Campus

Nuanceren is niet mijn sterkste kant

Hij bekleedde gebouwen met badkamertegeltjes, introduceerde begrippen als ‘nieuwe truttigheid’ en ‘het wilde wonen’, en was ooit volgens collega’s de slechtste architect van Nederland.

Prof.ir. Carel Weeber is al veertig jaar spraakmakend.

Op zijn werkkamer op de vierde verdieping van het bouwkundegebouw hangt een enorme zwart-wit foto. Wie goed kijkt, ziet tussen de Beatles-kapsels een jonge Weeber met bakkebaarden en krijtstreeppak. Achter hem hangt een spandoek: ‘Stielos erkent geen bestuursvorm op basis van klassenvertegenwoordiging’. ,,Daar zijn we net bij een geheime vergadering van hoogleraren binnengevallen”, verklaart Weeber geamuseerd. ,,We hebben ze naar huis gestuurd.”

Het waren de roerige jaren zestig en Weeber hield ervan om tegen de gevestigde orde aan te trappen. Inmiddels is hij veertig jaar aan de TU Delft verbonden en nauwelijks veranderd. Nog altijd gaat hij de confrontatie niet uit de weg en regelmatig veroorzaakt Weeber opschudding door zijn % veelal taboedoorbrekende % uitspraken. Onbegrepen voelt hij zich niet. ,,Ik ben eraan gewend dat mensen mijn houding niet altijd volgen. Maar dat stoort me niet, want op den duur krijg ik altijd gelijk.”

Een greep uit zijn stokpaardjes: de priegelstedenbouw uit de jaren zeventig bestempelde Weeber als ‘nieuwe truttigheid’, in de jaren tachtig sneed hij de discussie over hoogbouw in Nederland aan, en in de jaren negentig introduceerde hij ‘het wilde wonen’ als reactie op de rijtjeshuizen in de Vinex-wijk. Ondertussen bouwde hij opzienbarend sombere gebouwen, waarvan de Zwarte Madonna in Den Haag en de Peperklip in Rotterdam het bekendst zijn.

Schilderij

Inmiddels wordt zijn Zwarte Madonna bedreigd met sloop. De architect is er laconiek over. ,,Gebouwen hebben niet het eeuwige leven. Ook ijsjes worden opgegeten en mode wordt weggegooid. Natuurlijk, een architect heeft een emotionele band met zijn gebouw, maar je moet het niet overdrijven. Ik vind de Zwarte Madonna een zielig zwart kindje, een zwart schaap. Ze heeft altijd geleden, haar hele leven in een bouwput gestaan, en nu de rotzooi verdwenen is moet ze zelf weg. Als ze gesloopt wordt, zal ik ook zeker gaan kijken, dat is vast een mooi gezicht.”

Weeber noemt zijn Zwarte Madonna de laatste demonstratie van sociale woningbouw in Nederland. ,,Alle sociale woningbouw die daarna kwam, is opgeleukt. Maar sociale woningbouw is niet leuk, het is pure noodzaak. Daarbij hoort een bepaalde vormopvatting: repetitie en eenvormigheid, zoals bij de Madonna. Maar het zijn wel mooie woningen met een duidelijke plattegrond en een groene omgeving.”

Ondanks de plannen van de gemeente Den Haag is hij er niet van overtuigd dat op de plaats van zijn gebouw de witte torens uit het plan van de Amerikaan Richard Meier zullen verrijzen. ,,Ik moet nog zien dat de Madonna gesloopt wordt. Misschien probeer ik de bewoners te helpen door de auteurswetgeving te misbruiken. En dat terwijl ik eigenlijk geen voorstander ben van auteursrecht op gebouwen: een gebouw is een gebruiksvoorwerp, geen schilderij.”

Fluweel

Weeber zoekt de provocatie, maar speelt geen spelletjes. ,,Voor mij is de directe manier vaak de enige manier om iets helder te zeggen. Dat is nu eenmaal mijn werkwijze. Het is een ziekte.Dat zit in mijn hoofd. Wanneer ik zeg dat onze vormstudiehal een geheime werkplaats is voor Rietveld-reproducties, of dat de sectie bouwtechnologie moet worden opgeheven, zijn er altijd mensen die boos worden. Maar het werkt wel. Nuanceren is niet mijn sterkste kant. Hierdoor krijg ik wel altijd de goede afstudeerders, mensen die zich door mij uitgedaagd voelen.”

Via zijn gebouwen communiceert hij met collega’s. Het zijn iconen, statements. ,,Mijn gebouwen hebben een polemisch karakter: de architectuur reageert op ontwerpen van anderen. Andere architecten zijn daar niet altijd enthousiast over. Daarom word ik altijd afgekeurd door welstandscommissies. En werd ik door collega’s verkozen tot slechtste architect van Nederland. Fantastisch was dat. ”

Weeber is een rationalist en houdt niet van overdrijven. ,,Sommige gebouwen van jonge architecten vind ik net op de grond gevallen maquettes, alles is schots en scheef. Dan vraag ik me af: waarom heeft dat gebouw niet gewoon een plat dak. Zelf ontwerp ik recht-voor-z’n-raap-gebouwen: efficiënt en doeltreffend. Nu het wat minder gaat met de economie, valt men weer terug op simpele gebouwen. Daarvoor kunnen ze bij mij terecht, ik ben een crisisarchitect.”

