Architect ir. Marten de Jong kan mensen steil achterover laten slaan. Omdat ze zijn gebouwen prachtig vinden of juist oerlelijk. Hij ontwierp tuinhekjes van aluminium in de vorm van wuivend riet en een graansilo in de beruchte Rotterdamse havenwijk Katendrecht.
Wie de Utrechtse wijk Tuindorp binnenrijdt, ziet in eerste instantie niets anders dan stijlvolle huizen uit de jaren dertig met statige erkers en bruine bakstenen gevels. Totdat je de Thaerlaan indraait en op Huis Verhave stuit. Het huis lijkt vanaf de achterkant op alle huizen in de straat. Maar de voorkant met de uitbouw lijkt in niets op de jaren dertig. Want, de uitbouw die Marten de Jong ontwierp zit vol weelderige, ronde vormen en is een feest van glas en licht.
“Mijn compagnon wist niet wat hij ervan moest vinden toen hij de tekeningen zag”, gniffelt De Jong. “Hij is een Delftse rasarchitect, maar toch had hij geen enkel referentiekader om mijn ontwerp voor Huis Verhave te kunnen beoordelen. ‘Ik vind het lelijk, geloof ik’, zei hij. Maar hij kon niet uitleggen waarom. Ik wist daarom dat het goed was. De aanbouw riep vertwijfeling bij hem op.” Zijn compagnon draaide om als een blad aan een boom toen hij het resultaat zag. “Nu vindt hij het schitterend.”
De architect vindt het een must om over schoonheid in gebouwen te praten. “Gebouwen worden vaak niet als sexy gezien, maar als log, zwaar, keihard, als iets dat je uitzicht verplettert. Mensen hechten zich niet zo snel aan een gebouw. Slechte gebouwen bestaan niet, maar daarmee is een gebouw nog niet mooi. Mooi is een woord dat de meeste architecten nooit gebruiken. Dat vocabulaire hebben architecten verloren. Ik wil aan mijn schoontante van tachtig kunnen uitleggen waarom ik een gebouw heb neergezet, zonder jargon en technische details. Ik heb liever een lelijk gebouw, dan een gebouw dat mooi noch lelijk en dus middelmatig is. Daarvan zijn er in Nederland al veel te veel. De beeldhouwer Rodin heeft figuren gebeeldhouwd die lomp en bijna niet menselijk meer zijn, maar toch zijn ze prachtig. Waarom weet ik niet. Maar zo wil ik dat mijn werk ook is: niet te beschrijven en fascinerend.”
Cultuurverschil
De drang voor bevlogen architectuur deed De Jong niet aan de TU Delft op. “Bouwkunde aan de TU Delft is vrij schools. Er bestaat vaak maar één invalshoek. Je leert er een zogenaamde objectieve motivatie om te bouwen. Je mag niet zeggen dat je iets hebt gedaan omdat je het mooi vindt. Dat leren ze je meteen af, maar dat zorgt er ook voor dat de bezieling uit projecten verdwijnt. In Delft is een architect een ingenieur en geen kunstenaar. Ik vind dat dat juist heel goed samen gaat.”
In zijn vierde studiejaar gingen de ogen van de architect open tijdens een uitwisseling met de University of Illinois, Chicago. “Daar kwam ik erachter dat ik in Delft lichtelijk gebrainwashed was”, zegt De Jong. “Mijn docenten uit Chicago glimlachten namelijk bij de woorden ‘objectieve motivatie’. ‘Ja, dat kan iedereen wel zeggen’, zeiden ze. ‘Er gelden altijd bepaalde maatstaven om te bouwen, maar dat wil nog niets zeggen over schoonheid in de architectuur’. Ik denk dat dit verschil voornamelijk komt door het grote cultuurverschil tussen Amerika en Europa. In Europa is ieder mens gelijk, in Amerika is ieder mens ongelijk. Het ligt er dan maar net aan wat je er zelf aan doet om je situatie te verbeteren. De architectuur speelt daar ook op in. Nederland kent veel sociale woningbouw en de opdrachtgever is vaak de overheid. In de Verenigde Staten zijn het meestal particulieren of financiers, die de architectuur gebruiken als een soort kunstwerk ter meerdere eer en glorie van henzelf. Het Guggenheim Museum is gefinancierd door meneer Guggenheim. De architectuur is specifieker en verbindt groepen mensen. Als je samen een kerk neerzet, bepaal je ook samen hoe hij eruit komt te zien. Daardoor voelen mensen zich met elkaar verbonden. In Nederland zou zoiets niet kunnen omdat het nog altijd taboe is, om jezelf naar voren te schuiven, zoals Guggenheim deed.”
