Overdag is chemisch technoloog Gerard Pouw bezig met rampen, ’s nachts slaapt hij als een roos. ,,Nederland veiliger maken is interessanter dan uitdokteren hoe je de productie van pindakaaspotten kunt opschroeven.’
‘
Hij wil geen politicus voor de voeten lopen, en geen terrorist op ideeën brengen. Gerard Pouw, sinds een jaar beleidsmedewerker Voorbereiding Rampenbestrijding bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, kiest zijn woorden met zorg.
Maar vraag hem waarom hij destijds voor scheikundige technologie koos, en hij bekent grijnzend: geen idee. ,,Vooral de eerste jaren vielen me tegen. Je maakte sommetjes, en die waren goed of fout. Zwart-wit. Zo zag je mensen ook af en toe redeneren of met elkaar omgaan.” Het afstuderen was wél boeiend, voegt hij eraan toe. ,,Toen mocht ik eindelijk nadenken.”
Een studie Nederlands in Utrecht was een vluchtstrook, weg van de koele ratio. ,,Literatuur vraagt om een persoonlijke interpretatie.” Pouw vertelt hoe een schijnbaar oersaai boek als ‘Blokken’ van Bordewijk na ontrafeling in de collegezaal de glans van een klassieker kreeg.
Maar Utrecht was niet het paradijs. ,,Een van de goede kanten van Delft is dat je leert dingen aan te pakken. Bij Nederlands konden de discussies soms eindeloos doorzeuren. Af en toe riep ik: kom jongens, gaan we nu verder of hoe zit het?” Grinnikend: ,,Dat werd natuurlijk als typisch Delfts gezien.”
Een carrièreplanner is Pouw nooit geweest. Vorig jaar liet hij een curriculum vitae achter op een banenbeurs van de overheid, vergezeld van een briefje waarin hij zijn interesse in veiligheidsbeleid opbiechtte. Het leverde hem een onverwacht telefoontje van Binnenlandse Zaken op. Na een gesprek kreeg hij al snel een baan aangeboden. ,,De nood bij het team Nucleair, Biologisch en Chemisch (NBC) was vrij groot. Ze konden wel een scheikundige gebruiken. In veel van de dossiers die ik behandel spelen gevaarlijke stoffen een rol.”
Aanslag
Pouw kwam in een gevarieerd team van rampenbestrijders terecht. De achtergrond van zijn collega’s varieert van een studie psychologie tot de brandweer (‘zeer handig als ik wil weten of de procedures die ik heb opgesteld wel realistisch zijn’).
Pouw helpt politie, brandweer en ambulancediensten zich beter voor te bereiden op % bijvoorbeeld – een terroristische aanslag met nucleaire, biologische of chemische wapens. De afgelopen week heeft hij in Litouwen een Navo-symposium over warning and detection-systems bijgewoond, vertelt hij.
Veel rampen zijn een maatje te groot voor een gemeente: de bestrijding vraagt om zoveel capaciteit en expertise, dat regionale samenwerking noodzakelijk is. Pouw moet met veel tact en geduld de neuzen dezelfde kant op zien te krijgen. Het kost veel tijd om tot een consensus te komen, en dat was even wennen. ,,Als voorzitter van de Eeuwcommissie van Virgiel had ik het makkelijker: iedereen had hetzelfde doel voor ogen. Nu heb ik te maken met de politiekoepel, de brandweerkoepel, de ambulante zorg, de Vereniging van Nederlandse Gemeentes Ik hoor alle standpunten aan, probeer te begrijpen waarom ze zeggen wat ze zeggen. Als je niet goed luistert, gaan partijen al snel dwars liggen. Het is prachtig als je erin slaagt iedereen op één lijn te krijgen, maar het gaat soms traag. Ik wil dingen het liefst pats boem regelen. Maar zo werkt dat niet.”
Binnenlandse Zaken coördineert het veiligheidsbeleid, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de gemeentes, zowel voor rampenplannen en rampbestrijdingsplannen als goed opgeleide en geoefende hulpdiensten. Pouw: ,,Binnenlandse Zaken kan niet veel afdwingen. We moeten overtuigen, en met een goed idee krijg je de meeste gemeentes wel mee. Maar nieuwe maatregelen kosten extra tijd en energie, dus soms reageren ze wrevelig: we hebben al zo’n stapel werk! Bovendien komt het voor dat een gemeente nieuw geld liever steekt in een nieuwe sporthal dan in de aanpak van een ramp die misschien nooit zal gebeuren.”
