Als ik thuis een cd opzet, komt het voor dat ik meer tijd besteed aan het kiezen ervan dan aan het daadwerkelijk draaien van de cd. Probleem is dat ik slechts bij het zien van de plaat vaak alweer genoeg gehoord heb.
Een enkele keer stuit je toevallig op een vergeten cd’tje. Dat moet dan opgezet worden.
Na de nodige afstoffing heb ik zo laatst Nirvana opgezet. Snoeihard, want dat moet bij Nirvana, wist ik mij nog te herinneren. Het was even alsof ik weer 14 was, en met de van mijn zakgeld zorgvuldig bij elkaar gespaarde gitaar eindeloos de vier akkoorden van ‘Smells like teen spirit’ oefende. Om dan vervolgens in de spiegeling van het raam ’s avonds de beste pose van Kurt Cobain na te doen. Zo ben ik meerdere malen betrapt door mijn moeder, die dan al minutenlang in de deuropening mijn one man’s show stond gade te slaan. Sommige muziek haalt het oergevoel naar boven, legde ik dan aan m’n moeder uit.
Mijn huisgenoot kon de oerherrie die mijn stereo voortbracht echter niet waarderen en stormde mijn kamer binnen. Op Nirvana’s hoogtepunt. En op mijn dieptepunt. Hoewel Nirvana doorjengelde, viel er voor mij een korte stilte, ontstond er een moeilijk moment. Ik voelde mijn wangen gloeien, het schaamrood stond op mijn kaken. Langzaam daalde ik neer uit mijn persoonlijk nirvana en zag mijn reflectie in het raam: met gespreide benen, geheven armen en een verbeten gezicht poseerde ik nog met mijn luchtgitaar in de hand. Mijn concert was voorbij. Ik was betrapt. Ik was er gloeiend bij. Haastig legde ik aan mijn huisgenoot uit dat het allemaal te maken had met een soort stoffig oergevoel, maar dat hielp niet.
Voorlopig blijft Nirvana weer in de kast, op een hoge plank, waar ik niet bij kan.
Als ik thuis een cd opzet, komt het voor dat ik meer tijd besteed aan het kiezen ervan dan aan het daadwerkelijk draaien van de cd. Probleem is dat ik slechts bij het zien van de plaat vaak alweer genoeg gehoord heb. Een enkele keer stuit je toevallig op een vergeten cd’tje. Dat moet dan opgezet worden.
Na de nodige afstoffing heb ik zo laatst Nirvana opgezet. Snoeihard, want dat moet bij Nirvana, wist ik mij nog te herinneren. Het was even alsof ik weer 14 was, en met de van mijn zakgeld zorgvuldig bij elkaar gespaarde gitaar eindeloos de vier akkoorden van ‘Smells like teen spirit’ oefende. Om dan vervolgens in de spiegeling van het raam ’s avonds de beste pose van Kurt Cobain na te doen. Zo ben ik meerdere malen betrapt door mijn moeder, die dan al minutenlang in de deuropening mijn one man’s show stond gade te slaan. Sommige muziek haalt het oergevoel naar boven, legde ik dan aan m’n moeder uit.
Mijn huisgenoot kon de oerherrie die mijn stereo voortbracht echter niet waarderen en stormde mijn kamer binnen. Op Nirvana’s hoogtepunt. En op mijn dieptepunt. Hoewel Nirvana doorjengelde, viel er voor mij een korte stilte, ontstond er een moeilijk moment. Ik voelde mijn wangen gloeien, het schaamrood stond op mijn kaken. Langzaam daalde ik neer uit mijn persoonlijk nirvana en zag mijn reflectie in het raam: met gespreide benen, geheven armen en een verbeten gezicht poseerde ik nog met mijn luchtgitaar in de hand. Mijn concert was voorbij. Ik was betrapt. Ik was er gloeiend bij. Haastig legde ik aan mijn huisgenoot uit dat het allemaal te maken had met een soort stoffig oergevoel, maar dat hielp niet.
Voorlopig blijft Nirvana weer in de kast, op een hoge plank, waar ik niet bij kan.

Comments are closed.