de korte termijn zijn de vooruitzichten goed. Want terwijl ons aantal studenten tot 1995 stagneerde, heeft de economische groei sindsdien veel meer jongeren aangemoedigd om te studeren. Vooral de instroom in het hbo is enorm gegroeid; dat betekent dat hetpercentage hoger opgeleiden onder de 25-plussers gaat stijgen. In een van de Oeso-statistieken, over de jongere leeftijdsgroep, is dat al te zien.

Maar helaas maakt één zwaluw geen zomer. Sinds kort wordt duidelijk dat het hoger onderwijs hierna weer dreigt te krimpen. Dat begint in het hbo al in september, als er opeens 10 procent minder eerstejaars zijn. Hetzelfde staat bij de universiteiten een jaar later te gebeuren. Enkele maanden geleden had niemand dit voorzien, maar inmiddels is die ‘dip’ al niet meer te vermijden. En wat erger is: hij kon wel eens blijvend zijn.

De verklaring is even simpel als verontrustend. De stroom scholieren die eindexamen havo, vwo of mbo doet, vertoont een enorme daling. De invoering van het studiehuis plus de reorganisaties in het beroepsonderwijs, voor een deel verkocht als ‘verbeterde aansluiting’ op het hoger onderwijs, blijken vooralsnog het tegendeel teweeg te brengen.

Talent

De cijfers zeggen genoeg. Dit jaar is het aantal havo-examens met twintig procent gedaald. Komend jaar zal het aantal examengangers in het vwo met zeker tien procent dalen. En in het mbo is het aantal op het hbo aansluitende examens de laatste jaren al met meer dan eenderde afgenomen. Komend jaar zal dat aantal weer wat herstellen, maar de trend is duidelijk neerwaarts gericht. En hetzelfde geldt voor de havo.

Nu is het niet eerlijk om alle schuld aan het studiehuis te geven. Want er is meer veranderd. Een steeds hoger percentage van de jongeren is van allochtone oorsprong. Er is meer inspanning nodig om hen door te laten leren.

Kunnen universiteiten en hogescholen niet meer tweedekansers gaan opleiden? Dat is maar de vraag. De hogescholen lokten de laatste jaren een zo groot deel van de havisten naar zich toe (dit steeg van 50 naar 75 procent), dat er steeds minder mensen overblijven die de omweg via het mbo kiezen. Bij de universiteiten ligt het anders. Eenzesde van hun eerstejaars komt uit het hbo; dat kan nog wat oplopen. Alleen zal het aantal hoger opgeleiden daarmee niet toenemen.

De bottleneck van het Nederlandse onderwijs zit de komende jaren dus bij de middelbare scholen en het mbo. Te hopen valt dat het talent daar weer beter kan doorstromen dan nu het geval is. Dat is niet alleen van belang voor de Oeso-statistieken.

.aut Frank Steenkamp, Hoofdredacteur Hoger Onderwijs Persbureau (HOP)

Is Nederland hoog genoeg opgeleid? De komende jaren stijgt ons aantal hoger opgeleiden, maar daarna kan er een kink in de kabel komen, vreest Frank Steenkamp.

Dat een hoog opleidingsniveau voor een westers land van belang is, behoeft weinig betoog. Het is recent nog eens nagerekend door de Oeso, de denktank van de industrielanden: landen met een hoog opleidingsniveau doen het ook economisch gezien gemiddeld beter.

De Oeso verzamelt daarom onderwijsstatistieken van aangesloten landen. Jaarlijks levert dit een boek vol vergelijkende cijfers op. In Nederland trekt vooral het financiële hoofdstuk steeds weer aandacht: bijna geen land steekt een zo klein deel van zijn nationaal inkomen in opleiding. Toch presteert ons onderwijs behoorlijk, volgens de Oeso-cijfers. En elk jaar klinkt de vraag: hoe lang blijft dit goed gaan?

Dit jaar was het dan zo ver: ‘Opleidingspeil daalt’, kopte een van de dagbladen toen de nieuwe Oeso-cijfers verschenen. Een andere krant meldde dat Nederland achter raakt bij België en Frankrijk. En minister Hermans schreef direct aan de Tweede Kamer dat er meer korte hbo-opleidingen moeten komen, net als in deze twee buurlanden.

Die reacties waren wat overdreven. Want de cijfers zelf waren even genuanceerd als vorig jaar. Als Nederland een probleem heeft, is dat de forse groep jongeren die geen vakopleiding of middelbare school afmaakt. Met het aantal hoger opgeleiden is weinig mis.

