Het Europees kampioenschap voetbal wordt al in mei gespeeld. Robotvoetbal wel te verstaan, met vier spelers per team en maar liefst acht camera’s om het spel in beeld te brengen. Er komt geen mens aan te pas.
Op kamer C208 van de vakgroep patroonherkenning van Technische Natuurkunde drukt dr.ir. Pieter Jonker op de play-knop van zijn videorecorder. Om hem heen zitten wat collega’s, enige studenten en vier kniehoge robots. De amateuropnamen, door Jonker zelf gemaakt, tonen een groen speelveld met een witte boarding er omheen en acht ‘stofzuigers-zonder-slang’ die achter een oranje bal aansnorren. Het zijn beelden van het afgelopen wereldkampioenschap voetbal voor robots in Stockholm. Nu de schaakcomputer wereldkampioen Gary Kasparov heeft verslagen, richten wetenschappers zich op de voetbalcomputer.
Onder luide aanmoediging van het publiek drukt een robot de bal klem tegen de boarding. Wanneer de bal eindelijk weer het veld inhobbelt is de robot meteen de weg kwijt. Hij tolt om zijn as, rijdt wat voor- en achteruit, ziet vervolgens een andere robot aan voor de bal en probeert die in het doel te schuiven. Een gele kaart is het gevolg.
De Delftse groep maakt deel uit van een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft. Onde de naam AIR (Autonomous Interacting Robotics) probeert men zelfstandige, ‘lerende’ robots te bouwen. Uiteindelijk gaat het om het ontwikkelen van ‘rescue robots‘ die bijvoorbeeld tunnelbranden kunnen blussen of die zelfstandig mijnen kunnen opgraven in voormalige oorlogsgebieden. De ontwikkeling van voetballende robots leent zich uitstekend voor vergroting van de kennis.
Robocup ’99 kent verschillende categorieën. Jonker houdt zich bezig met de middle size league. Daar zijn de spelers elk uitgerust met een eigen computer. Ze moeten zelfstandig hun videosignalen interpreteren, er de bal, het doel en hun tegenstanders in herkennen, die gegevens uiteindelijk omzetten in bewegingen en eventueel een schot. Traagheid is hun grootste handicap. Het kost zoveel tijd om een situatie goed te beoordelen dat op het moment van handelen de omstandigheden alweer gewijzigd zijn. Zo worden enorme kansen voor open doel verprutst. Van enige communicatie of samenspel is (nog) geen sprake.
Volksfeestje
In de small size league gaat het er anders aan toe. Op een veld van twee bij drie darren robotjes ter grootte van een melkpak als mieren rond. Ze bewegen veel sneller dan hun grote broertjes maar zijn dan ook een stuk minder geavanceerd. Ze hebben geen ogen en geen computer aan boord maar worden aangestuurd door een computer aan de kant van het veld. Deze ontvangt op zijn beurt weer signalen van een camera die recht boven het speelveld hangt.
Zo’n centrale computer zou in principe een tactisch programma kunnen draaien, maar de realiteit laat zien dat de spelertjes vooral met grote vaart op elkaar botsen.
De robotjes draaien razendsnel om hun as wanneer de bal klem ligt tegen de boarding of een tegenstander. Een enkele keer schiet een bal het publiek in. In gedachten hoor je Hugo Walkers afkeurende stem: ‘Flipperkastvoetbal’.
Na het bekijken van de concurrentie in Stockholm is Jonker erg tevreden over het pneumatisch schopmechanisme van de Nederlandse robot. ,,Niemand schiet zo hard als wij. Daarbij denk ik dat er meer doelpunten gemaakt zouden worden wanneer er van grotere afstand geschoten wordt.”
In voorbereiding op het EK van mei in Amsterdam wordt er een aantal oefenwedstrijden gespeeld. In die tijd moeten de robots vervolmaakt worden. De techniek krijgt daarbij de hoogste prioriteit, daarna komt het samenspel. Jonker: ,,Op een zeker moment willen we overgaan op het gebruik van lerende systemen, maar dat zal nog wel een paar jaar op zich laten wachten. Tot die tijd zal er gebruik worden gemaakt van een decision tree en zullen de betrouwbaarste apparaten winnen.”
Die stelling werd bij het EK in Stockholm bewezen door het winnende team uit Iran, dat niet gehinderd wordt door enige vorm van high-tech. Hun oersterke robots, die iets weg hebben van tanks, kijken door de ogen van een eenvoudige handicam en draaien op DOS en floppy’s. Hun Italiaanse tegenstanders in de finale kwamen er niet aan te pas, zo toont de videoband.
Het eindsignaal is het begin van een volksfeestje. De Iraanse vlag wordt gezwaaid en kleine meisjes in traditionele klederdracht klappen opgetogen in de handen. De italiaanse verliezers hebben het er maar moeilijk mee en al snel vinden ze een zondebok. In eigen gelederen. De coach krijgt de schuld, waardoor in ieder geval op dat gebied Robocup ’99 de vergelijking met het echte mensenvoetbal glansrijk kan doorstaan.
