Campus

Strijd tegen de stervende winkelstraat

‘Shop doc’ heet het concept van drie masterstudenten IO en bouwkunde. Het is een nieuwe formule voor startende winkeliers om een tijdelijke winkel te openen in een permanente winkelomgeving.


Een exclusieve winkelervaring scheppen, dat hebben Hidde Tauw, Iain Lorraine en Bob Kloos voor ogen. “We willen de publiciteit van een pop-up store gebruiken, maar op een gefixeerde locatie. Zorgen dat mensen denken: we moeten erheen voordat die retailer weer weg is”, legt Tauw uit. “Om de zoveel tijd verschijnen er nieuwe verkopers met weer andere producten, op dezelfde locatie. Geen dertien-in-een-dozijn producten, maar bijzondere producten, met behoud van het dynamische en exclusieve van een pop-up shop.” 


Het project begon met het signaleren van een probleem: toenemende winkelleegstand. “In Nederland staat 1,9 miljoen vierkante meter winkelruimte leeg, zesenhalf procent van het totale winkelaanbod. Het straatbeeld wordt er minder aantrekkelijk door, wat minder mensen aantrekt waardoor vervolgens het hele winkelgebied achteruit gaat. Het is een vicieuze cirkel.”

Daarnaast hebben veel potentiële ondernemers te weinig financiële mogelijkheden om hun (zelf gemaakte) product in de markt te zetten. Het drietal bedacht een oplossing voor beide problemen. “Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, leveren we een kant-en-klaar winkelconcept. Het interieur, de kassa en de systemen zijn al ingebouwd. Met een modulair interieurontwerp als basis kunnen totaal verschillende inrichtingen worden gemaakt voor kleine en grotere retailers. Een laagdrempelig concept, voor mensen uit de sector lokale ondernemers, producenten en ontwerpers.”

Onderdeel van het concept is het bij elkaar brengen van verschillende, bij elkaar passende producten in één zaak. “Belangrijk zijn de kwaliteit en selectie van producten. En hoe ze erbij liggen, de presentatie ervan”, aldus Tauw. “Je verkoopt antwoorden op een vraag, een levensstijl. De lifestyle die past bij bepaalde kleding, maar bijvoorbeeld ook accessoires, schoenen of zelfs voedingsmiddelen. Wij denken aan twee of meer verkopers die allemaal een eigen eilandje krijgen in de zaak.”



De eerste commerciële partij waar ze een pitch hielden, reageerde enthousiast. “Dat was een vastgoedbedrijf dat voorstelde om ergens in Nederland in een winkelstraat een pilotproject op te starten. Zo’n bedrijf heeft al contacten om te kijken naar een mogelijk vervolg voor een beginnend retailer om door te kunnen groeien naar een eigen winkel.”

Miljonair zullen ze er niet van worden, vermoedt Tauw. “Maar ik denk dat we een groot sociaal en financieel probleem aanpakken: het sterven van de winkelstraat. Een nieuwe impuls als de onze kan voor verschillende partijen een aanmoediging zijn om anders te gaan denken over leegstaande winkelpanden.” 

Wie is professor Sugata Mitra
Hij werd op 12 februari 1952 geboren in Delhi, India. Hij studeerde er in 1975 af in de vastestoffysica en promoveerde drie jaar later. Als vanzelf kwam Sugata Mitra in de software-industrie terecht, net als het merendeel van de afgestudeerden die hadden leren programmeren. Hij experimenteerde met programmeursopleidingen waarbij hij opzettelijk bugs aanbracht in de code en studenten die liet opsporen. Een geruchtmakend experiment waarbij hij kinderen van de krottenwijk zelfstandig liet spelen op een computer met internet leidde hem naar het vakgebied van de onderwijstechnologie, een vak dat hij sinds 2006 verzorgt aan de universiteit van Newcastle, Engeland.
Mitra ontving afgelopen vrijdag het eredoctoraat van de TU op voordracht van prof. Wim Veen, hoogleraar educatie en technologie bij TBM: “Professor Mitra zet zich in voor kinderen die geen toegang krijgen tot onderwijs, op plekken in de wereld waar scholing niet vanzelfsprekend is. Hij pakt een omvangrijk maatschappelijk probleem aan en dat is een bijzonder nobel en belangrijk streven”, aldus Veen. “De TU Delft wil hem met dit eredoctoraat graag erkenning geven.”

U wordt genoemd als inspirator van de film ‘Slumdog Millionaire’. Hoe zit dat?
“Vikas Swarup, die het boek schreef waar de film op gebaseerd is, bleek een diplomaat te zijn geweest in India. Hij was erg onder de indruk van mijn eerste experiment. Het feit dat kinderen uit de krottenwijk zichzelf konden ontwikkelen was voor hem het startpunt voor zijn roman Q&A. Dat is de verbinding tussen mijn werk en ‘Slumdog Millionaire’. Toch ben ik er niet helemaal gelukkig mee, omdat hij iets anders beschrijft dan ik bedoelde.”