Toen De Jong terugkwam uit Amerika, begon hij meteen aan zijn afstudeeropdracht. Hij wilde het ‘mooiste, maar ook het lelijkste’ gebouw van Rotterdam flink onder handen nemen. “In Rotterdam staat een grote graanopslagplaats in Katendrecht. Het is een imposant, monsterlijk, maar tegelijkertijd prachtig gebouw, waar helaas niets meer mee gebeurt. Katendrecht is jarenlang een zeeliedenwalhalla geweest. Een troosteloos stukje stad vol nare kroegjes, drugs en hoeren. Een verschrikkelijk ghetto met opiumkids, dagloners en Chinese maffia. In de Tweede Wereldoorlog werd het Duitse officieren verboden om naar Katendrecht te gaan. Dat soort verhalen zorgden natuurlijk ook voor trots en heldendom voor de bewoners van Katendrecht. Daar wilde ik met mijn ontwerp op inspelen.”
Problemen
De Jong kreeg verschillende prijzen voor zijn ontwerp van de graansilo, zoals de prestigieuze Archiprix. Hij stond er ook mee op de voorkant van het blad De Architect. Toch werd het Chinees cultureel centrum dat hij had bedacht, niet gebouwd. “De Chinezen reageerden nogal gesloten op mijn ontwerp”, zegt hij. “Jammer, maar helaas. Bovendien, ik moest ook door. Het is namelijk ergens ook wel frustrerend om zo jong al op de voorpagina van De Architect te staan. Mijn carrière was nog maar net begonnen.”
Na zijn afstudeerproject volgde De Jong een ‘prachtige vrouw’ naar Finland. “Mijn schoonfamilie zorgde er op maffiose wijze voor dat ik daar aan de slag kon”, zegt De Jong lachend. Hij werkte daar voor een Fins architectenbureau, maar omdat hij de Finse taal maar niet onder de knie kon krijgen, mocht hij geen gebouwen ontwerpen.
Na drie jaar ging hij terug naar Nederland. Binnen een week had hij een baan bij Architekten Cie. “Ik ging daar werken om zoveel mogelijk ervaring op te doen in het neerzetten van een gebouw”, zegt De Jong. “Ik vond het geweldig. Je zit aan een grote tafel met twintig man, van juristen tot accountants tot bouwprocesadviseurs. En daar zit je dan, met een leeg wit vel voor je. Jij als architect, moet deze mensen een probleem geven. Je tekent op het vel wat je wilt hebben, zodat deze mensen kunnen gaan uitblinken in wat ze doen. De meeste studenten zijn bezig met het bedenken van oplossingen, ik bedenk liever problemen.”
De Jong zorgde er regelmatig voor dat de mensen met wie hij aan tafel zat, met hun handen in het haar zaten door zijn ‘problemen’. “Tijdens een woningbouwproject in Huizen wilde ik grote aluminium balkonhekken maken in de vorm van wuivend riet. Twintig mensen verklaarden mij voor gek. Aluminium was niet te gieten, het was technisch schier onmogelijk, zulke grote mallen bestonden niet. Dan borrelt het vuur in me op. De hekken worden nu in China gemaakt en inmiddels is iedereen enthousiast.”
Twee jaar geleden zette hij samen met zijn compagnon Emma Architecten op om ‘gebouwen te maken die wij graag willen maken, en die echt mooi zijn.’ “Daar is uiteraard niets rationeels aan, maar dat hoeft ook niet. Beeldhouwwerken zijn ook niet rationeel of functioneel, maar toch kun je ze mooi of lelijk vinden. Dat wil ik met gebouwen ook. Ik verwacht gouden bergen. Wat ik daarmee bedoel? Sommige mensen maken gebouwen van beton, die mooi noch lelijk zijn. Wij maken gebouwen waarvoor mensen stil blijven staan. Of ze nu mooi of lelijk zijn.”
Naam: Marten de Jong
Woonplaats: Amsterdam
Leeftijd: 33 Jaar
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verloofd
Afstudeerrichting: Bouwkunde
Afstudeerjaar: 1999
Afstudeerproject: Chinees cultureel centrum in oude graansilo in Rotterdamse wijk Katendrecht.
Loopbaan: Marten de Jong werkte vanaf 1999 een jaar lang bij het Finse architectenbureau Arkkitehtitoiminta Oy Kai Wartiainen in Helsinki, daarna werkte hij twee jaar freelance, vooral aan prijsvragen. Hij gaf les op de KTH in Stockholm en op de UIAH in Helsinki. Daarna ging hij aan de slag bij de Architekten Cie in Amsterdam, waar hij voor het eerst gebouwen realiseerde. Emma Architecten bestaat twee jaar. Het bureau zit in Amsterdam en heeft onder andere opdrachten in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De Jong was gastdocent bij de faculteit Bouwkunde. Hij is medeoprichter van HUB, dat bestaat uit drie architecten. Zij maakten een nieuw ontwerp voor Rotterdamse nachtclub Now&Wow.
