Campus

Rouwen in het raamkozijn

Duizenden mensen zagen dinsdag de uitvaartstoet van prins Claus aan zich voorbij trekken. Ook de bewoners van een studentenhuis aan het Bagijnhof. ,,Friso keek een beetje zuur toen hij me zag.’

Vorige week zondag. Ik word gebeld. ,,Kan ik een plaatsje in jouw raamkozijn reserveren?” vraagt een vriend. ,,Wat zeg je?” antwoord ik. ,,Of ik een plaatsje in jouw raamkozijn kan reserveren?” herhaalt hij. Ik begrijp hem niet. Na een korte stilte wordt het duidelijk. Prins Claus is overleden. En wij wonen aan de route. Niet veel later krijg ik een sms van een huisgenote. ,,We moeten onze ramen voor grof geld gaan verhuren!”

Ons huis heeft zes ramen met uitzicht op de Oude Delft. Grote ramen. Normaal is het rustig aan deze kant van de kerk. Af en toe een fietser, een toerist die zich verbaast over de scheve kerk. Deze week is anders. Er komen militairen, agenten en werklieden langs. Zelfs de plantsoenendienst is uitgerukt. Twee mannen harken de vierkante meter aarde rondom de bomen aan. Ze zijn er een tijd mee bezig. Ook de drie sprietjes onkruid moeten eraan geloven. ,,Dat is allemaal voor onze prins”, zegt de harkende man.

Jongleren

De dag van de bijzetting. Om tien voor halfnegen ’s ochtends gaat de deurbel. Vroeg. De eerste twee belangstellenden voor een plaats aan het raam. Ze zijn bang om te laat te komen. Terecht, want de politie wilde hen al niet meer doorlaten. Het Bagijnhof is al afgesloten. De gasten hebben ontbijt meegenomen. Feestelijk: croissants en kaas-uienstokbrood.

Buiten gebeurt nog weinig. Maar het huis stroomt langzaam vol. Zelfs met vrienden van huisgenoten die zelf niet thuis zijn: twee bewoners moeten vandaag wél naar stage of school. In totaal komen er twintig nieuwsgierigen. Sommigen passeren de politieafzetting met smoezen: ze hebben verteld dat ze hier wonen. Anderen hadden sterkere verhalen paraat. ,,Als we er niet door hadden gemogen, had ik gezegd dat een vriend van me heel erg ziek was.” Het bleek niet nodig, ze mochten er toch door.

Het komt nu langzaam op gang. Af en toe marcheren mannen in uniform voorbij, sommigen met grote machinegeweren, anderen met struisvogelveren op hun hoed. Een cordon mariniers blijft staan. Zij vormen de erehaag voor ons huis. De stoet komt nog lang niet. De mariniers ballen een vuist, rillen, gapen. En wij staan binnen % in ons T-shirt, met een kop koffie en een plak cake. We hebben een tafel naar het raam geschoven om over de blindering op mijn raam heen te kunnen kijken. Een dag eerder heb ik voor het eerst in vijf jaar de ramen gelapt.

We proberen de tijd te doden door de mariniers te vermaken. Ik pak drie ballen en ga jongleren. Een ander begint met wilde armgebaren iets uit te beelden. Hints. De mannen lachen bedeesd. Een van hen vraagt voor de grap of we een sjaal voor hem hebben. Wanneer we rond twaalf uur ‘Ze zijn in Delft!’ op een A4-tje schrijven en dat omhoog houden zijn ze opgelucht. Dan beginnen de klokken van de Oude Kerk te luiden. Minder indrukwekkend dan we gehoopt hadden.

Zuur

Even later is het inderdaad zover. De mariniers gaan rechtop staan, presenteren het geweer. We horen paardenhoeven. En op televisie zien we de paarse lijkkoets het Noordeinde opdraaien. We klimmen op de tafel. En we staan in de vensterbank. Met de neuzen tegen het raam gedrukt. Want de ramen moeten dichtblijven.

Wij staan op de eerste rang. Op een meter afstand de mariniers. Tussen hen in lopen de eerste paarden van de colonne. Dan vallen de beelden op de televisie samen met het uitzicht uit het raam. Misschien zijn we zelf in beeld % de camera staat op het bruggetje voor ons huis. We letten er niet op. De koetsen rijden voorbij. We kijken of we iemand herkennen. ,,In deze zit Bea.” We nemen foto’s. Gedoemd om te mislukken: een flits tegen het raam.