Op kamer C208 van de vakgroep patroonherkenning van Technische Natuurkunde drukt dr.ir. Pieter Jonker op de play-knop van zijn videorecorder. Om hem heen zitten wat collega’s, enige studenten en vier kniehoge robots. De amateuropnamen, door Jonker zelf gemaakt, tonen een groen speelveld met een witte boarding er omheen en acht ‘stofzuigers-zonder-slang’ die achter een oranje bal aansnorren. Het zijn beelden van het afgelopen wereldkampioenschap voetbal voor robots in Stockholm. Nu de schaakcomputer wereldkampioen Gary Kasparov heeft verslagen, richten wetenschappers zich op de voetbalcomputer.
Onder luide aanmoediging van het publiek drukt een robot de bal klem tegen de boarding. Wanneer de bal eindelijk weer het veld inhobbelt is de robot meteen de weg kwijt. Hij tolt om zijn as, rijdt wat voor- en achteruit, ziet vervolgens een andere robot aan voor de bal en probeert die in het doel te schuiven. Een gele kaart is het gevolg.
De Delftse groep maakt deel uit van een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft. Onde de naam AIR (Autonomous Interacting Robotics) probeert men zelfstandige, ‘lerende’ robots te bouwen. Uiteindelijk gaat het om het ontwikkelen van ‘rescue robots‘ die bijvoorbeeld tunnelbranden kunnen blussen of die zelfstandig mijnen kunnen opgraven in voormalige oorlogsgebieden. De ontwikkeling van voetballende robots leent zich uitstekend voor vergroting van de kennis.
Robocup ’99 kent verschillende categorieën. Jonker houdt zich bezig met de middle size league. Daar zijn de spelers elk uitgerust met een eigen computer. Ze moeten zelfstandig hun videosignalen interpreteren, er de bal, het doel en hun tegenstanders in herkennen, die gegevens uiteindelijk omzetten in bewegingen en eventueel een schot. Traagheid is hun grootste handicap. Het kost zoveel tijd om een situatie goed te beoordelen dat op het moment van handelen de omstandigheden alweer gewijzigd zijn. Zo worden enorme kansen voor open doel verprutst. Van enige communicatie of samenspel is (nog) geen sprake.
Volksfeestje
In de small size league gaat het er anders aan toe. Op een veld van twee bij drie darren robotjes ter grootte van een melkpak als mieren rond. Ze bewegen veel sneller dan hun grote broertjes maar zijn dan ook een stuk minder geavanceerd. Ze hebben geen ogen en geen computer aan boord maar worden aangestuurd door een computer aan de kant van het veld. Deze ontvangt op zijn beurt weer signalen van een camera die recht boven het speelveld hangt.
Zo’n centrale computer zou in principe een tactisch programma kunnen draaien, maar de realiteit laat zien dat de spelertjes vooral met grote vaart op elkaar botsen.
De robotjes draaien razendsnel om hun as wanneer de bal klem ligt tegen de boarding of een tegenstander. Een enkele keer schiet een bal het publiek in. In gedachten hoor je Hugo Walkers afkeurende stem: ‘Flipperkastvoetbal’.
Na het bekijken van de concurrentie in Stockholm is Jonker erg tevreden over het pneumatisch schopmechanisme van de Nederlandse robot. ,,Niemand schiet zo hard als wij. Daarbij denk ik dat er meer doelpunten gemaakt zouden worden wanneer er van grotere afstand geschoten wordt.”
In voorbereiding op het EK van mei in Amsterdam wordt er een aantal oefenwedstrijden gespeeld. In die tijd moeten de robots vervolmaakt worden. De techniek krijgt daarbij de hoogste prioriteit, daarna komt het samenspel. Jonker: ,,Op een zeker moment willen we overgaan op het gebruik van lerende systemen, maar dat zal nog wel een paar jaar op zich laten wachten. Tot die tijd zal er gebruik worden gemaakt van een decision tree en zullen de betrouwbaarste apparaten winnen.”
Die stelling werd bij het EK in Stockholm bewezen door het winnende team uit Iran, dat niet gehinderd wordt door enige vorm van high-tech. Hun oersterke robots, die iets weg hebben van tanks, kijken door de ogen van een eenvoudige handicam en draaien op DOS en floppy’s. Hun Italiaanse tegenstanders in de finale kwamen er niet aan te pas, zo toont de videoband.
Het eindsignaal is het begin van een volksfeestje. De Iraanse vlag wordt gezwaaid en kleine meisjes in traditionele klederdracht klappen opgetogen in de handen. De italiaanse verliezers hebben het er maar moeilijk mee en al snel vinden ze een zondebok. In eigen gelederen. De coach krijgt de schuld, waardoor in ieder geval op dat gebied Robocup ’99 de vergelijking met het echte mensenvoetbal glansrijk kan doorstaan.

Comments are closed.