1 Illustratie: Bas WilschutIngespannen, bevlogen, als een razende was Ortner aan het typen. Als hij een dictaat samenstelde uit kopieën van andermans werk, dan zou hij toch op zijn minst een heldere inleiding verzorgen.
Het gaat goed, dacht Ortner, al twee bladzijden af. Het lukt me heus wel, als ik maar niet gestoord word.
Han Bout nam niet de moeite op de deur te kloppen; hij stampte naar binnen en wierp een floppy op het bureau. ,,Alsjeblieft, hier heb je de virusscanner. Wat zit je er trouwens verkrampt bij. Je wilt toch geen RSI krijgen?”
Nu Han het zei, merkte Ortner het ook: hij zat met opgetrokken schouders over zijn toetsenbord gebogen. Maar daar krijg je toch geen muisarm van?
,,Reken maar van yes!”, beweerde Han. ,,Je kunt het overal van krijgen. Zoek maar eens op Internet naar RSI, dan lees je wel hoe erg het is. De muis knaagt aan al je spieren en pezen. Als je alleen maar denkt dat je het zou kunnen krijgen, heb je het al. Mevrouw Franssen van de bieb heeft het, en Minon heeft het gehad. Die moet elk half uur vingeryoga doen. Erg hoor. Zo doet ze dan.” Han stak zijn mollige handen voor zich uit en wiebelde met zijn vingers. Daarna stak hij zijn rechterhand op: ,,Doei!”
Ortner probeerde verder te schrijven aan zijn inleiding, maar telkens dreven zijn gedachten af. Hij voelde een pees trekken in zijn pink. Hij probeerde zijn vingers te bewegen zoals Han had voorgedaan, maar daardoor ging zijn ooglid trillen. Zou je van het staren naar het beeldscherm een muisoog kunnen krijgen? Het was onwaarschijnlijk, moest Ortner tegenover zichzelf bekennen, maar hij besloot toch even op Internet te kijken.
Terwijl het beeldscherm zich vulde met de pagina van zijn favoriete zoekmachine, herinnerde Ortner zich het verhaal van een oude collega, die elke maand zijn eigen naam invoerde om zijn aanwezigheid op Internet te meten. Zou Ortner zelf al op Internet te vinden zijn? Hij kon zich niet bedwingen, hij typte zijn naam in en klikte op ‘zoek’.
Eén vermelding hoestte de zoekmachine op: kennisstad. Ortner zag de afbeelding verschijnen van de campagne ‘Delft kennisstad’. Daar stond hij dan, naast twee enthousiast glimlachende uitvinders en een uienpeller. Het was gek, maar Ortner was niet half zo trots meer als destijds. Met de afbeelding kwamen de herinneringen van afgelopen winter terug: het uitlekken van zijn zwartboek, zijn black-out tijdens de kerstborrel, het ziekteverlof. Hij voelde het begin van een lauwe oude pijn door zijn schouder trekken, als een dreigend onweer. De pijn herinnerde Ortner aan wat hij eigenlijk zocht: informatie over RSI.
Het leek of het Internet speciaal gemaakt was om over de muisarm te praten. Honderden vermeldingen vond Ortner: praatgroepen, klaagverhalen, adviezen over stoelhoogtes en polssteunen. Bij nader inzien was het wel raar dat zijn stoel nooit goed afgesteld was, bedacht Ortner. En waar zou hij eenpolskussen kunnen kopen? Ook dat zocht hij op. Het stond allemaal in de elektronische schaduwwereld van Internet, en Ortner stond ertussen. Maak kennis in Delft, was Ortners boodschap aan de wereldgemeenschap. Kennis en uienpellers.
Ik moet nodig twee polskussentjes, dacht Ortner. Moet je eens voelen hoe ik die spieren gespannen houd! Het hele gewicht van mijn arm hangt aan mijn schouder, mijn schouder hangt aan mijn ruggenwervel. Hoe lang zit ik hier al te typen vanochtend? Twee uur? Drie uur? Je hoeft geen groot kenner van statische belastingen te zijn om in te zien hoe slopend dat voor je lichaam is. Wat voel ik daar, onder aan mijn rug, is dat een verkrampende spier? Is de muisarm naar mijn rug gekropen?
Ortner stond op, schudde zijn armen en zijn benen en probeerde zijn ruggenwervels te schudden. Dat viel niet mee. De spanning zakte niet, hij werd eerder erger. Ortner besefte dat hij snel moest handelen. Had Han niet gezegd: als je maar denkt dat je het zou kunnen krijgen, dan heb je het al. En hij had nu wel begrepen dat hij tot de risicogroep behoorde. Hij had geen tijd te verliezen.
Ortner greep de hoorn van de telefoon. Zijn knokkels piepten. Terwijl hij het nummer van de bedrijfsarts drukte, herinnerde hij zich de man weer, hoorde hem weer zeggen: ,,Lees deze folder eens.” Een folder over omgaan met angst. De telefoontoetsen brandden in Ortners vingertoppen, snijdende pijn trok door zijn polsen. Hij moest opgeven, het was te laat: de muis had zijn pezen weggevreten.
