Excelleren is de boodschap. Maar de meeste wetenschappers halen de top nooit. Daar moeten ze mee leren leven. Oudere docenten hebben het moeilijk. Hun leven is gedegradeerd tot een basketbalwedstrijd waarin voortdurend moet worden gescoord op tal van criteria.
Er heerst een afrekencultuur. De universitaire docent van tegenwoordig moet bovendien netwerken om geld binnen te halen voor eigen onderzoek. Wie mooie cursussen wil geven, lijkt eerst ondernemer te moeten zijn, dan onderzoeker en pas in de allerlaatste plaats onderwijzer. Een omgekeerde wereld.
Lang geleden lonkte de carrière: promovendus, docent, hoofddocent, hoogleraar. De meeste docenten van middelbare leeftijd blijven echter hangen in het peloton. De kopgroep fietst inmiddels onbereikbaar ver vooruit.
Hans Knip kent de ellende uit eigen ervaring. Ooit werd hij voor een hoogleraarschap voorgedragen, maar het feest ging niet door. Hij bleef steken in de rang van hoofddocent sociale psychologie. Dit leidde tot overspannenheid. Om op te krabbelen ging hij een workshop geven over werk- en loopbaanbalans voor oudere wetenschappers. Inmiddels gaf hij ruim dertig trainingen, met deelnemers van zes universiteiten. Op basis van zijn opgedane ervaringen publiceerde hij ‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’.
Knip beschrijft in dit boek de opzet van zijn workshop. Hij confronteert ons met vragen die deelnemers voor zichzelf moeten beantwoorden. Lezers krijgen ook de (plezierige) rol van voyeur toebedeeld, want met behulp van citaten laat hij zien hoe zijn klanten nadenken over zichzelf. Daar tussendoor geeft Knip een impressie van veranderingen die de laatste decennia plaatsvonden in de universitaire organisatie: een ‘omgevingsanalyse’, bedoeld om dilemma’s van de ouder wordende docent meer begrijpelijk te maken.
De auteur richt zich op docenten tussen eind dertig en midden vijftig. Hij kan ons niet vertellen of de deelnemers aan zijn workshops representatief zijn voor anderen. Geciteerde uitspraken laten slechts mogelijke problemen zien. Die zijn echter zodanig opgeschreven, dat iedereen zichzelf ermee kan confronteren. Herken ik iets? Wat doe ik eigenlijk, om overeind te blijven? Kan het beter? Om dit soort vragen gaat het.
‘Waarden’ en ‘oriëntaties’ zijn hier sleutelwoorden. Knip laat ons niet alleen nadenken over wat we belangrijk vinden, en hoe dit in de loop der jaren veranderde. Hij richt de aandacht ook op eisen die onze omgeving stelt, zowel op het werk als privé. En hij daagt ons uit om haalbare doelen voor de toekomst te formuleren en daar concrete acties bij te bedenken.
Een Amerikaanse organisatiepsycholoog ontwikkelde jaren geleden een ‘ankervragenlijst’. Hans Knip legt die lijst aan zijn deelnemers voor, om hen bewuster te laten nadenken over wat zij belangrijk vinden. Veel docenten hechten grote waarde aan specialisatie: talenten en vaardigheden op een beperkt terrein (blijven) ontwikkelen. De deelnemers aan de workshop realiseren zich echter, dat ver doorgevoerde specialisatie tot verveling en eenzaamheid leidt, want je wordt al gauw door niemand meer begrepen.
Hoge waarde kent men toe aan onafhankelijkheid. Maar ook hier schieten we gemakkelijk te ver door, want het is toch ook belangrijk om sociale vaardigheden te ontwikkelen? Echt onafhankelijke mensen weten helemaal niet meer hoe je met anderen kunt praten.
Nogal wat wetenschappers prefereren een geïntegreerde levensstijl: werk en privé moeten met elkaar in evenwicht zijn. Heel lastig voor wie alsnog tot de top wil doordringen. Andere thema’s uit de ankervragenlijst zijn: idealisme, zekerheid, sociale contacten, en macht en invloed.
Hans Knip laat docenten nadenken over de mogelijkheid om bepaalde waarden (alsnog) te realiseren, maar hij beschrijft ook negatieve consequenties. Geen enkele waarde is conflictloos te realiseren. Universitaire docenten zullen zich moeten bekwamen in de vaardigheid om compromissen te sluiten . met zichzelf, en met anderen.
Universiteiten ontwikkelen schitterende beleidsinstrumenten om docenten periodiek te beoordelen. Knip laat de beperkingen hiervan zien, en van het ‘topdown’ lanceren van dat instrumentarium. Hij benadrukt het belang van meer informele, maar wel duidelijke (dus expliciete) afspraken tussen hoger en lager geplaatste personen. Er is echter heel wat durf voor nodig om zulke afspraken te maken en na te komen.
‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’ is een helder geschreven boek, volgehangen met spiegels waarin we onszelf kunnen bekijken, ook als we geen deel uitmaken van de directe doelgroep.
@01 infoblokje:Hans Knip, ‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’. Over persoonlijk loopbaanonderhoud in het hoger onderwijs. Assen: Van Gorcum, 2007, 122 pagina’s, ISBN 978 90 232 4306 9. Prijs: 19,50 euro.
Dr. Karel Soudijn is als universitair hoofddocent psychologie verbonden aan de Universiteit van Tilburg.
