Campus

Ortners universum

Die ochtend, op weg naar de universiteit, grijnsde zijn spiegelbeeld hem overal tegemoet. De stad hing vol affiches waarop Ortner afgebeeld stond als een van de dragers van ‘Delft Kennisstad’.

De mensen die hem tegenkwamen, de gehaaste fietsers en de voetgangers in de sneeuw, ze moesten hem wel herkennen. Ortner zette zijn muts af, snoof de vrieslucht op. Hij voelde zich trots, puur trots.


1 Bas Wilschut

In de gangen van de faculteit werd hij nagekeken. Hij zag de hoofden draaien, voelde de priemende ogen in zijn rug. Collega Leenhuis riep in het langslopen: ,,Dat was een schot in de roos, Hein!” En zo dacht Ortner er ook over. Het was een schot in de roos. Hij stond op de kaart. Deze prestatie verdiende een vermelding in zijn memoires. Ortner voelde een mooie zin opkomen. Waar was het zwarte schrift? Normaal lag het in de onderste la van zijn bureau, maar die was leeg. In zijn aktetas vond Ortner alleen een verfrommeld briefje van de decaan, of Ortner als nieuweling dit jaar de kersttoespraak wilde houden. Waar had hij het schrift gelaten? Ortner zocht in de boekenkast, op de vensterbank, in het postvakje. Daar lag een verwijtend briefje van de bibliothecaris: ‘Ook hoogleraren dienen hun boeken op tijd in te leveren. Ik heb de hele stapel meegenomen. Maar dit is de laatste keer. Voortaan betaalt u een boete, net als iedereen.’

Ortner zocht nogmaals de laden door, keek onder het vloerkleed, keerde de prullenbak om. Het zwarte schrift bleef onvindbaar. Er werd op de deur geklopt. ,,Binnen!”, riep Ortner, terwijl hij tussen de proppen en prullen scharrelde. Vlierboom stond in de deuropening. Er is iets belangrijks aan de hand, dacht Ortner, anders sleept hij zijn buik niet naar de tweede verdieping.

,,Proficiat!”, juichte Vlierboom. ,,Het is ingeslagen als een bom!”

,,Ach”, vond Ortner, ,,ik rolde er min of meer vanzelf in.”

,,Geen valse bescheidenheid: het is een hele prestatie. Iemand moest het doen, dat was duidelijk, maar van jou had ik het niet verwacht, dat geef ik eerlijk toe. Ik heb me in je vergist.”

Zo zie je maar, dacht Ortner.

,,Ik vind het moedig, Hein, heel moedig.”

Dat leek Ortner nu weer een beetje overdreven. ,,Het is maar een affiche hoor. Zoveel stelt het allemaal niet voor.”

,,Affiche, wat bedoel je? Ik heb het over jouw publicatie! Het loopt echt storm in de bibliotheek. Iedereen wil weten of je iets over hen geschreven hebt. Dit gaat nog veel tumult opleveren, Hein. Geloof me”, Vlierboom boog zich over zijn buik heen naar Ortner toe, ,,je hebt het goed gezien. We klooien allemaal maar wat aan. Het moest uiteindelijk een keer gezegd worden. Het moest! Niets dan lof hoor, van mijn kant dan. Ik kan wel tegen een stootje. Als jij schrijft dat ik na de lunch als een levende hartkwaal aan mijn bureau zit te snurken, vind ik dat niet erg. Echt niet.”

Vlierboom haalde diep adem, drie, vier keer. Daarbij maakte hij een piepend geluid, alsof zijn keel dichtgeslibd was.Ondertussen probeerde Ortner te bedenken of hij kon snappen wat hij van Vlierboom begreep. Hij begreep het niet. Hij kon het niet snappen. Het kon niet.

,,Bedoel je dat mijn zwarte schrift in de bibliotheek…”

,,Noem het liever ‘zwartboek’! Geweldig, zoals je schrijft over de verslagen die je becijfert zonder ze na te kijken, of over het gezemel van die commissies. Het is lachwekkend echt, allemaal! Weet je waar ik het meest om moest lachen? Dat je Stoffer ‘Stofhol’ noemt. Wat een bak! Die Stoffer kun je beter een tijdje ontlopen; hij ontplofte echt toen hij las dat je hem een visieloze fossiel noemt.”

Vlierboom nam een nieuwe adempauze. Ortner zag hoe de rijzige gestalte vocht om een beetje lucht in het opgeblazen lichaam te pompen.

Vlierboom boog zich nog wat verder voorover. Op fluistertoon vervolgde hij: ,,Maar je maakt jezelf wel kwetsbaar. Niet iedereen kan zo goed tegen een plagerijtje als ik. Wat jij hebt geschreven, kan niet zonder gevolgen blijven. Er gaan slachtoffers vallen. Pas maar op.”

De beslissing was pijnlijk, maar niet moeilijk. Anderen zouden het uitleggen als een laffe vlucht, en terecht. Welk alternatief had hij, nu zijn blunders, zijn gesjacher en gemopper open en bloot op straat lagen? Ortner greep de telefoon. Hij herinnerde zich het nummer nog. In stilte bad hij: Corneel, oude makker, collega van niet eens zo lang geleden, ouwe uienpeller, help mij nu zoals ook ik jou hielp!

