Vakbroeders die niet in dezelfde faculteit werken, moeten een gezamenlijk onderzoeksprogramma opzetten om doublures te voorkomen.Aardebegluurders van geodesie en Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek moeten hun onderzoek met satellieten bundelen en bij hun beider decanen een gezamenlijk onderzoeksprogramma inleveren.
Ook het wiskunde- en mechanicaonderzoek is nu te versnipperd. Wiskundige en mechanici van verschillende faculteiten moeten veel meer gaan samenwerken. Op het gebied van de stromingsleer krijgen TNW’ers en OCP’ers de opdracht een gezamenlijk onderzoeksvoorstel op te stellen. De enige groepen die daarnaast een fysieke verhuizing te wachten staat zijn een meet- en regeltechniekgroep van TNW en een van ITS. Zij gaan het mechatronicaprogramma van OCP versterken.
Zo wil het college het geld voor onderzoek efficiënter besteden. Voor geld dat vrijkomt door het wegwerken van doublures kunnen de betrokken groepen zelf nieuwe plannen bedenken. Komen die plannen niet van de grond, dan raken de groepen een deel van hun budget kwijt.
De afdeling materiaalkunde van TNW verhuist voor het grootste deel, voornamelijk het metaalonderzoek, naar de faculteit OCP. Alleen polymeerkunde blijft bij TNW. Gezamenlijk vormen zij vervolgens met materiaalwetenschappers van L&R een speerpunt.
De dwarsverbanden die de eer te beurt valt om een speerpunt van de TU te zijn, krijgen een eigen wetenschappelijke directeur die het gezamenlijke onderzoeksprogramma coördineert, vergelijkbaar met de diocs. Voor de nieuwe dwarsverbanden wil Van Luijk geen zware bestuurslaag optuigen; de directeur moet zijn werk doen op basis van overredingskracht en afspraken. Hij wordt geen baas van een heel ondersteunend bureau en heeft zeggenschap over slechts een deel van de geldkraan. De decaan blijft verantwoordelijk voor de verdeling van de financiële middelen over zijn onderzoeksgroepen, ook als die samenwerkingsverbanden deelnemen.
Een flink aantal speerpunten valt overigens samen met bestaande diocs. Van Luijk twijfelt daarom of er na deze portfoliodiscussie een aparte ronde voor dioc-voorstellen moet worden gehouden. Goede voorstellen voor nieuwe speerpunten zijn bij hem altijd welkom, benadrukt hij.
Vakbroeders die niet in dezelfde faculteit werken, moeten een gezamenlijk onderzoeksprogramma opzetten om doublures te voorkomen.
Aardebegluurders van geodesie en Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek moeten hun onderzoek met satellieten bundelen en bij hun beider decanen een gezamenlijk onderzoeksprogramma inleveren. Ook het wiskunde- en mechanicaonderzoek is nu te versnipperd. Wiskundige en mechanici van verschillende faculteiten moeten veel meer gaan samenwerken. Op het gebied van de stromingsleer krijgen TNW’ers en OCP’ers de opdracht een gezamenlijk onderzoeksvoorstel op te stellen. De enige groepen die daarnaast een fysieke verhuizing te wachten staat zijn een meet- en regeltechniekgroep van TNW en een van ITS. Zij gaan het mechatronicaprogramma van OCP versterken.
Zo wil het college het geld voor onderzoek efficiënter besteden. Voor geld dat vrijkomt door het wegwerken van doublures kunnen de betrokken groepen zelf nieuwe plannen bedenken. Komen die plannen niet van de grond, dan raken de groepen een deel van hun budget kwijt.
De afdeling materiaalkunde van TNW verhuist voor het grootste deel, voornamelijk het metaalonderzoek, naar de faculteit OCP. Alleen polymeerkunde blijft bij TNW. Gezamenlijk vormen zij vervolgens met materiaalwetenschappers van L&R een speerpunt.
De dwarsverbanden die de eer te beurt valt om een speerpunt van de TU te zijn, krijgen een eigen wetenschappelijke directeur die het gezamenlijke onderzoeksprogramma coördineert, vergelijkbaar met de diocs. Voor de nieuwe dwarsverbanden wil Van Luijk geen zware bestuurslaag optuigen; de directeur moet zijn werk doen op basis van overredingskracht en afspraken. Hij wordt geen baas van een heel ondersteunend bureau en heeft zeggenschap over slechts een deel van de geldkraan. De decaan blijft verantwoordelijk voor de verdeling van de financiële middelen over zijn onderzoeksgroepen, ook als die samenwerkingsverbanden deelnemen.
Een flink aantal speerpunten valt overigens samen met bestaande diocs. Van Luijk twijfelt daarom of er na deze portfoliodiscussie een aparte ronde voor dioc-voorstellen moet worden gehouden. Goede voorstellen voor nieuwe speerpunten zijn bij hem altijd welkom, benadrukt hij.

Comments are closed.