Duizenden mensen zagen dinsdag de uitvaartstoet van prins Claus aan zich voorbij trekken. Ook de bewoners van een studentenhuis aan het Bagijnhof. ,,Friso keek een beetje zuur toen hij me zag.”

Vorige week zondag. Ik word gebeld. ,,Kan ik een plaatsje in jouw raamkozijn reserveren?” vraagt een vriend. ,,Wat zeg je?” antwoord ik. ,,Of ik een plaatsje in jouw raamkozijn kan reserveren?” herhaalt hij. Ik begrijp hem niet. Na een korte stilte wordt het duidelijk. Prins Claus is overleden. En wij wonen aan de route. Niet veel later krijg ik een sms van een huisgenote. ,,We moeten onze ramen voor grof geld gaan verhuren!”

Ons huis heeft zes ramen met uitzicht op de Oude Delft. Grote ramen. Normaal is het rustig aan deze kant van de kerk. Af en toe een fietser, een toerist die zich verbaast over de scheve kerk. Deze week is anders. Er komen militairen, agenten en werklieden langs. Zelfs de plantsoenendienst is uitgerukt. Twee mannen harken de vierkante meter aarde rondom de bomen aan. Ze zijn er een tijd mee bezig. Ook de drie sprietjes onkruid moeten eraan geloven. ,,Dat is allemaal voor onze prins”, zegt de harkende man.

Jongleren

De dag van de bijzetting. Om tien voor halfnegen ’s ochtends gaat de deurbel. Vroeg. De eerste twee belangstellenden voor een plaats aan het raam. Ze zijn bang om te laat te komen. Terecht, want de politie wilde hen al niet meer doorlaten. Het Bagijnhof is al afgesloten. De gasten hebben ontbijt meegenomen. Feestelijk: croissants en kaas-uienstokbrood.

Buiten gebeurt nog weinig. Maar het huis stroomt langzaam vol. Zelfs met vrienden van huisgenoten die zelf niet thuis zijn: twee bewoners moeten vandaag wél naar stage of school. In totaal komen er twintig nieuwsgierigen. Sommigen passeren de politieafzetting met smoezen: ze hebben verteld dat ze hier wonen. Anderen hadden sterkere verhalen paraat. ,,Als we er niet door hadden gemogen, had ik gezegd dat een vriend van me heel erg ziek was.” Het bleek niet nodig, ze mochten er toch door.

Het komt nu langzaam op gang. Af en toe marcheren mannen in uniform voorbij, sommigen met grote machinegeweren, anderen met struisvogelveren op hun hoed. Een cordon mariniers blijft staan. Zij vormen de erehaag voor ons huis. De stoet komt nog lang niet. De mariniers ballen een vuist, rillen, gapen. En wij staan binnen % in ons T-shirt, met een kop koffie en een plak cake. We hebben een tafel naar het raam geschoven om over de blindering op mijn raam heen te kunnen kijken. Een dag eerder heb ik voor het eerst in vijf jaar de ramen gelapt.

We proberen de tijd te doden door de mariniers te vermaken. Ik pak drie ballen en ga jongleren. Een ander begint met wilde armgebaren iets uit te beelden. Hints. De mannen lachen bedeesd. Een van hen vraagt voor de grap of we een sjaal voor hem hebben. Wanneer we rond twaalf uur ‘Ze zijn in Delft!’ op een A4-tje schrijven en dat omhoog houden zijn ze opgelucht. Dan beginnen de klokken van de Oude Kerk te luiden. Minder indrukwekkend dan we gehoopt hadden.

Zuur

Even later is het inderdaad zover. De mariniers gaan rechtop staan, presenteren het geweer. We horen paardenhoeven. En op televisie zien we de paarse lijkkoets het Noordeinde opdraaien. We klimmen op de tafel. En we staan in de vensterbank. Met de neuzen tegen het raam gedrukt. Want de ramen moeten dichtblijven.

Wij staan op de eerste rang. Op een meter afstand de mariniers. Tussen hen in lopen de eerste paarden van de colonne. Dan vallen de beelden op de televisie samen met het uitzicht uit het raam. Misschien zijn we zelf in beeld % de camera staat op het bruggetje voor ons huis. We letten er niet op. De koetsen rijden voorbij. We kijken of we iemand herkennen. ,,In deze zit Bea.” We nemen foto’s. Gedoemd om te mislukken: een flits tegen het raam.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.