Campus

Soms is het goed om traag te denken

Docent architectuurgeschiedenis Herman van Bergeijk heeft boeken over Dudok en Hertzberger op zijn naam staan, maar is hij invloedrijk? Hij voelt zich wel eens als en soldaat uit de Eerste Wereldoorlog die onduidelijke, soms onzinnige instructies doorkrijgt.

/strong>

U heeft kunstgeschiedenis gestudeerd, en later architectuurgeschiedenis in Venetië.

,,Het absolute paradijs voor mijn vak. Twintig hoogleraren architectuurgeschiedenis telde het Instituto Universitario di Architettura di Veneiza. De ideale plek om de vele lancunes in je kennis te vullen, en om je blik aan te scherpen.”

Toch wilde u daar niet blijven.

,,Venetië is een eiland van gelukzaligheid. Maar geluk gaat snel ook weer voorbij. Of misschien gaat geluk vervelen. In het diepst van mijn hart ben ik nog steeds een Venetiaan, ik voel me verbonden met die stad. Ik ben op dit moment ook bezig aan een boek over Venetië.

Venetië is het tegendeel van een moderne stad. Die begon ik te missen. Op een gegeven moment ging ik naar het Piazzale Roma om de uitlaatgassen op te snuiven!

Ik heb later onder meer gewerkt in München en Philadelphia. In Nederland voelde ik me niet thuis. Na vijf jaar werken aan de TU Delft is dat veranderd. De faculteit Bouwkunde is groot en bureaucratisch, maar door dat massale kunnen mensen ook hun eigen rijkje creëren – binnen bepaalde grenzen. Als architectuurhistoricus krijg ik hier te maken met mensen uit de praktijk, met heel andere beslommeringen dan ik. Je wordt af en toe uit de ivoren toren gelokt.

Invloed? Omdat ik een paar boeken heb geschreven? Kom nou. Ik voel me op de faculteit soms net een soldaat in de Eerste Wereldoorlog, die van een generaal de opdracht krijgt om aan te vallen, zonder dat het terrein of de omvang van de vijand bekend is.”

Dat soort veldslagen lopen slecht af.

,,Ja. Maar verontrustender vind ik dat het universitaire onderwijs dreigt te vercommercialiseren. Er is nu aan de Universiteit Utrecht zelfs een bul voor hobbypromovendi, vrijetijdsdilettanten! Ook over de faculteit Bouwkunde wordt al gesproken alsof het een shopping mall is. De Europese bachelor-masterstructuur is snel doorgevoerd, maar of bepaalde vakken in zo’n systeem een betere plaats hebben gekregen, en het uiteindelijke doel, daar staat men nauwelijks bij stil.

Als docent ben ik medeverantwoordelijk voor wat een student aan het einde van zijn opleiding van architectuurgeschiedenis moet weten, en hoe hij dat kan inzetten naast zijn specifieke vakkennis. In de praktijk komt het helaas te vaak neer op zappen door de architectuurgeschiedenis. Het wordt steeds moeilijker om het belang van mijn vak over te brengen, ook aan andere docenten.”

U hebt niet veel op met de huidige theorievorming bij Bouwkunde.

,,Architectuur neigt tegenwoordig soms meer naar schijnfilosofie dan naar architectuur. Zo ontstaan teksten, die voor mij onbegrijpelijk zijn.”

Terwijl u naast kunstgeschiedenis toch filosofie hebt gestudeerd.

,,Ik heb bijna een brief aan een docent van vroeger gestuurd om te zeggen dat ze me verkeerd hadden opgeleid! Sommige architecten begeven zich op een terrein dat ze interdisciplinair noemen, maar dat wordt gekenmerkt door vaagheden en een ongrijpbare vocabulaire. En de historische dimensie ontbreekt vaak volledig.”

Misschien zegt de architect: die historische dimensie is een blok aan mijn been.

n,,Het is nuttig om uit te zoeken wat dat blok aan je been precies is. Iedereen zit aan iets vast, en het precieze historische moment waarop iets gebeurt, is vaak van cruciale betekenis. Het gaat om de kleine verschillen. Ik zeg wel eens tegen studenten: twee minuten later en je was het kind van de melkman.

De tijdgeest is tegenwoordig doordrenkt van het zappen, achter de modes aanhollen. In zekere zin is architectuur ook mode geworden. Het beeld, beeldwerking, is alles.”

Alles gaat toch ook sneller?

,,Maar soms is het goed om traag te denken % elke stap nog eens te overdenken, de consequenties te overzien. Die precisie heb je nodig voor goed onderzoek. Bij de meeste studies die hier verschijnen heeft de auteur niet eens de moeite genomen te achterhalen wiezich eerder met hetzelfde onderwerp hebben beziggehouden! Je moet uitkijken dat je niet in die maalstroom wordt meegetrokken. De druk om artikelen te publiceren is groot, omdat we ons spiegelen aan de Amerikaanse bouwkundefaculteiten, die ik zelf niet buitengewoon hoog aansla. Ik vind het belangrijker om te werken aan een groot boek. En dat vergt soms zes jaar onderzoek.