Dat krijg je met fictie.
“Dat weet ik wel. Maar ik ben er niet blij mee dat de ambities van kinderen zo sterk bepaald worden door de media. Kinderen willen zanger of danser worden – dat zien ze op televisie. Maar ze willen geen ingenieur worden, want die zien ze nooit.”

Er moeten meer ingenieurs op televisie?
“Misschien helpt het.”

Bijna twaalf jaar geleden zette u een computer achter een gat in de muur voor achterstands-kinderen. Dat blijkt een bepalend moment geweest te zijn.
“Naderhand gezien wel, ja.”

Wat verwachtte u dat er zou gebeuren?
“Ik wist niet wat ik kon verwachten. Ik had alleen ervaring met stadskinderen die erg handig waren met computers. Hun ouders waren daar erg trots op en liepen er graag mee te koop.”

Met stadskinderen bedoelt u kinderen uit de rijkere milieus?
“Ja, rijk, goed opgeleid en Engelssprekend. Maar ik dacht: is die handigheid een gevolg van hun achtergrond of is het eigen aan kinderen? Ik had het vermoeden dat het een universeel verschijnsel was, want die kinderen waren heus niet zo slim. Toen dacht ik: wat gebeurt er als je een computer ter beschikking stelt aan arme mensen, en vooral kinderen. Wat zouden die er zonder vooropleiding mee doen?”

En? Wat gebeurde er?
“Binnen een paar uur waren ze al op het internet. Gewoon door van alles te proberen. Ik dacht: dat gaat niet lang duren, want ze kunnen alleen muizen en klikken. Dat blijft niet lang leuk. Maar per ongeluk kwamen ze op de Disney-website terecht. Ze herkenden de figuren, maar konden er weinig mee doen. Wederom bij toeval drukte iemand de knop in om een spel te downloaden en vanaf dat moment konden ze er op het scherm mee spelen. Anderen geloofden niet dat kinderen uit zichzelf zover gekomen waren en zeiden dat ik ze had geholpen. Ik heb toen andere proeven gedaan in steeds verder afgelegen gebieden, en overal gebeurde precies hetzelfde.”

Wat is de huidige stand van zaken?
“Het softwarebedrijf NIIT waar ik voor werkte, heeft samen met een internationaal financieringsbedrijf het idee opgepikt en er een product van gemaakt. Dat loopt onder de naam HiWEL (Hole-in the-Wall Education Ltd, red.). Volgens de laatste telling zijn er nu zo’n zeshonderd opstellingen. De meeste in India, maar ook een aantal, als gift van de Indiase overheid, in zes Afrikaanse landen en in Cambodja.”

Toch is er ook kritiek op de computeropstellingen. Er zouden vooral jongens mee werken en er is ook vandalisme waardoor sets buiten gebruik raken. Is daar wat aan te doen?
“Eerst over vandalisme. Als een opstelling niet zichtbaar is vanaf de openbare weg, dan wordt die binnen een paar dagen gesloopt. Maar als de machine goed zichtbaar is, zoals een pinautomaat, dan is er minder dan een half procent kans op vandalisme. Banken weten dat al langer en houden daar rekening mee bij de plaatsing van pinautomaten. Dat moeten wij ook doen.”

Valt er iets te bedenken om meisjes te bevoordelen?
“Dat zou tegen de oorspronkelijke gedachte in gaan. Op bepaalde plekken hebben gebruikers het wel geregeld. Sommigen hebben er met krijt boven geschreven welke computer voor jongens is en welke voor meisjes. Ik weet natuurlijk niet in hoeverre ze zich daar aan houden.”

U wilt dat niet regelen?
“Ik ga niet ingrijpen in mijn eigen experiment, hoewel ik graag zou zien dat meiden er meer gebruik van zouden maken. U moet begrijpen dat ik dit niet doe uit oogpunt van sociale ontwikkeling, maar om onderwijs te onderzoeken.”

Kinderen ontwikkelen computervaardigheden door uw project, maar leren ze er ook door lezen en rekenen?
“Over rekenvaardigheid weten we nog niet veel, dat willen we onderzoeken. Meer algemeen is er een vermoeden dat kinderen er meer door leren dan alleen computervaardigheden. Ik ben naar Engeland gekomen om dat te onderzoeken. Er zijn studies waaruit blijkt dat de schoolscores van kinderen beter zijn geworden door een hole-in-the-wall-opstelling. Volgens de onderzoekers is dat omdat de kinderen er beter door hebben leren nadenken. Ik betwijfel dat. Ik denk dat het komt doordat ze Google hebben ontdekt. De vraag is of je dat leren kunt noemen. Het is alsof je ze een antwoordenboek geeft waaruit ze overschrijven. Dat baarde me wel zorgen. Later realiseerde ik me dat het antwoordenboek voor iedereen ter beschikking ligt.”