Wie de Utrechtse wijk Tuindorp binnenrijdt, ziet in eerste instantie niets anders dan stijlvolle huizen uit de jaren dertig met statige erkers en bruine bakstenen gevels. Totdat je de Thaerlaan indraait en op Huis Verhave stuit. Het huis lijkt vanaf de achterkant op alle huizen in de straat. Maar de voorkant met de uitbouw lijkt in niets op de jaren dertig. Want, de uitbouw die Marten de Jong ontwierp zit vol weelderige, ronde vormen en is een feest van glas en licht.
“Mijn compagnon wist niet wat hij ervan moest vinden toen hij de tekeningen zag”, gniffelt De Jong. “Hij is een Delftse rasarchitect, maar toch had hij geen enkel referentiekader om mijn ontwerp voor Huis Verhave te kunnen beoordelen. ‘Ik vind het lelijk, geloof ik’, zei hij. Maar hij kon niet uitleggen waarom. Ik wist daarom dat het goed was. De aanbouw riep vertwijfeling bij hem op.” Zijn compagnon draaide om als een blad aan een boom toen hij het resultaat zag. “Nu vindt hij het schitterend.”
De architect vindt het een must om over schoonheid in gebouwen te praten. “Gebouwen worden vaak niet als sexy gezien, maar als log, zwaar, keihard, als iets dat je uitzicht verplettert. Mensen hechten zich niet zo snel aan een gebouw. Slechte gebouwen bestaan niet, maar daarmee is een gebouw nog niet mooi. Mooi is een woord dat de meeste architecten nooit gebruiken. Dat vocabulaire hebben architecten verloren. Ik wil aan mijn schoontante van tachtig kunnen uitleggen waarom ik een gebouw heb neergezet, zonder jargon en technische details. Ik heb liever een lelijk gebouw, dan een gebouw dat mooi noch lelijk en dus middelmatig is. Daarvan zijn er in Nederland al veel te veel. De beeldhouwer Rodin heeft figuren gebeeldhouwd die lomp en bijna niet menselijk meer zijn, maar toch zijn ze prachtig. Waarom weet ik niet. Maar zo wil ik dat mijn werk ook is: niet te beschrijven en fascinerend.”
Cultuurverschil
De drang voor bevlogen architectuur deed De Jong niet aan de TU Delft op. “Bouwkunde aan de TU Delft is vrij schools. Er bestaat vaak maar één invalshoek. Je leert er een zogenaamde objectieve motivatie om te bouwen. Je mag niet zeggen dat je iets hebt gedaan omdat je het mooi vindt. Dat leren ze je meteen af, maar dat zorgt er ook voor dat de bezieling uit projecten verdwijnt. In Delft is een architect een ingenieur en geen kunstenaar. Ik vind dat dat juist heel goed samen gaat.”
In zijn vierde studiejaar gingen de ogen van de architect open tijdens een uitwisseling met de University of Illinois, Chicago. “Daar kwam ik erachter dat ik in Delft lichtelijk gebrainwashed was”, zegt De Jong. “Mijn docenten uit Chicago glimlachten namelijk bij de woorden ‘objectieve motivatie’. ‘Ja, dat kan iedereen wel zeggen’, zeiden ze. ‘Er gelden altijd bepaalde maatstaven om te bouwen, maar dat wil nog niets zeggen over schoonheid in de architectuur’. Ik denk dat dit verschil voornamelijk komt door het grote cultuurverschil tussen Amerika en Europa. In Europa is ieder mens gelijk, in Amerika is ieder mens ongelijk. Het ligt er dan maar net aan wat je er zelf aan doet om je situatie te verbeteren. De architectuur speelt daar ook op in. Nederland kent veel sociale woningbouw en de opdrachtgever is vaak de overheid. In de Verenigde Staten zijn het meestal particulieren of financiers, die de architectuur gebruiken als een soort kunstwerk ter meerdere eer en glorie van henzelf. Het Guggenheim Museum is gefinancierd door meneer Guggenheim. De architectuur is specifieker en verbindt groepen mensen. Als je samen een kerk neerzet, bepaal je ook samen hoe hij eruit komt te zien. Daardoor voelen mensen zich met elkaar verbonden. In Nederland zou zoiets niet kunnen omdat het nog altijd taboe is, om jezelf naar voren te schuiven, zoals Guggenheim deed.”