Intellectuelen

Weeber werd altijd beïnvloed door zijn werk aan de TU. ,,De jeugd heeft intuïtie voor de eigen toekomst. Veel van mijn gebouwen zijn gebaseerd op ideeën die op deze school zijn ontstaan. De faculteit is een inspirerende omgeving, die op vele fronten voorloopt op de praktijk.” Maar Weeber zou Weeber niet zijn als hij geen kritiek had. De nadruk op het functionalisme en de nieuwe zakelijkheid in het onderwijs stoort hem. ,,Studenten krijgen hier een soort hersenspoeling. De docent legt studenten zijn smaakvoorkeur op. Ik heb wel eens een proef gedaan. Dan vroeg ik verse studenten waarvan ze hielden. Eikenhout vonden ze mooi. En fluweel. Maar dat zijn precies de dingen die hier verworpen worden. Binnen zes weken houden ze van de abstracte vormen van Rietveld. De rest lijkt hier taboe: als je hier een classicistisch gebouw ontwerpt krijg je onmiddellijk een onvoldoende.”

Veertig jaar lang maakte Weeber zich druk over het onderwijs. Hij pleitte ervoor elke student vier of vijf stijlen aan te leren, zodat ze in de praktijk eenvoudiger tegemoet kunnen komen aan de eisen van de opdrachtgevers. En hij ziet graag dat er een ontwerplaboratorium ingericht wordt, waar docenten en studenten permanent meedoen aan prijsvragen. Als hoogleraar zal hij het niet meer meemaken. ,,Ik hoop nog veertig afstudeerders af te leveren en dan houdt het op.” Vanaf december houdt hij het voor gezien.

Dan kan Weeber, zelf half Antilliaans en tot zijn studietijd woonachtig op Curaçao, zich druk gaan maken over de multiculturele samenleving. ,,We moeten ons afvragen of het zin heeft ons te blijven verzetten tegen etnische en sociale segregatie in de stedenbouw. Waarom geen Little Curaçao en een Little Marocco? Dat kan volgens mij positieve effecten hebben op de stad. Als je het goed doet, en dus ook een paar intellectuelen in zo’n wijk laat wonen, heeft het een positieve uitstraling. Zoiets kun je beter doen, dan de problematiek ontkennen.”

Hij bekleedde gebouwen met badkamertegeltjes, introduceerde begrippen als ‘nieuwe truttigheid’ en ‘het wilde wonen’, en was ooit volgens collega’s de slechtste architect van Nederland. Prof.ir. Carel Weeber is al veertig jaar spraakmakend.

Op zijn werkkamer op de vierde verdieping van het bouwkundegebouw hangt een enorme zwart-wit foto. Wie goed kijkt, ziet tussen de Beatles-kapsels een jonge Weeber met bakkebaarden en krijtstreeppak. Achter hem hangt een spandoek: ‘Stielos erkent geen bestuursvorm op basis van klassenvertegenwoordiging’. ,,Daar zijn we net bij een geheime vergadering van hoogleraren binnengevallen”, verklaart Weeber geamuseerd. ,,We hebben ze naar huis gestuurd.”

Het waren de roerige jaren zestig en Weeber hield ervan om tegen de gevestigde orde aan te trappen. Inmiddels is hij veertig jaar aan de TU Delft verbonden en nauwelijks veranderd. Nog altijd gaat hij de confrontatie niet uit de weg en regelmatig veroorzaakt Weeber opschudding door zijn % veelal taboedoorbrekende % uitspraken. Onbegrepen voelt hij zich niet. ,,Ik ben eraan gewend dat mensen mijn houding niet altijd volgen. Maar dat stoort me niet, want op den duur krijg ik altijd gelijk.”

Een greep uit zijn stokpaardjes: de priegelstedenbouw uit de jaren zeventig bestempelde Weeber als ‘nieuwe truttigheid’, in de jaren tachtig sneed hij de discussie over hoogbouw in Nederland aan, en in de jaren negentig introduceerde hij ‘het wilde wonen’ als reactie op de rijtjeshuizen in de Vinex-wijk. Ondertussen bouwde hij opzienbarend sombere gebouwen, waarvan de Zwarte Madonna in Den Haag en de Peperklip in Rotterdam het bekendst zijn.

Schilderij

Inmiddels wordt zijn Zwarte Madonna bedreigd met sloop. De architect is er laconiek over. ,,Gebouwen hebben niet het eeuwige leven. Ook ijsjes worden opgegeten en mode wordt weggegooid. Natuurlijk, een architect heeft een emotionele band met zijn gebouw, maar je moet het niet overdrijven. Ik vind de Zwarte Madonna een zielig zwart kindje, een zwart schaap. Ze heeft altijd geleden, haar hele leven in een bouwput gestaan, en nu de rotzooi verdwenen is moet ze zelf weg. Als ze gesloopt wordt, zal ik ook zeker gaan kijken, dat is vast een mooi gezicht.”