Met een indeling van rampen in achttien types probeert Binnenlandse Zaken gemeentes te doordringen van de noodzaak van samenwerking. Elk van de achttien ramptypes kent een grootte I tot en met IV. Een voorbeeld: bij ramptype 3, grootte IV, moet je denken aan een botsing tussen een bus en een goederentrein, waarbij honderd doden en achthonderd gewonden zijn gevallen; vierhonderd gewonden moeten naar het ziekenhuis. Pouw: ,,Zoiets los je als gemeente niet in je eentje op. Maar de gemeente is wel het eerste aanspreekpunt.”
De Wet Kwaliteitsbescherming Rampenbestrijding (nu nog in voorbereiding) zal gemeentes verplichten elke vier jaar hun rampenplan aan te passen aan de hand van een nieuwe risicoanalyse. ,,Maar ze mogen zelf bepalen hoe ze dat precies doen.”
Café
Bij rampen in Nederland ontstaat na afloop vaak grote verwarring over wie nu ‘schuld’ heeft. Na lang zwartepieten blijkt dan op het laatst ‘niemand’ verantwoordelijk te zijn. Onbevredigend, geeft Pouw toe, maar er is vaak ook geen makkelijk antwoord op de schuldvraag. ,,Neem de vuurwerkramp Enschede. Daar was waarschijnlijk niemand echt schuldig. Het is overal een beetje misgegaan.”
Volgens Pouw is bij de rampenbestrijding zelf wel duidelijk wie welke verantwoordelijkheid draagt. ,,Het gaat vaak mis in het voortraject; denk bijvoorbeeld aan een matige handhaving van de regels. Tijdens de rampenbestrijding is de communicatie en informatievoorziening vaak onvoldoende, en dat maakt de vraag wie schuld draagt lastiger te beantwoorden.”
Rampenbestrijding gebeurt met een heleboel partijen. Pouw: ,,Ik heb wel eens gedacht: jongens, dat kan toch makkelijker! Maar je kunt al die clubjes niet zomaar even bij elkaar vegen. Een ramp komt heel zelden voor. Je mag van een organisatie niet verwachten dat ze alledaagse zaken als aanrijdingen laat versloffen voor rampenbestrijding.”
Als de kans op een ramp verwaarloosbaar klein is, mag je evenmin van een gemeente verlangen dat men zich daar toch voor de volle honderd procent op voorbereidt, vindt Pouw. ,,Het is altijd een afweging. Je hebt nu de discussie rond de chloortrein. De kans dat zo’n trein omvalt is kleiner dan de kans dat een vlakbij de bebouwde kom gelegen LPG-station de lucht in vliegt. De risicoberekening (kans maal effect) maakt de LPG-stations dus relatief gevaarlijker dan de chloortrein. Na druk van bewonersgroeperingen is besloten de chloortrein vanaf 2006 niet meer te laten rijden. Dat kost veel geld, en dat dreigde zelfs even ten koste te gaan van de sanering van de gevaarlijkere LPG-stations.”
Nadenken over risico’s vindt Pouw het mooiste aspect van zijn baan. Niet voor niets was risicoanalyse vroeger een favoriet vak. ,,Nederland veiliger maken vind ik een stuk interessanter dan uitdokteren hoe je de productie van pindakaaspotten met twintig procent kunt opschroeven.”
Een algemeen geaccepteerd cliché luidt dat je maar beter niet te lang kunt stilstaan bij wat er allemaal mis kan gaan – maar dat is nu precies wat Pouw doet. Mensen vragen hem vaak of hij nog goed kan slapen, met al die gedetailleerde rampenscenario’s in zijn hoofd. ,,Ik slaap uitstekend. Beroepsdeformatie? Ik betrap mezelf er wel eens op dat ik in een café denk: hé, geen nooduitgang.”
