‘De dichters van ’t Ketelhuis’ noemen ze zichzelf. Vijf jongens uit Schoorl die elkaar al kennen van de lagere school. Hun eerste ontmoetingsplaats was een ondergrondse hut.
Later bouwden ze van sloophout een clubhuis. Eén ervan ging dichten maar nu ze studeren hebben ze zich allemaal op de poëzie gestort. Hoogste tijd dus dat er iets werd gebundeld. Eerstejaars industrieel ontwerpen Niels Gutter (20) geeft tekst en uitleg.
‘Kom, schrijf eens een gedicht’/Jij weet niet hoe het werkt/want poëzie is pas sterk/Als ze spontaan ontstaat/En niet wordt verplicht.
Voor dichters is het niet ongebruikelijk dat ze verzen schrijven over hun eigen metier. Zo ook Gijs Eijhusen, één van de vijf studenten die behoort tot de dichters van Het Ketelhuis. Het aardige van zo’n gedicht over de poëzie is dat het een soort plaatsbepaling is. Het geeft aan hoe men tegenover het vak staat. Bij Eijhusen spreekt dat voor zich. Poëzie gedijt in vrijheid, zegt hij, en kan niet worden afgedwongen.
De boodschap is op heldere en eenvoudige wijze verpakt. Het gedicht komt zelfs akelig dicht in de buurt van zondagse rijmelarij. Er wordt geen enkel beeld opgeroepen. Het enige wat er staat is een beginsel, zonder poespas verwoord, maar wel goedrond. Het is één van de belangrijkste gedichten in de bundel, al is het maar omdat Eijhusen de eerste was van de vriendenclub die ging dichten en de anderen tot voorbeeld heeft gestrekt.
Het is bijna te mooi om waar te zijn. Vijf jongens die elkaar al sinds de lagere school kennen. Die samenkliekten rond een ondergrondse hut, die allemaal op het Murmelius Gymnasium in Alkmaar terechtkwamen en vervolgens van sloophout een bovengronds clubhuis bouwden. ,,In Schoorl werd op dat moment een hotel afgebroken”, legt Niels Gutter uit. ,,Op het ketelhuis stond een bord met het opschrift ’t Ketelhuis. Dat hebben we op ons clubgebouw gehangen.”
Het duurde niet lang of het jeugdhonk moest plaatsmaken voor een nieuwe hotel. Langs het Noordhollands Kanaal in Schoorldam bouwde het groepje jeugdvrienden een nieuw onderkomen. Ditmaal werd het professioneler aangepakt. Op basis van tekeningen werd een bouwplan gemaakt. Uiteindelijk werd er zelfs kabeltelevisie aangelegd.
,,In Schoorldam – de naam zegt het al – waren weinig uitgaansgelegenheden”, zegt Gutter. ,,Dus gingen we met zijn allen naar ’t Ketelhuis. We waren van alle gemakken voorzien. We hadden vaste ‘klanten’ van school. Dat waren niet de meest populairen, maar eerder de jongens die er niet echt bij hoorden, hoewel wij natuurlijk zelf ook weer een groepje waren. Het was een beetje een opvanggelegenheid. Je was wegvan huis, zodat je je even kon laten gaan.”
Door de gedichten van Gijs Eijhusen kwamen de anderen van de vriendenclub ook met poëzie in aanraking. Toch is Gutter pas zelf gaan dichten toen hij werktuigbouwkunde ging studeren in Twente. ,,Ik wilde mijn gevoelens uiten”, vertelt hij. ,,Je komt bijvoorbeeld een leuk meisje tegen en dan blijkt dat het niet goed lukt.”
In die tijd schreef hij het volgende gedicht:
Jouw lach/vol vrolijkheid,/zoals ik haar ook vandaag weer zag/geeft me een gevoel van spijt/Spijt, dat er weer een dag/voorbij is gegaan,/waarop als ik je zag,/ik zonder m’n slag te slaan/aan de kant bleef staan.
Simpele poëzie zonder pretenties en soms met een jongensachtige melancholie. Een gekweld mens wil Gutter zichzelf niet direct noemen. ,,Misschien onbewust”, wikt hij. ,,Hoe meer ik dicht, hoe opener ik word, zeg ik weleens. Ik hoop ook dat mijn gedichten door een geflipte neerlandicus verkeerd worden begrepen. Op het gymnasium zochten docenten namelijk dingen achter gedichten die de dichter volgens mij nooit heeft bedoeld.”