De paniekverhalen ontstonden door tweejarige hbo-studies. Nederland heeft ze amper en ziet ze meer als mbo. Maar elders floreren ze en de Oeso telt ze als ’tertiair’ onderwijs. Wie dit vertaalt in ‘hoger’ onderwijs, kan een ongunstig beeld krijgen van Nederland. Dat is vergezocht, maar het is wel wat Hermans’ ambtenaren deden toen het Oeso-rapport verscheen. Een foutje? In elk geval kopte de minister in: hij wil méér kort-hbo. Het lijkt een verkeerde remedie, na een foute diagnose.

Zwaluw

Voorlopig zit het nog goed met het ‘echte’ aantal hoger opgeleiden in Nederland. Maar wel is de voorsprong op buurlanden geslonken. Met een vorige generatie afgestudeerden (nu 35 jaar oud) hoorden wij bij de wereldtop, met 22 procent hoger opgeleiden; bijna twee keer zo veel als Frankrijk en België. Bij de jongste groep scoren wij amper hoger (23 procent), terwijl Fransen en Belgen doorstoten naar 15, 16 procent. De concurrentie rukt op.

Gaan we nog verder terugzakken? Die vraag valt al tamelijk precies te beantwoorden. Want wie het aantal studenten en afstudeerders kent, kan jaren vooruit het aantal hoger opgeleide jongeren voorspellen.

Voor de korte termijn zijn de vooruitzichten goed. Want terwijl ons aantal studenten tot 1995 stagneerde, heeft de economische groei sindsdien veel meer jongeren aangemoedigd om te studeren. Vooral de instroom in het hbo is enorm gegroeid; dat betekent dat hetpercentage hoger opgeleiden onder de 25-plussers gaat stijgen. In een van de Oeso-statistieken, over de jongere leeftijdsgroep, is dat al te zien.

Maar helaas maakt één zwaluw geen zomer. Sinds kort wordt duidelijk dat het hoger onderwijs hierna weer dreigt te krimpen. Dat begint in het hbo al in september, als er opeens 10 procent minder eerstejaars zijn. Hetzelfde staat bij de universiteiten een jaar later te gebeuren. Enkele maanden geleden had niemand dit voorzien, maar inmiddels is die ‘dip’ al niet meer te vermijden. En wat erger is: hij kon wel eens blijvend zijn.

De verklaring is even simpel als verontrustend. De stroom scholieren die eindexamen havo, vwo of mbo doet, vertoont een enorme daling. De invoering van het studiehuis plus de reorganisaties in het beroepsonderwijs, voor een deel verkocht als ‘verbeterde aansluiting’ op het hoger onderwijs, blijken vooralsnog het tegendeel teweeg te brengen.

Talent

De cijfers zeggen genoeg. Dit jaar is het aantal havo-examens met twintig procent gedaald. Komend jaar zal het aantal examengangers in het vwo met zeker tien procent dalen. En in het mbo is het aantal op het hbo aansluitende examens de laatste jaren al met meer dan eenderde afgenomen. Komend jaar zal dat aantal weer wat herstellen, maar de trend is duidelijk neerwaarts gericht. En hetzelfde geldt voor de havo.

Nu is het niet eerlijk om alle schuld aan het studiehuis te geven. Want er is meer veranderd. Een steeds hoger percentage van de jongeren is van allochtone oorsprong. Er is meer inspanning nodig om hen door te laten leren.

Kunnen universiteiten en hogescholen niet meer tweedekansers gaan opleiden? Dat is maar de vraag. De hogescholen lokten de laatste jaren een zo groot deel van de havisten naar zich toe (dit steeg van 50 naar 75 procent), dat er steeds minder mensen overblijven die de omweg via het mbo kiezen. Bij de universiteiten ligt het anders. Eenzesde van hun eerstejaars komt uit het hbo; dat kan nog wat oplopen. Alleen zal het aantal hoger opgeleiden daarmee niet toenemen.

De bottleneck van het Nederlandse onderwijs zit de komende jaren dus bij de middelbare scholen en het mbo. Te hopen valt dat het talent daar weer beter kan doorstromen dan nu het geval is. Dat is niet alleen van belang voor de Oeso-statistieken.

.aut Frank Steenkamp, Hoofdredacteur Hoger Onderwijs Persbureau (HOP)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.