Onlangs maakte Pouw de door hem georganiseerde NBC-instructiedagen voor brandweer, politie en medische diensten mee. ,,Dan zie je soms hoe mensen zich opeens ten volle realiseren: een grote terroristische aanslag in Nederland, het zou echt kunnen gebeuren. Dat is even slikken.”
Is Nederland een veilig land? Ja, zegt Pouw. ,,Maar ook een dichtbevolkt distributieland, met veel economische activiteiten. Een veiligheid van honderd procent kun je daarom nooit garanderen, hoe hard we ook ons best doen. Er blijft altijd een restrisico. Dat zouden politici misschien iets harder moeten durven zeggen.”
De burger lijkt vooralsnog niet erg bezorgd over risico’s in zijn omgeving. Zo is er weinig belangstelling voor de ‘risico-kaart’, een online provinciale kaart waarop ‘bedreigingen’ als LPG-stations, verfopslagloodsen, vuurwerkfabrieken, enzovoorts keurig staan aangegeven. ,,De Friese kaart is al een halfjaar online en de bezoekcijfers blijven bedroevend laag”, zegt Pouw. Uiteindelijk zal elke provincie via het internet zo’n actuele kaart aanbieden.
Ander voorbeeld. Pouw: ,,Als de sirenes loeien, binnenkort weer elke maand, sluiten mensen niet deuren en ramen, maar springen ze eerder op de fiets om te kijken waar de brand is Maar goed, ik ben net zo. Laatst was er op kantoor een brandalarm. Ik nam het niet zo serieus en ben net zo lang blijven zitten tot ik door de veiligheidsbeambte werd weggehaald.”
Naam : Gerard Pouw
Leeftijd : 29
Woonplaats : Den Haag
Opleiding : chemische technologie
Afstudeerjaar : 2002
Tweede studie (propedeuse): Nederlands, Universiteit Utrecht
Loopbaan : stage bij Hoechst, na studie een paar maanden toegevoegd onderzoeker bij de TU Delft. Sinds juni 2002 beleidsmedewerker Voorbereiding Rampenbestrijding bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
www.friesland.nl/risicokaart2/risicokaart/risicokaart.htm
geodata.prv.gelderland.nl/km/risicokaart/start.asp
Overdag is chemisch technoloog Gerard Pouw bezig met rampen, ’s nachts slaapt hij als een roos. ,,Nederland veiliger maken is interessanter dan uitdokteren hoe je de productie van pindakaaspotten kunt opschroeven.”
Hij wil geen politicus voor de voeten lopen, en geen terrorist op ideeën brengen. Gerard Pouw, sinds een jaar beleidsmedewerker Voorbereiding Rampenbestrijding bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, kiest zijn woorden met zorg.
Maar vraag hem waarom hij destijds voor scheikundige technologie koos, en hij bekent grijnzend: geen idee. ,,Vooral de eerste jaren vielen me tegen. Je maakte sommetjes, en die waren goed of fout. Zwart-wit. Zo zag je mensen ook af en toe redeneren of met elkaar omgaan.” Het afstuderen was wél boeiend, voegt hij eraan toe. ,,Toen mocht ik eindelijk nadenken.”
Een studie Nederlands in Utrecht was een vluchtstrook, weg van de koele ratio. ,,Literatuur vraagt om een persoonlijke interpretatie.” Pouw vertelt hoe een schijnbaar oersaai boek als ‘Blokken’ van Bordewijk na ontrafeling in de collegezaal de glans van een klassieker kreeg.
Maar Utrecht was niet het paradijs. ,,Een van de goede kanten van Delft is dat je leert dingen aan te pakken. Bij Nederlands konden de discussies soms eindeloos doorzeuren. Af en toe riep ik: kom jongens, gaan we nu verder of hoe zit het?” Grinnikend: ,,Dat werd natuurlijk als typisch Delfts gezien.”
Een carrièreplanner is Pouw nooit geweest. Vorig jaar liet hij een curriculum vitae achter op een banenbeurs van de overheid, vergezeld van een briefje waarin hij zijn interesse in veiligheidsbeleid opbiechtte. Het leverde hem een onverwacht telefoontje van Binnenlandse Zaken op. Na een gesprek kreeg hij al snel een baan aangeboden. ,,De nood bij het team Nucleair, Biologisch en Chemisch (NBC) was vrij groot. Ze konden wel een scheikundige gebruiken. In veel van de dossiers die ik behandel spelen gevaarlijke stoffen een rol.”