Hij is met bovenstaand gedicht pas naar buiten gekomen nadat hij een bundel kreeg van zijn vriend Eijhusen. ,,We hadden niet zoveel contact meer, eigenlijk voornamelijk via e-mail. Toevallig genoeg bleken twee andere vrienden uit ’t Ketelhuis ook bundels te hebben gemaakt. Op een feestje in Delft zijn we op het idee gekomen deze gezamelijke bundel uit te geven.”
De bundel bevat een bonte verzameling gedichten over van alles en nog wat. Het gedicht van vier strofen over het uitlenen van cd’s van Floris Stehouwer is één van de weinige die minder braaf is: Toch doet het me vreselijk pijn/dat, terwijl mijn cd opstaat,/zij misschien, niets ontziend,/wordt geneukt door haar nieuwe vriend.
Het is opvallend dat geen enkel gedicht betrekking heeft op de zee of de duinen. Voor mensen die zijn opgevoed in de Noordhollandse kuststreek wekt dat verbazing, zeker voor dichters. Gutter: ,,Voor veel mensen is de zee inderdaad erg mooi, maar als je er een hele tijd hebt gewoond en als kleine jongen altijd in de duinen hebt gespeeld, dan is het heel gewoon.”
De manier waarop veelal wordt gedicht wordt treffend verwoord door Lex Biesenbeek. ,,Dichten betekent voor mij reageren op een spontane ingeving of een gevoel. Op het moment dat er regels bij mij opkomen pen ik ze gelijk neer, om zo iets op papier te krijgen zoals ik het op dat moment beleef. Ik doe dan ook nooit te lang over het schrijven en maak weinig correcties achteraf, om de sfeer van het gedicht niet te veranderen.”
Gutter zegt openhartig dat hij totaal geen verstand van poëzie heeft. Of je hem en zijn vrienden dilettanten kunt noemen doet eigenlijk niet ter zake, want het plezier in het dichten lijkt voorop te staan. ,,Ik weet niet waar we thuishoren”, besluit hij. ,,Het Ketelhuisgevoel staat voor hele hechte vriendschap. Ik denk dat onze poëzie eerlijk is, omdat het begrijpelijkis.”
Wat ’t Ketelhuis voor de jongens heeft betekend komt misschien nog het mooist tot uitdrukking in het gedicht ‘Een avondje Ketelhuis’ van Arnout Boer. Het is een variant op ‘Blues on Tuesday‘ van Jules Deelder, en gaat als volgt: pad/binnen/biertje/peukje/kachel/pleziertje/zuipen/lachen/paffen/misselijk/kotsen/maffen.
(M.v.d.L.)
,,,
‘De dichters van ’t Ketelhuis’ noemen ze zichzelf. Vijf jongens uit Schoorl die elkaar al kennen van de lagere school. Hun eerste ontmoetingsplaats was een ondergrondse hut. Later bouwden ze van sloophout een clubhuis. Eén ervan ging dichten maar nu ze studeren hebben ze zich allemaal op de poëzie gestort. Hoogste tijd dus dat er iets werd gebundeld. Eerstejaars industrieel ontwerpen Niels Gutter (20) geeft tekst en uitleg.
‘Kom, schrijf eens een gedicht’/Jij weet niet hoe het werkt/want poëzie is pas sterk/Als ze spontaan ontstaat/En niet wordt verplicht.
Voor dichters is het niet ongebruikelijk dat ze verzen schrijven over hun eigen metier. Zo ook Gijs Eijhusen, één van de vijf studenten die behoort tot de dichters van Het Ketelhuis. Het aardige van zo’n gedicht over de poëzie is dat het een soort plaatsbepaling is. Het geeft aan hoe men tegenover het vak staat. Bij Eijhusen spreekt dat voor zich. Poëzie gedijt in vrijheid, zegt hij, en kan niet worden afgedwongen.