De ‘boeken’ die hier verschijnen over ‘Research by Design’ % ik vind ze te schematisch, bijna slaapverwekkend. Natuurlijk weet ik wel dat het lastig schipperen is tussen je vak beheersen en iets enerverend overbrengen. Ik accepteer dat de tijden veranderd zijn, en dat je tegenwoordig soms een college beter met een videoclip kunt beginnen%”

Nu chargeert u.

,,Soms moet je chargeren. Colleges mogen niet afdrijven in ongrijpbare sfeerbeelden, ze moeten een vorm van kennisoverdracht zijn. Uiteindelijk gaat het er om wat je zelf te vertellen hebt, wat je hebt onderzocht, wat je probleemstelling is.

Veel nieuwe boeken over architectuuronderzoek danken hun bestaan in de eerste plaats aan subsidie, netwerken en mode. Een centrale hamvraag, die langere tijd kan meegaan, ontbreekt.”

Wat is bij u die centrale vraag?

,,Wat is moderniteit, dat is de rode draad. Rond 1900 zie je een mentale omslag. Cultuur gaat zich minder beroepen op ‘eeuwige’ wetten. Elke architect creëert zijn eigen taal.

De vraag die het modernisme uiteindelijk oproept is: hoe kunnen we nog met onszelf leven nadat we ontdekt hebben dat we geen eenheid vormen, maar bestaan uit een reeks van vaak tegenstrijdige persoonlijkheden?”

Dat klinkt meer als een thema voor een schrijver dan voor een architect.

,,Maar architecten zijn in zekere zin ook vertellers. Dudok en Hertzberger stonden voor een vergelijkbaar probleem: hoe moet een modern mens wonen? Wonen, dat was eeuwenlang iets waar architecten helemaal niet over hoefden na te denken. Zodra ze dat wel gingen doen, kreeg je een crisis. Als je je tijdens het lopen afvraagt: hoe maak ik deze beweging, struikel je over je eigen benen. Wat dat betreft is architectuur als tennis: het moet een automatisme worden, en dat kan alleen door heel veel oefenen. Zeker, daarbij kan de architectuurgeschiedenis je belemmeren, maar het heeft geen zin om te doen alsof dat blok aan je been er niet is. We moeten er zo soepel mogelijk mee leren lopen.”

Docent architectuurgeschiedenis Herman van Bergeijk heeft boeken over Dudok en Hertzberger op zijn naam staan, maar is hij invloedrijk? Hij voelt zich wel eens als en soldaat uit de Eerste Wereldoorlog die onduidelijke, soms onzinnige instructies doorkrijgt.

U heeft kunstgeschiedenis gestudeerd, en later architectuurgeschiedenis in Venetië.

,,Het absolute paradijs voor mijn vak. Twintig hoogleraren architectuurgeschiedenis telde het Instituto Universitario di Architettura di Veneiza. De ideale plek om de vele lancunes in je kennis te vullen, en om je blik aan te scherpen.”

Toch wilde u daar niet blijven.

,,Venetië is een eiland van gelukzaligheid. Maar geluk gaat snel ook weer voorbij. Of misschien gaat geluk vervelen. In het diepst van mijn hart ben ik nog steeds een Venetiaan, ik voel me verbonden met die stad. Ik ben op dit moment ook bezig aan een boek over Venetië.

Venetië is het tegendeel van een moderne stad. Die begon ik te missen. Op een gegeven moment ging ik naar het Piazzale Roma om de uitlaatgassen op te snuiven!

Ik heb later onder meer gewerkt in München en Philadelphia. In Nederland voelde ik me niet thuis. Na vijf jaar werken aan de TU Delft is dat veranderd. De faculteit Bouwkunde is groot en bureaucratisch, maar door dat massale kunnen mensen ook hun eigen rijkje creëren – binnen bepaalde grenzen. Als architectuurhistoricus krijg ik hier te maken met mensen uit de praktijk, met heel andere beslommeringen dan ik. Je wordt af en toe uit de ivoren toren gelokt.

Invloed? Omdat ik een paar boeken heb geschreven? Kom nou. Ik voel me op de faculteit soms net een soldaat in de Eerste Wereldoorlog, die van een generaal de opdracht krijgt om aan te vallen, zonder dat het terrein of de omvang van de vijand bekend is.”

Dat soort veldslagen lopen slecht af.

,,Ja. Maar verontrustender vind ik dat het universitaire onderwijs dreigt te vercommercialiseren. Er is nu aan de Universiteit Utrecht zelfs een bul voor hobbypromovendi, vrijetijdsdilettanten! Ook over de faculteit Bouwkunde wordt al gesproken alsof het een shopping mall is. De Europese bachelor-masterstructuur is snel doorgevoerd, maar of bepaalde vakken in zo’n systeem een betere plaats hebben gekregen, en het uiteindelijke doel, daar staat men nauwelijks bij stil.