Blikskater
Ingespannen, bevlogen, als een razende was Ortner aan het typen. Als hij een dictaat samenstelde uit kopieën van andermans werk, dan zou hij toch op zijn minst een heldere inleiding verzorgen. Het gaat goed, dacht Ortner, al twee bladzijden af. Het lukt me heus wel, als ik maar niet gestoord word.
Han Bout nam niet de moeite op de deur te kloppen; hij stampte naar binnen en wierp een floppy op het bureau. ,,Alsjeblieft, hier heb je de virusscanner. Wat zit je er trouwens verkrampt bij. Je wilt toch geen RSI krijgen?”
Nu Han het zei, merkte Ortner het ook: hij zat met opgetrokken schouders over zijn toetsenbord gebogen. Maar daar krijg je toch geen muisarm van?
,,Reken maar van yes!”, beweerde Han. ,,Je kunt het overal van krijgen. Zoek maar eens op Internet naar RSI, dan lees je wel hoe erg het is. De muis knaagt aan al je spieren en pezen. Als je alleen maar denkt dat je het zou kunnen krijgen, heb je het al. Mevrouw Franssen van de bieb heeft het, en Minon heeft het gehad. Die moet elk half uur vingeryoga doen. Erg hoor. Zo doet ze dan.” Han stak zijn mollige handen voor zich uit en wiebelde met zijn vingers. Daarna stak hij zijn rechterhand op: ,,Doei!”
Ortner probeerde verder te schrijven aan zijn inleiding, maar telkens dreven zijn gedachten af. Hij voelde een pees trekken in zijn pink. Hij probeerde zijn vingers te bewegen zoals Han had voorgedaan, maar daardoor ging zijn ooglid trillen. Zou je van het staren naar het beeldscherm een muisoog kunnen krijgen? Het was onwaarschijnlijk, moest Ortner tegenover zichzelf bekennen, maar hij besloot toch even op Internet te kijken.
Terwijl het beeldscherm zich vulde met de pagina van zijn favoriete zoekmachine, herinnerde Ortner zich het verhaal van een oude collega, die elke maand zijn eigen naam invoerde om zijn aanwezigheid op Internet te meten. Zou Ortner zelf al op Internet te vinden zijn? Hij kon zich niet bedwingen, hij typte zijn naam in en klikte op ‘zoek’.
Eén vermelding hoestte de zoekmachine op: kennisstad. Ortner zag de afbeelding verschijnen van de campagne ‘Delft kennisstad’. Daar stond hij dan, naast twee enthousiast glimlachende uitvinders en een uienpeller. Het was gek, maar Ortner was niet half zo trots meer als destijds. Met de afbeelding kwamen de herinneringen van afgelopen winter terug: het uitlekken van zijn zwartboek, zijn black-out tijdens de kerstborrel, het ziekteverlof. Hij voelde het begin van een lauwe oude pijn door zijn schouder trekken, als een dreigend onweer. De pijn herinnerde Ortner aan wat hij eigenlijk zocht: informatie over RSI.
Het leek of het Internet speciaal gemaakt was om over de muisarm te praten. Honderden vermeldingen vond Ortner: praatgroepen, klaagverhalen, adviezen over stoelhoogtes en polssteunen. Bij nader inzien was het wel raar dat zijn stoel nooit goed afgesteld was, bedacht Ortner. En waar zou hij eenpolskussen kunnen kopen? Ook dat zocht hij op. Het stond allemaal in de elektronische schaduwwereld van Internet, en Ortner stond ertussen. Maak kennis in Delft, was Ortners boodschap aan de wereldgemeenschap. Kennis en uienpellers.
Ik moet nodig twee polskussentjes, dacht Ortner. Moet je eens voelen hoe ik die spieren gespannen houd! Het hele gewicht van mijn arm hangt aan mijn schouder, mijn schouder hangt aan mijn ruggenwervel. Hoe lang zit ik hier al te typen vanochtend? Twee uur? Drie uur? Je hoeft geen groot kenner van statische belastingen te zijn om in te zien hoe slopend dat voor je lichaam is. Wat voel ik daar, onder aan mijn rug, is dat een verkrampende spier? Is de muisarm naar mijn rug gekropen?
Ortner stond op, schudde zijn armen en zijn benen en probeerde zijn ruggenwervels te schudden. Dat viel niet mee. De spanning zakte niet, hij werd eerder erger. Ortner besefte dat hij snel moest handelen. Had Han niet gezegd: als je maar denkt dat je het zou kunnen krijgen, dan heb je het al. En hij had nu wel begrepen dat hij tot de risicogroep behoorde. Hij had geen tijd te verliezen.
Ortner greep de hoorn van de telefoon. Zijn knokkels piepten. Terwijl hij het nummer van de bedrijfsarts drukte, herinnerde hij zich de man weer, hoorde hem weer zeggen: ,,Lees deze folder eens.” Een folder over omgaan met angst. De telefoontoetsen brandden in Ortners vingertoppen, snijdende pijn trok door zijn polsen. Hij moest opgeven, het was te laat: de muis had zijn pezen weggevreten.
Blikskater
Comments are closed.