De boodschap is op heldere en eenvoudige wijze verpakt. Het gedicht komt zelfs akelig dicht in de buurt van zondagse rijmelarij. Er wordt geen enkel beeld opgeroepen. Het enige wat er staat is een beginsel, zonder poespas verwoord, maar wel goedrond. Het is één van de belangrijkste gedichten in de bundel, al is het maar omdat Eijhusen de eerste was van de vriendenclub die ging dichten en de anderen tot voorbeeld heeft gestrekt.
Het is bijna te mooi om waar te zijn. Vijf jongens die elkaar al sinds de lagere school kennen. Die samenkliekten rond een ondergrondse hut, die allemaal op het Murmelius Gymnasium in Alkmaar terechtkwamen en vervolgens van sloophout een bovengronds clubhuis bouwden. ,,In Schoorl werd op dat moment een hotel afgebroken”, legt Niels Gutter uit. ,,Op het ketelhuis stond een bord met het opschrift ’t Ketelhuis. Dat hebben we op ons clubgebouw gehangen.”
Het duurde niet lang of het jeugdhonk moest plaatsmaken voor een nieuwe hotel. Langs het Noordhollands Kanaal in Schoorldam bouwde het groepje jeugdvrienden een nieuw onderkomen. Ditmaal werd het professioneler aangepakt. Op basis van tekeningen werd een bouwplan gemaakt. Uiteindelijk werd er zelfs kabeltelevisie aangelegd.
,,In Schoorldam – de naam zegt het al – waren weinig uitgaansgelegenheden”, zegt Gutter. ,,Dus gingen we met zijn allen naar ’t Ketelhuis. We waren van alle gemakken voorzien. We hadden vaste ‘klanten’ van school. Dat waren niet de meest populairen, maar eerder de jongens die er niet echt bij hoorden, hoewel wij natuurlijk zelf ook weer een groepje waren. Het was een beetje een opvanggelegenheid. Je was wegvan huis, zodat je je even kon laten gaan.”
Door de gedichten van Gijs Eijhusen kwamen de anderen van de vriendenclub ook met poëzie in aanraking. Toch is Gutter pas zelf gaan dichten toen hij werktuigbouwkunde ging studeren in Twente. ,,Ik wilde mijn gevoelens uiten”, vertelt hij. ,,Je komt bijvoorbeeld een leuk meisje tegen en dan blijkt dat het niet goed lukt.”
In die tijd schreef hij het volgende gedicht:
Jouw lach/vol vrolijkheid,/zoals ik haar ook vandaag weer zag/geeft me een gevoel van spijt/Spijt, dat er weer een dag/voorbij is gegaan,/waarop als ik je zag,/ik zonder m’n slag te slaan/aan de kant bleef staan.
Simpele poëzie zonder pretenties en soms met een jongensachtige melancholie. Een gekweld mens wil Gutter zichzelf niet direct noemen. ,,Misschien onbewust”, wikt hij. ,,Hoe meer ik dicht, hoe opener ik word, zeg ik weleens. Ik hoop ook dat mijn gedichten door een geflipte neerlandicus verkeerd worden begrepen. Op het gymnasium zochten docenten namelijk dingen achter gedichten die de dichter volgens mij nooit heeft bedoeld.”
Hij is met bovenstaand gedicht pas naar buiten gekomen nadat hij een bundel kreeg van zijn vriend Eijhusen. ,,We hadden niet zoveel contact meer, eigenlijk voornamelijk via e-mail. Toevallig genoeg bleken twee andere vrienden uit ’t Ketelhuis ook bundels te hebben gemaakt. Op een feestje in Delft zijn we op het idee gekomen deze gezamelijke bundel uit te geven.”
De bundel bevat een bonte verzameling gedichten over van alles en nog wat. Het gedicht van vier strofen over het uitlenen van cd’s van Floris Stehouwer is één van de weinige die minder braaf is: Toch doet het me vreselijk pijn/dat, terwijl mijn cd opstaat,/zij misschien, niets ontziend,/wordt geneukt door haar nieuwe vriend.
Het is opvallend dat geen enkel gedicht betrekking heeft op de zee of de duinen. Voor mensen die zijn opgevoed in de Noordhollandse kuststreek wekt dat verbazing, zeker voor dichters. Gutter: ,,Voor veel mensen is de zee inderdaad erg mooi, maar als je er een hele tijd hebt gewoond en als kleine jongen altijd in de duinen hebt gespeeld, dan is het heel gewoon.”