Toen De Jong terugkwam uit Amerika, begon hij meteen aan zijn afstudeeropdracht. Hij wilde het ‘mooiste, maar ook het lelijkste’ gebouw van Rotterdam flink onder handen nemen. “In Rotterdam staat een grote graanopslagplaats in Katendrecht. Het is een imposant, monsterlijk, maar tegelijkertijd prachtig gebouw, waar helaas niets meer mee gebeurt. Katendrecht is jarenlang een zeeliedenwalhalla geweest. Een troosteloos stukje stad vol nare kroegjes, drugs en hoeren. Een verschrikkelijk ghetto met opiumkids, dagloners en Chinese maffia. In de Tweede Wereldoorlog werd het Duitse officieren verboden om naar Katendrecht te gaan. Dat soort verhalen zorgden natuurlijk ook voor trots en heldendom voor de bewoners van Katendrecht. Daar wilde ik met mijn ontwerp op inspelen.”
Problemen
De Jong kreeg verschillende prijzen voor zijn ontwerp van de graansilo, zoals de prestigieuze Archiprix. Hij stond er ook mee op de voorkant van het blad De Architect. Toch werd het Chinees cultureel centrum dat hij had bedacht, niet gebouwd. “De Chinezen reageerden nogal gesloten op mijn ontwerp”, zegt hij. “Jammer, maar helaas. Bovendien, ik moest ook door. Het is namelijk ergens ook wel frustrerend om zo jong al op de voorpagina van De Architect te staan. Mijn carrière was nog maar net begonnen.”
Na zijn afstudeerproject volgde De Jong een ‘prachtige vrouw’ naar Finland. “Mijn schoonfamilie zorgde er op maffiose wijze voor dat ik daar aan de slag kon”, zegt De Jong lachend. Hij werkte daar voor een Fins architectenbureau, maar omdat hij de Finse taal maar niet onder de knie kon krijgen, mocht hij geen gebouwen ontwerpen.
Na drie jaar ging hij terug naar Nederland. Binnen een week had hij een baan bij Architekten Cie. “Ik ging daar werken om zoveel mogelijk ervaring op te doen in het neerzetten van een gebouw”, zegt De Jong. “Ik vond het geweldig. Je zit aan een grote tafel met twintig man, van juristen tot accountants tot bouwprocesadviseurs. En daar zit je dan, met een leeg wit vel voor je. Jij als architect, moet deze mensen een probleem geven. Je tekent op het vel wat je wilt hebben, zodat deze mensen kunnen gaan uitblinken in wat ze doen. De meeste studenten zijn bezig met het bedenken van oplossingen, ik bedenk liever problemen.”
De Jong zorgde er regelmatig voor dat de mensen met wie hij aan tafel zat, met hun handen in het haar zaten door zijn ‘problemen’. “Tijdens een woningbouwproject in Huizen wilde ik grote aluminium balkonhekken maken in de vorm van wuivend riet. Twintig mensen verklaarden mij voor gek. Aluminium was niet te gieten, het was technisch schier onmogelijk, zulke grote mallen bestonden niet. Dan borrelt het vuur in me op. De hekken worden nu in China gemaakt en inmiddels is iedereen enthousiast.”
Twee jaar geleden zette hij samen met zijn compagnon Emma Architecten op om ‘gebouwen te maken die wij graag willen maken, en die echt mooi zijn.’ “Daar is uiteraard niets rationeels aan, maar dat hoeft ook niet. Beeldhouwwerken zijn ook niet rationeel of functioneel, maar toch kun je ze mooi of lelijk vinden. Dat wil ik met gebouwen ook. Ik verwacht gouden bergen. Wat ik daarmee bedoel? Sommige mensen maken gebouwen van beton, die mooi noch lelijk zijn. Wij maken gebouwen waarvoor mensen stil blijven staan. Of ze nu mooi of lelijk zijn.”
Naam: Marten de Jong
Woonplaats: Amsterdam
Leeftijd: 33 Jaar
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verloofd
Afstudeerrichting: Bouwkunde
Afstudeerjaar: 1999
Afstudeerproject: Chinees cultureel centrum in oude graansilo in Rotterdamse wijk Katendrecht.
Loopbaan: Marten de Jong werkte vanaf 1999 een jaar lang bij het Finse architectenbureau Arkkitehtitoiminta Oy Kai Wartiainen in Helsinki, daarna werkte hij twee jaar freelance, vooral aan prijsvragen. Hij gaf les op de KTH in Stockholm en op de UIAH in Helsinki. Daarna ging hij aan de slag bij de Architekten Cie in Amsterdam, waar hij voor het eerst gebouwen realiseerde. Emma Architecten bestaat twee jaar. Het bureau zit in Amsterdam en heeft onder andere opdrachten in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De Jong was gastdocent bij de faculteit Bouwkunde. Hij is medeoprichter van HUB, dat bestaat uit drie architecten. Zij maakten een nieuw ontwerp voor Rotterdamse nachtclub Now&Wow.
Comments are closed.