Eindelijk nam Corneel op.

,,Hebben jullie nog een plekje vrij voor mij?”

En Corneel zei: ,,We waren juist zo blij dat je was vertrokken… Grapje.”


1 Bas Wilschut

In de gangen van de faculteit werd hij nagekeken. Hij zag de hoofden draaien, voelde de priemende ogen in zijn rug. Collega Leenhuis riep in het langslopen: ,,Dat was een schot in de roos, Hein!” En zo dacht Ortner er ook over. Het was een schot in de roos. Hij stond op de kaart. Deze prestatie verdiende een vermelding in zijn memoires. Ortner voelde een mooie zin opkomen. Waar was het zwarte schrift? Normaal lag het in de onderste la van zijn bureau, maar die was leeg. In zijn aktetas vond Ortner alleen een verfrommeld briefje van de decaan, of Ortner als nieuweling dit jaar de kersttoespraak wilde houden. Waar had hij het schrift gelaten? Ortner zocht in de boekenkast, op de vensterbank, in het postvakje. Daar lag een verwijtend briefje van de bibliothecaris: ‘Ook hoogleraren dienen hun boeken op tijd in te leveren. Ik heb de hele stapel meegenomen. Maar dit is de laatste keer. Voortaan betaalt u een boete, net als iedereen.’

Ortner zocht nogmaals de laden door, keek onder het vloerkleed, keerde de prullenbak om. Het zwarte schrift bleef onvindbaar. Er werd op de deur geklopt. ,,Binnen!”, riep Ortner, terwijl hij tussen de proppen en prullen scharrelde. Vlierboom stond in de deuropening. Er is iets belangrijks aan de hand, dacht Ortner, anders sleept hij zijn buik niet naar de tweede verdieping.

,,Proficiat!”, juichte Vlierboom. ,,Het is ingeslagen als een bom!”

,,Ach”, vond Ortner, ,,ik rolde er min of meer vanzelf in.”

,,Geen valse bescheidenheid: het is een hele prestatie. Iemand moest het doen, dat was duidelijk, maar van jou had ik het niet verwacht, dat geef ik eerlijk toe. Ik heb me in je vergist.”

Zo zie je maar, dacht Ortner.

,,Ik vind het moedig, Hein, heel moedig.”

Dat leek Ortner nu weer een beetje overdreven. ,,Het is maar een affiche hoor. Zoveel stelt het allemaal niet voor.”

,,Affiche, wat bedoel je? Ik heb het over jouw publicatie! Het loopt echt storm in de bibliotheek. Iedereen wil weten of je iets over hen geschreven hebt. Dit gaat nog veel tumult opleveren, Hein. Geloof me”, Vlierboom boog zich over zijn buik heen naar Ortner toe, ,,je hebt het goed gezien. We klooien allemaal maar wat aan. Het moest uiteindelijk een keer gezegd worden. Het moest! Niets dan lof hoor, van mijn kant dan. Ik kan wel tegen een stootje. Als jij schrijft dat ik na de lunch als een levende hartkwaal aan mijn bureau zit te snurken, vind ik dat niet erg. Echt niet.”

Vlierboom haalde diep adem, drie, vier keer. Daarbij maakte hij een piepend geluid, alsof zijn keel dichtgeslibd was.Ondertussen probeerde Ortner te bedenken of hij kon snappen wat hij van Vlierboom begreep. Hij begreep het niet. Hij kon het niet snappen. Het kon niet.

,,Bedoel je dat mijn zwarte schrift in de bibliotheek…”

,,Noem het liever ‘zwartboek’! Geweldig, zoals je schrijft over de verslagen die je becijfert zonder ze na te kijken, of over het gezemel van die commissies. Het is lachwekkend echt, allemaal! Weet je waar ik het meest om moest lachen? Dat je Stoffer ‘Stofhol’ noemt. Wat een bak! Die Stoffer kun je beter een tijdje ontlopen; hij ontplofte echt toen hij las dat je hem een visieloze fossiel noemt.”

Vlierboom nam een nieuwe adempauze. Ortner zag hoe de rijzige gestalte vocht om een beetje lucht in het opgeblazen lichaam te pompen.

Vlierboom boog zich nog wat verder voorover. Op fluistertoon vervolgde hij: ,,Maar je maakt jezelf wel kwetsbaar. Niet iedereen kan zo goed tegen een plagerijtje als ik. Wat jij hebt geschreven, kan niet zonder gevolgen blijven. Er gaan slachtoffers vallen. Pas maar op.”

De beslissing was pijnlijk, maar niet moeilijk. Anderen zouden het uitleggen als een laffe vlucht, en terecht. Welk alternatief had hij, nu zijn blunders, zijn gesjacher en gemopper open en bloot op straat lagen? Ortner greep de telefoon. Hij herinnerde zich het nummer nog. In stilte bad hij: Corneel, oude makker, collega van niet eens zo lang geleden, ouwe uienpeller, help mij nu zoals ook ik jou hielp!

Eindelijk nam Corneel op.

,,Hebben jullie nog een plekje vrij voor mij?”

En Corneel zei: ,,We waren juist zo blij dat je was vertrokken… Grapje.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.