Aanslag
Pouw kwam in een gevarieerd team van rampenbestrijders terecht. De achtergrond van zijn collega’s varieert van een studie psychologie tot de brandweer (‘zeer handig als ik wil weten of de procedures die ik heb opgesteld wel realistisch zijn’).
Pouw helpt politie, brandweer en ambulancediensten zich beter voor te bereiden op % bijvoorbeeld – een terroristische aanslag met nucleaire, biologische of chemische wapens. De afgelopen week heeft hij in Litouwen een Navo-symposium over warning and detection-systems bijgewoond, vertelt hij.
Veel rampen zijn een maatje te groot voor een gemeente: de bestrijding vraagt om zoveel capaciteit en expertise, dat regionale samenwerking noodzakelijk is. Pouw moet met veel tact en geduld de neuzen dezelfde kant op zien te krijgen. Het kost veel tijd om tot een consensus te komen, en dat was even wennen. ,,Als voorzitter van de Eeuwcommissie van Virgiel had ik het makkelijker: iedereen had hetzelfde doel voor ogen. Nu heb ik te maken met de politiekoepel, de brandweerkoepel, de ambulante zorg, de Vereniging van Nederlandse Gemeentes Ik hoor alle standpunten aan, probeer te begrijpen waarom ze zeggen wat ze zeggen. Als je niet goed luistert, gaan partijen al snel dwars liggen. Het is prachtig als je erin slaagt iedereen op één lijn te krijgen, maar het gaat soms traag. Ik wil dingen het liefst pats boem regelen. Maar zo werkt dat niet.”
Binnenlandse Zaken coördineert het veiligheidsbeleid, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de gemeentes, zowel voor rampenplannen en rampbestrijdingsplannen als goed opgeleide en geoefende hulpdiensten. Pouw: ,,Binnenlandse Zaken kan niet veel afdwingen. We moeten overtuigen, en met een goed idee krijg je de meeste gemeentes wel mee. Maar nieuwe maatregelen kosten extra tijd en energie, dus soms reageren ze wrevelig: we hebben al zo’n stapel werk! Bovendien komt het voor dat een gemeente nieuw geld liever steekt in een nieuwe sporthal dan in de aanpak van een ramp die misschien nooit zal gebeuren.”
Met een indeling van rampen in achttien types probeert Binnenlandse Zaken gemeentes te doordringen van de noodzaak van samenwerking. Elk van de achttien ramptypes kent een grootte I tot en met IV. Een voorbeeld: bij ramptype 3, grootte IV, moet je denken aan een botsing tussen een bus en een goederentrein, waarbij honderd doden en achthonderd gewonden zijn gevallen; vierhonderd gewonden moeten naar het ziekenhuis. Pouw: ,,Zoiets los je als gemeente niet in je eentje op. Maar de gemeente is wel het eerste aanspreekpunt.”
De Wet Kwaliteitsbescherming Rampenbestrijding (nu nog in voorbereiding) zal gemeentes verplichten elke vier jaar hun rampenplan aan te passen aan de hand van een nieuwe risicoanalyse. ,,Maar ze mogen zelf bepalen hoe ze dat precies doen.”
Café
Bij rampen in Nederland ontstaat na afloop vaak grote verwarring over wie nu ‘schuld’ heeft. Na lang zwartepieten blijkt dan op het laatst ‘niemand’ verantwoordelijk te zijn. Onbevredigend, geeft Pouw toe, maar er is vaak ook geen makkelijk antwoord op de schuldvraag. ,,Neem de vuurwerkramp Enschede. Daar was waarschijnlijk niemand echt schuldig. Het is overal een beetje misgegaan.”
Volgens Pouw is bij de rampenbestrijding zelf wel duidelijk wie welke verantwoordelijkheid draagt. ,,Het gaat vaak mis in het voortraject; denk bijvoorbeeld aan een matige handhaving van de regels. Tijdens de rampenbestrijding is de communicatie en informatievoorziening vaak onvoldoende, en dat maakt de vraag wie schuld draagt lastiger te beantwoorden.”