Oudere docenten hebben het moeilijk. Hun leven is gedegradeerd tot een basketbalwedstrijd waarin voortdurend moet worden gescoord op tal van criteria. Er heerst een afrekencultuur. De universitaire docent van tegenwoordig moet bovendien netwerken om geld binnen te halen voor eigen onderzoek. Wie mooie cursussen wil geven, lijkt eerst ondernemer te moeten zijn, dan onderzoeker en pas in de allerlaatste plaats onderwijzer. Een omgekeerde wereld.
Lang geleden lonkte de carrière: promovendus, docent, hoofddocent, hoogleraar. De meeste docenten van middelbare leeftijd blijven echter hangen in het peloton. De kopgroep fietst inmiddels onbereikbaar ver vooruit.
Hans Knip kent de ellende uit eigen ervaring. Ooit werd hij voor een hoogleraarschap voorgedragen, maar het feest ging niet door. Hij bleef steken in de rang van hoofddocent sociale psychologie. Dit leidde tot overspannenheid. Om op te krabbelen ging hij een workshop geven over werk- en loopbaanbalans voor oudere wetenschappers. Inmiddels gaf hij ruim dertig trainingen, met deelnemers van zes universiteiten. Op basis van zijn opgedane ervaringen publiceerde hij ‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’.
Knip beschrijft in dit boek de opzet van zijn workshop. Hij confronteert ons met vragen die deelnemers voor zichzelf moeten beantwoorden. Lezers krijgen ook de (plezierige) rol van voyeur toebedeeld, want met behulp van citaten laat hij zien hoe zijn klanten nadenken over zichzelf. Daar tussendoor geeft Knip een impressie van veranderingen die de laatste decennia plaatsvonden in de universitaire organisatie: een ‘omgevingsanalyse’, bedoeld om dilemma’s van de ouder wordende docent meer begrijpelijk te maken.
De auteur richt zich op docenten tussen eind dertig en midden vijftig. Hij kan ons niet vertellen of de deelnemers aan zijn workshops representatief zijn voor anderen. Geciteerde uitspraken laten slechts mogelijke problemen zien. Die zijn echter zodanig opgeschreven, dat iedereen zichzelf ermee kan confronteren. Herken ik iets? Wat doe ik eigenlijk, om overeind te blijven? Kan het beter? Om dit soort vragen gaat het.
‘Waarden’ en ‘oriëntaties’ zijn hier sleutelwoorden. Knip laat ons niet alleen nadenken over wat we belangrijk vinden, en hoe dit in de loop der jaren veranderde. Hij richt de aandacht ook op eisen die onze omgeving stelt, zowel op het werk als privé. En hij daagt ons uit om haalbare doelen voor de toekomst te formuleren en daar concrete acties bij te bedenken.
Een Amerikaanse organisatiepsycholoog ontwikkelde jaren geleden een ‘ankervragenlijst’. Hans Knip legt die lijst aan zijn deelnemers voor, om hen bewuster te laten nadenken over wat zij belangrijk vinden. Veel docenten hechten grote waarde aan specialisatie: talenten en vaardigheden op een beperkt terrein (blijven) ontwikkelen. De deelnemers aan de workshop realiseren zich echter, dat ver doorgevoerde specialisatie tot verveling en eenzaamheid leidt, want je wordt al gauw door niemand meer begrepen.
Hoge waarde kent men toe aan onafhankelijkheid. Maar ook hier schieten we gemakkelijk te ver door, want het is toch ook belangrijk om sociale vaardigheden te ontwikkelen? Echt onafhankelijke mensen weten helemaal niet meer hoe je met anderen kunt praten.
Nogal wat wetenschappers prefereren een geïntegreerde levensstijl: werk en privé moeten met elkaar in evenwicht zijn. Heel lastig voor wie alsnog tot de top wil doordringen. Andere thema’s uit de ankervragenlijst zijn: idealisme, zekerheid, sociale contacten, en macht en invloed.
Hans Knip laat docenten nadenken over de mogelijkheid om bepaalde waarden (alsnog) te realiseren, maar hij beschrijft ook negatieve consequenties. Geen enkele waarde is conflictloos te realiseren. Universitaire docenten zullen zich moeten bekwamen in de vaardigheid om compromissen te sluiten . met zichzelf, en met anderen.
Universiteiten ontwikkelen schitterende beleidsinstrumenten om docenten periodiek te beoordelen. Knip laat de beperkingen hiervan zien, en van het ‘topdown’ lanceren van dat instrumentarium. Hij benadrukt het belang van meer informele, maar wel duidelijke (dus expliciete) afspraken tussen hoger en lager geplaatste personen. Er is echter heel wat durf voor nodig om zulke afspraken te maken en na te komen.
‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’ is een helder geschreven boek, volgehangen met spiegels waarin we onszelf kunnen bekijken, ook als we geen deel uitmaken van de directe doelgroep.
@01 infoblokje:Hans Knip, ‘Wetenschappers tussen ambitie en illusie’. Over persoonlijk loopbaanonderhoud in het hoger onderwijs. Assen: Van Gorcum, 2007, 122 pagina’s, ISBN 978 90 232 4306 9. Prijs: 19,50 euro.
Dr. Karel Soudijn is als universitair hoofddocent psychologie verbonden aan de Universiteit van Tilburg.

Comments are closed.