Als docent ben ik medeverantwoordelijk voor wat een student aan het einde van zijn opleiding van architectuurgeschiedenis moet weten, en hoe hij dat kan inzetten naast zijn specifieke vakkennis. In de praktijk komt het helaas te vaak neer op zappen door de architectuurgeschiedenis. Het wordt steeds moeilijker om het belang van mijn vak over te brengen, ook aan andere docenten.”

U hebt niet veel op met de huidige theorievorming bij Bouwkunde.

,,Architectuur neigt tegenwoordig soms meer naar schijnfilosofie dan naar architectuur. Zo ontstaan teksten, die voor mij onbegrijpelijk zijn.”

Terwijl u naast kunstgeschiedenis toch filosofie hebt gestudeerd.

,,Ik heb bijna een brief aan een docent van vroeger gestuurd om te zeggen dat ze me verkeerd hadden opgeleid! Sommige architecten begeven zich op een terrein dat ze interdisciplinair noemen, maar dat wordt gekenmerkt door vaagheden en een ongrijpbare vocabulaire. En de historische dimensie ontbreekt vaak volledig.”

Misschien zegt de architect: die historische dimensie is een blok aan mijn been.

n,,Het is nuttig om uit te zoeken wat dat blok aan je been precies is. Iedereen zit aan iets vast, en het precieze historische moment waarop iets gebeurt, is vaak van cruciale betekenis. Het gaat om de kleine verschillen. Ik zeg wel eens tegen studenten: twee minuten later en je was het kind van de melkman.

De tijdgeest is tegenwoordig doordrenkt van het zappen, achter de modes aanhollen. In zekere zin is architectuur ook mode geworden. Het beeld, beeldwerking, is alles.”

Alles gaat toch ook sneller?

,,Maar soms is het goed om traag te denken % elke stap nog eens te overdenken, de consequenties te overzien. Die precisie heb je nodig voor goed onderzoek. Bij de meeste studies die hier verschijnen heeft de auteur niet eens de moeite genomen te achterhalen wiezich eerder met hetzelfde onderwerp hebben beziggehouden! Je moet uitkijken dat je niet in die maalstroom wordt meegetrokken. De druk om artikelen te publiceren is groot, omdat we ons spiegelen aan de Amerikaanse bouwkundefaculteiten, die ik zelf niet buitengewoon hoog aansla. Ik vind het belangrijker om te werken aan een groot boek. En dat vergt soms zes jaar onderzoek.

De ‘boeken’ die hier verschijnen over ‘Research by Design’ % ik vind ze te schematisch, bijna slaapverwekkend. Natuurlijk weet ik wel dat het lastig schipperen is tussen je vak beheersen en iets enerverend overbrengen. Ik accepteer dat de tijden veranderd zijn, en dat je tegenwoordig soms een college beter met een videoclip kunt beginnen%”

Nu chargeert u.

,,Soms moet je chargeren. Colleges mogen niet afdrijven in ongrijpbare sfeerbeelden, ze moeten een vorm van kennisoverdracht zijn. Uiteindelijk gaat het er om wat je zelf te vertellen hebt, wat je hebt onderzocht, wat je probleemstelling is.

Veel nieuwe boeken over architectuuronderzoek danken hun bestaan in de eerste plaats aan subsidie, netwerken en mode. Een centrale hamvraag, die langere tijd kan meegaan, ontbreekt.”

Wat is bij u die centrale vraag?

,,Wat is moderniteit, dat is de rode draad. Rond 1900 zie je een mentale omslag. Cultuur gaat zich minder beroepen op ‘eeuwige’ wetten. Elke architect creëert zijn eigen taal.

De vraag die het modernisme uiteindelijk oproept is: hoe kunnen we nog met onszelf leven nadat we ontdekt hebben dat we geen eenheid vormen, maar bestaan uit een reeks van vaak tegenstrijdige persoonlijkheden?”

Dat klinkt meer als een thema voor een schrijver dan voor een architect.

,,Maar architecten zijn in zekere zin ook vertellers. Dudok en Hertzberger stonden voor een vergelijkbaar probleem: hoe moet een modern mens wonen? Wonen, dat was eeuwenlang iets waar architecten helemaal niet over hoefden na te denken. Zodra ze dat wel gingen doen, kreeg je een crisis. Als je je tijdens het lopen afvraagt: hoe maak ik deze beweging, struikel je over je eigen benen. Wat dat betreft is architectuur als tennis: het moet een automatisme worden, en dat kan alleen door heel veel oefenen. Zeker, daarbij kan de architectuurgeschiedenis je belemmeren, maar het heeft geen zin om te doen alsof dat blok aan je been er niet is. We moeten er zo soepel mogelijk mee leren lopen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.