Hoe bepaal je of opzoeken ook tot leren leidt?
“In Engeland ben ik een experiment begonnen met vragen in plaats van lesgeven. Ik vroeg bijvoorbeeld: Waarom is het Colosseum half afgebroken? Daar gingen ze dan mee aan de slag, liefst met vier leerlingen rond één computer. Hun leraren zagen dat ze handig waren met zoektermen en snel met uitkomsten kwamen. Maar weer rees de vraag: is dit leren? Ongepubliceerd onderzoek laat zien van wel. Ze weten jaren later nog de resultaten en ze onthouden het beter dan de inhoud van een klassikale les omdat ze het zelf hebben opgezocht.”

Wat betekent dat voor het onderwijs?
“Het geheim ligt in een goede vraag waar de kinderen mee aan de slag kunnen.”

Geeft u eens een voorbeeld.
“Aan negenjarigen kun je vragen: ’s winters komen veel mensen in het ziekenhuis terecht omdat ze uitgegleden zijn over het ijs. Maar in de zomer gebeurt dat niet. Hoe kan dat? Door het ijs, zeggen ze dan meteen. Dan vraag ik: wat is er dan met dat ijs? Na een kwartier zoeken roept er iemand: ‘wrijving!’. Wat is daarmee, vraag ik dan. Wrijving wordt minder door een smeermiddel. IJs is ook een smeermiddel. Ik vond het prachtig en heb ze verder laten zoeken. Aan het eind van het uur legden ze me uit over elektrostatische krachten tussen moleculen uit de zolen en die van het ijs enzovoorts en zo verder. Toen kwamen de leraren terug en zeiden: laten we maar ophouden.”

Ging het ze te snel?
“Ja, en ik kan ze geen ongelijk geven. Ik werd er zelf ook wat onrustig van. Moest ik schoolkinderen wel laten dwalen in de fysica van academisch niveau? Het leek ze niet te deren.”

Wat leren we hieruit? Pleit u voor projectonderwijs?
“Volgens mij betekent het dat het curriculum zijn betekenis voor een groot deel heeft verloren. Het curriculum voor de lagere school is bedacht door tachtigjarigen die bepalen wat achtjarigen moeten weten, en die hebben daar geen trek in.”

Dan nogmaals de vraag: wat betekent dit voor het onderwijs?
“Ik heb er nog geen bewijs voor, maar ik denk dat er drie belangrijke ingrediënten zijn voor een nieuw curriculum in het basisonderwijs. De eerste is zoekvaardigheden, de tweede is begrijpend lezen, erg belangrijk, en de derde is een rationele wereldvisie.”

Wat bedoelt u met een rationeel wereldbeeld?
“Dat is een beleefde manier om te zeggen dat dogma’s achterhaald zijn. Kinderen zijn erg gevoelig voor dogma’s, dat maakt ze kriegel en onhandelbaar. Je moet kinderen niet vertellen dat de zon opkomt in het oosten, maar ze vragen waar de zon opkomt. Het huidige curriculum zit vol met doctrines. Die moeten er allemaal uit.”

Wat wordt de rol van leraren?
“Daar heb ik wel een idee over. Het is namelijk erg moeilijk om goede, stimulerende vragen te bedenken waar leerlingen mee aan de slag kunnen. En om de antwoorden te beoordelen.”

De lerarenopleiding zou dus ook anders moeten?
“Aan de universiteit van Newcastle worden veel leraren opgeleid. Ik heb gezegd dat het maken van goede onderwijsvragen deel zou moeten worden van de opleiding, als één van de pedagogische methoden.”

Nog even over uw eredoctoraat. Komen er ook samenwerkingsverbanden tussen de TU Delft en Newcastle University?
“Jazeker. Ik heb nu mensen uit verschillende disciplines nodig om mijn onderzoek verder te brengen. Ik zou graag een architect en een elektrotechnisch ingenieur raadplegen over de inpassing van een computeropstelling. Ik weet niks van pedagogiek en zou graag hebben dat onderwijskundigen zich over de resultaten zouden buigen. Daar is interuniversitaire samenwerking voor nodig. Als Wim (prof. Wim Veen, hoogleraar educatie en technologie bij TBM – red.) erin slaagt om al die kennis in de TU te mobiliseren, kunnen we een eind komen. We hebben nog geen fondsen, maar daar komt u in beeld.”

www.hole-in-the-wall.com

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.