De manier waarop veelal wordt gedicht wordt treffend verwoord door Lex Biesenbeek. ,,Dichten betekent voor mij reageren op een spontane ingeving of een gevoel. Op het moment dat er regels bij mij opkomen pen ik ze gelijk neer, om zo iets op papier te krijgen zoals ik het op dat moment beleef. Ik doe dan ook nooit te lang over het schrijven en maak weinig correcties achteraf, om de sfeer van het gedicht niet te veranderen.”
Gutter zegt openhartig dat hij totaal geen verstand van poëzie heeft. Of je hem en zijn vrienden dilettanten kunt noemen doet eigenlijk niet ter zake, want het plezier in het dichten lijkt voorop te staan. ,,Ik weet niet waar we thuishoren”, besluit hij. ,,Het Ketelhuisgevoel staat voor hele hechte vriendschap. Ik denk dat onze poëzie eerlijk is, omdat het begrijpelijkis.”
Wat ’t Ketelhuis voor de jongens heeft betekend komt misschien nog het mooist tot uitdrukking in het gedicht ‘Een avondje Ketelhuis’ van Arnout Boer. Het is een variant op ‘Blues on Tuesday‘ van Jules Deelder, en gaat als volgt: pad/binnen/biertje/peukje/kachel/pleziertje/zuipen/lachen/paffen/misselijk/kotsen/maffen.
(M.v.d.L.)
‘De dichters van ’t Ketelhuis’ noemen ze zichzelf. Vijf jongens uit Schoorl die elkaar al kennen van de lagere school. Hun eerste ontmoetingsplaats was een ondergrondse hut. Later bouwden ze van sloophout een clubhuis. Eén ervan ging dichten maar nu ze studeren hebben ze zich allemaal op de poëzie gestort. Hoogste tijd dus dat er iets werd gebundeld. Eerstejaars industrieel ontwerpen Niels Gutter (20) geeft tekst en uitleg.
‘Kom, schrijf eens een gedicht’/Jij weet niet hoe het werkt/want poëzie is pas sterk/Als ze spontaan ontstaat/En niet wordt verplicht.
Voor dichters is het niet ongebruikelijk dat ze verzen schrijven over hun eigen metier. Zo ook Gijs Eijhusen, één van de vijf studenten die behoort tot de dichters van Het Ketelhuis. Het aardige van zo’n gedicht over de poëzie is dat het een soort plaatsbepaling is. Het geeft aan hoe men tegenover het vak staat. Bij Eijhusen spreekt dat voor zich. Poëzie gedijt in vrijheid, zegt hij, en kan niet worden afgedwongen.
De boodschap is op heldere en eenvoudige wijze verpakt. Het gedicht komt zelfs akelig dicht in de buurt van zondagse rijmelarij. Er wordt geen enkel beeld opgeroepen. Het enige wat er staat is een beginsel, zonder poespas verwoord, maar wel goedrond. Het is één van de belangrijkste gedichten in de bundel, al is het maar omdat Eijhusen de eerste was van de vriendenclub die ging dichten en de anderen tot voorbeeld heeft gestrekt.
Het is bijna te mooi om waar te zijn. Vijf jongens die elkaar al sinds de lagere school kennen. Die samenkliekten rond een ondergrondse hut, die allemaal op het Murmelius Gymnasium in Alkmaar terechtkwamen en vervolgens van sloophout een bovengronds clubhuis bouwden. ,,In Schoorl werd op dat moment een hotel afgebroken”, legt Niels Gutter uit. ,,Op het ketelhuis stond een bord met het opschrift ’t Ketelhuis. Dat hebben we op ons clubgebouw gehangen.”
Het duurde niet lang of het jeugdhonk moest plaatsmaken voor een nieuwe hotel. Langs het Noordhollands Kanaal in Schoorldam bouwde het groepje jeugdvrienden een nieuw onderkomen. Ditmaal werd het professioneler aangepakt. Op basis van tekeningen werd een bouwplan gemaakt. Uiteindelijk werd er zelfs kabeltelevisie aangelegd.