Rampenbestrijding gebeurt met een heleboel partijen. Pouw: ,,Ik heb wel eens gedacht: jongens, dat kan toch makkelijker! Maar je kunt al die clubjes niet zomaar even bij elkaar vegen. Een ramp komt heel zelden voor. Je mag van een organisatie niet verwachten dat ze alledaagse zaken als aanrijdingen laat versloffen voor rampenbestrijding.”
Als de kans op een ramp verwaarloosbaar klein is, mag je evenmin van een gemeente verlangen dat men zich daar toch voor de volle honderd procent op voorbereidt, vindt Pouw. ,,Het is altijd een afweging. Je hebt nu de discussie rond de chloortrein. De kans dat zo’n trein omvalt is kleiner dan de kans dat een vlakbij de bebouwde kom gelegen LPG-station de lucht in vliegt. De risicoberekening (kans maal effect) maakt de LPG-stations dus relatief gevaarlijker dan de chloortrein. Na druk van bewonersgroeperingen is besloten de chloortrein vanaf 2006 niet meer te laten rijden. Dat kost veel geld, en dat dreigde zelfs even ten koste te gaan van de sanering van de gevaarlijkere LPG-stations.”
Nadenken over risico’s vindt Pouw het mooiste aspect van zijn baan. Niet voor niets was risicoanalyse vroeger een favoriet vak. ,,Nederland veiliger maken vind ik een stuk interessanter dan uitdokteren hoe je de productie van pindakaaspotten met twintig procent kunt opschroeven.”
Een algemeen geaccepteerd cliché luidt dat je maar beter niet te lang kunt stilstaan bij wat er allemaal mis kan gaan – maar dat is nu precies wat Pouw doet. Mensen vragen hem vaak of hij nog goed kan slapen, met al die gedetailleerde rampenscenario’s in zijn hoofd. ,,Ik slaap uitstekend. Beroepsdeformatie? Ik betrap mezelf er wel eens op dat ik in een café denk: hé, geen nooduitgang.”
Onlangs maakte Pouw de door hem georganiseerde NBC-instructiedagen voor brandweer, politie en medische diensten mee. ,,Dan zie je soms hoe mensen zich opeens ten volle realiseren: een grote terroristische aanslag in Nederland, het zou echt kunnen gebeuren. Dat is even slikken.”
Is Nederland een veilig land? Ja, zegt Pouw. ,,Maar ook een dichtbevolkt distributieland, met veel economische activiteiten. Een veiligheid van honderd procent kun je daarom nooit garanderen, hoe hard we ook ons best doen. Er blijft altijd een restrisico. Dat zouden politici misschien iets harder moeten durven zeggen.”
De burger lijkt vooralsnog niet erg bezorgd over risico’s in zijn omgeving. Zo is er weinig belangstelling voor de ‘risico-kaart’, een online provinciale kaart waarop ‘bedreigingen’ als LPG-stations, verfopslagloodsen, vuurwerkfabrieken, enzovoorts keurig staan aangegeven. ,,De Friese kaart is al een halfjaar online en de bezoekcijfers blijven bedroevend laag”, zegt Pouw. Uiteindelijk zal elke provincie via het internet zo’n actuele kaart aanbieden.
Ander voorbeeld. Pouw: ,,Als de sirenes loeien, binnenkort weer elke maand, sluiten mensen niet deuren en ramen, maar springen ze eerder op de fiets om te kijken waar de brand is Maar goed, ik ben net zo. Laatst was er op kantoor een brandalarm. Ik nam het niet zo serieus en ben net zo lang blijven zitten tot ik door de veiligheidsbeambte werd weggehaald.”
Naam : Gerard Pouw
Leeftijd : 29
Woonplaats : Den Haag
Opleiding : chemische technologie
Afstudeerjaar : 2002
Tweede studie (propedeuse): Nederlands, Universiteit Utrecht
Loopbaan : stage bij Hoechst, na studie een paar maanden toegevoegd onderzoeker bij de TU Delft. Sinds juni 2002 beleidsmedewerker Voorbereiding Rampenbestrijding bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
www.friesland.nl/risicokaart2/risicokaart/risicokaart.htm
geodata.prv.gelderland.nl/km/risicokaart/start.asp

Comments are closed.