Weeber noemt zijn Zwarte Madonna de laatste demonstratie van sociale woningbouw in Nederland. ,,Alle sociale woningbouw die daarna kwam, is opgeleukt. Maar sociale woningbouw is niet leuk, het is pure noodzaak. Daarbij hoort een bepaalde vormopvatting: repetitie en eenvormigheid, zoals bij de Madonna. Maar het zijn wel mooie woningen met een duidelijke plattegrond en een groene omgeving.”

Ondanks de plannen van de gemeente Den Haag is hij er niet van overtuigd dat op de plaats van zijn gebouw de witte torens uit het plan van de Amerikaan Richard Meier zullen verrijzen. ,,Ik moet nog zien dat de Madonna gesloopt wordt. Misschien probeer ik de bewoners te helpen door de auteurswetgeving te misbruiken. En dat terwijl ik eigenlijk geen voorstander ben van auteursrecht op gebouwen: een gebouw is een gebruiksvoorwerp, geen schilderij.”

Fluweel

Weeber zoekt de provocatie, maar speelt geen spelletjes. ,,Voor mij is de directe manier vaak de enige manier om iets helder te zeggen. Dat is nu eenmaal mijn werkwijze. Het is een ziekte.Dat zit in mijn hoofd. Wanneer ik zeg dat onze vormstudiehal een geheime werkplaats is voor Rietveld-reproducties, of dat de sectie bouwtechnologie moet worden opgeheven, zijn er altijd mensen die boos worden. Maar het werkt wel. Nuanceren is niet mijn sterkste kant. Hierdoor krijg ik wel altijd de goede afstudeerders, mensen die zich door mij uitgedaagd voelen.”

Via zijn gebouwen communiceert hij met collega’s. Het zijn iconen, statements. ,,Mijn gebouwen hebben een polemisch karakter: de architectuur reageert op ontwerpen van anderen. Andere architecten zijn daar niet altijd enthousiast over. Daarom word ik altijd afgekeurd door welstandscommissies. En werd ik door collega’s verkozen tot slechtste architect van Nederland. Fantastisch was dat. ”

Weeber is een rationalist en houdt niet van overdrijven. ,,Sommige gebouwen van jonge architecten vind ik net op de grond gevallen maquettes, alles is schots en scheef. Dan vraag ik me af: waarom heeft dat gebouw niet gewoon een plat dak. Zelf ontwerp ik recht-voor-z’n-raap-gebouwen: efficiënt en doeltreffend. Nu het wat minder gaat met de economie, valt men weer terug op simpele gebouwen. Daarvoor kunnen ze bij mij terecht, ik ben een crisisarchitect.”

Intellectuelen

Weeber werd altijd beïnvloed door zijn werk aan de TU. ,,De jeugd heeft intuïtie voor de eigen toekomst. Veel van mijn gebouwen zijn gebaseerd op ideeën die op deze school zijn ontstaan. De faculteit is een inspirerende omgeving, die op vele fronten voorloopt op de praktijk.” Maar Weeber zou Weeber niet zijn als hij geen kritiek had. De nadruk op het functionalisme en de nieuwe zakelijkheid in het onderwijs stoort hem. ,,Studenten krijgen hier een soort hersenspoeling. De docent legt studenten zijn smaakvoorkeur op. Ik heb wel eens een proef gedaan. Dan vroeg ik verse studenten waarvan ze hielden. Eikenhout vonden ze mooi. En fluweel. Maar dat zijn precies de dingen die hier verworpen worden. Binnen zes weken houden ze van de abstracte vormen van Rietveld. De rest lijkt hier taboe: als je hier een classicistisch gebouw ontwerpt krijg je onmiddellijk een onvoldoende.”

Veertig jaar lang maakte Weeber zich druk over het onderwijs. Hij pleitte ervoor elke student vier of vijf stijlen aan te leren, zodat ze in de praktijk eenvoudiger tegemoet kunnen komen aan de eisen van de opdrachtgevers. En hij ziet graag dat er een ontwerplaboratorium ingericht wordt, waar docenten en studenten permanent meedoen aan prijsvragen. Als hoogleraar zal hij het niet meer meemaken. ,,Ik hoop nog veertig afstudeerders af te leveren en dan houdt het op.” Vanaf december houdt hij het voor gezien.

Dan kan Weeber, zelf half Antilliaans en tot zijn studietijd woonachtig op Curaçao, zich druk gaan maken over de multiculturele samenleving. ,,We moeten ons afvragen of het zin heeft ons te blijven verzetten tegen etnische en sociale segregatie in de stedenbouw. Waarom geen Little Curaçao en een Little Marocco? Dat kan volgens mij positieve effecten hebben op de stad. Als je het goed doet, en dus ook een paar intellectuelen in zo’n wijk laat wonen, heeft het een positieve uitstraling. Zoiets kun je beter doen, dan de problematiek ontkennen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.