,,In Schoorldam – de naam zegt het al – waren weinig uitgaansgelegenheden”, zegt Gutter. ,,Dus gingen we met zijn allen naar ’t Ketelhuis. We waren van alle gemakken voorzien. We hadden vaste ‘klanten’ van school. Dat waren niet de meest populairen, maar eerder de jongens die er niet echt bij hoorden, hoewel wij natuurlijk zelf ook weer een groepje waren. Het was een beetje een opvanggelegenheid. Je was wegvan huis, zodat je je even kon laten gaan.”
Door de gedichten van Gijs Eijhusen kwamen de anderen van de vriendenclub ook met poëzie in aanraking. Toch is Gutter pas zelf gaan dichten toen hij werktuigbouwkunde ging studeren in Twente. ,,Ik wilde mijn gevoelens uiten”, vertelt hij. ,,Je komt bijvoorbeeld een leuk meisje tegen en dan blijkt dat het niet goed lukt.”
In die tijd schreef hij het volgende gedicht:
Jouw lach/vol vrolijkheid,/zoals ik haar ook vandaag weer zag/geeft me een gevoel van spijt/Spijt, dat er weer een dag/voorbij is gegaan,/waarop als ik je zag,/ik zonder m’n slag te slaan/aan de kant bleef staan.
Simpele poëzie zonder pretenties en soms met een jongensachtige melancholie. Een gekweld mens wil Gutter zichzelf niet direct noemen. ,,Misschien onbewust”, wikt hij. ,,Hoe meer ik dicht, hoe opener ik word, zeg ik weleens. Ik hoop ook dat mijn gedichten door een geflipte neerlandicus verkeerd worden begrepen. Op het gymnasium zochten docenten namelijk dingen achter gedichten die de dichter volgens mij nooit heeft bedoeld.”
Hij is met bovenstaand gedicht pas naar buiten gekomen nadat hij een bundel kreeg van zijn vriend Eijhusen. ,,We hadden niet zoveel contact meer, eigenlijk voornamelijk via e-mail. Toevallig genoeg bleken twee andere vrienden uit ’t Ketelhuis ook bundels te hebben gemaakt. Op een feestje in Delft zijn we op het idee gekomen deze gezamelijke bundel uit te geven.”
De bundel bevat een bonte verzameling gedichten over van alles en nog wat. Het gedicht van vier strofen over het uitlenen van cd’s van Floris Stehouwer is één van de weinige die minder braaf is: Toch doet het me vreselijk pijn/dat, terwijl mijn cd opstaat,/zij misschien, niets ontziend,/wordt geneukt door haar nieuwe vriend.
Het is opvallend dat geen enkel gedicht betrekking heeft op de zee of de duinen. Voor mensen die zijn opgevoed in de Noordhollandse kuststreek wekt dat verbazing, zeker voor dichters. Gutter: ,,Voor veel mensen is de zee inderdaad erg mooi, maar als je er een hele tijd hebt gewoond en als kleine jongen altijd in de duinen hebt gespeeld, dan is het heel gewoon.”
De manier waarop veelal wordt gedicht wordt treffend verwoord door Lex Biesenbeek. ,,Dichten betekent voor mij reageren op een spontane ingeving of een gevoel. Op het moment dat er regels bij mij opkomen pen ik ze gelijk neer, om zo iets op papier te krijgen zoals ik het op dat moment beleef. Ik doe dan ook nooit te lang over het schrijven en maak weinig correcties achteraf, om de sfeer van het gedicht niet te veranderen.”
Gutter zegt openhartig dat hij totaal geen verstand van poëzie heeft. Of je hem en zijn vrienden dilettanten kunt noemen doet eigenlijk niet ter zake, want het plezier in het dichten lijkt voorop te staan. ,,Ik weet niet waar we thuishoren”, besluit hij. ,,Het Ketelhuisgevoel staat voor hele hechte vriendschap. Ik denk dat onze poëzie eerlijk is, omdat het begrijpelijkis.”
Wat ’t Ketelhuis voor de jongens heeft betekend komt misschien nog het mooist tot uitdrukking in het gedicht ‘Een avondje Ketelhuis’ van Arnout Boer. Het is een variant op ‘Blues on Tuesday‘ van Jules Deelder, en gaat als volgt: pad/binnen/biertje/peukje/kachel/pleziertje/zuipen/lachen/paffen/misselijk/kotsen/maffen.
(M.v.d.L.)
Comments are closed.