Onderwijs

Niet meer verdienen dan 170.000 gulden

Met ingang van 1999 gaan de universiteiten zelf bepalen hoeveel salaris ze hun personeel betalen.Minister Ritzen, de vereniging van universiteiten (VSNU) en de vakbonden leggen de laatste hand aan een ‘convenant’ over de arbeidsvoorwaarden.

Daarin is geregeld dat de universiteiten voortaan zelf, in onderhandeling met de vakbonden, beslissen over de salarissen van hun eigen personeel.

Het wetenschappelijk onderwijs is de eerste onderwijssector waar de werkgevers (in dit geval de VSNU) volledig zeggenschap krijgen over de arbeidsvoorwaarden. Tot nu toe is die bevoegdheid verdeeld: de minister beslist over de salarissen, de VSNU heeft slechts iets te zeggen over zaken als vakantie, tijdelijk werk en ontslagregels.

Na 1999 is Ritzen vrijwel geheel af van zijn bemoeienis met de universitaire salarissen. Hij hoeft dan alleen nog maar aan de VSNU te laten weten hoeveel geld het kabinet over heeft voor salarisstijging. Vervolgens onderhandelt de VSNU met de vakbonden over de verdeling van dat geld.

Ritzen stelt wel een maximum: een universitair medewerker kan ook na 1999 nooit meer verdienen dan wat de top van de huidige salarisschaal 18 voorschrijft. Dat is nu ruim 170.000 bruto per jaar. Met deze grens wil Ritzen voorkomen dat de decentralisatie van bevoegdheden leidt tot onbeheerste groei van de salarissen. Het maximum geldt niet voor leden van het college van bestuur; die vallen niet onder het convenant.

De derde partij in het convenant, de vakbonden, zijn het overigens nog niet geheel eens met de tekst ervan. (Hob/HOP)

Met ingang van 1999 gaan de universiteiten zelf bepalen hoeveel salaris ze hun personeel betalen.

Minister Ritzen, de vereniging van universiteiten (VSNU) en de vakbonden leggen de laatste hand aan een ‘convenant’ over de arbeidsvoorwaarden. Daarin is geregeld dat de universiteiten voortaan zelf, in onderhandeling met de vakbonden, beslissen over de salarissen van hun eigen personeel.

Het wetenschappelijk onderwijs is de eerste onderwijssector waar de werkgevers (in dit geval de VSNU) volledig zeggenschap krijgen over de arbeidsvoorwaarden. Tot nu toe is die bevoegdheid verdeeld: de minister beslist over de salarissen, de VSNU heeft slechts iets te zeggen over zaken als vakantie, tijdelijk werk en ontslagregels.

Na 1999 is Ritzen vrijwel geheel af van zijn bemoeienis met de universitaire salarissen. Hij hoeft dan alleen nog maar aan de VSNU te laten weten hoeveel geld het kabinet over heeft voor salarisstijging. Vervolgens onderhandelt de VSNU met de vakbonden over de verdeling van dat geld.

Ritzen stelt wel een maximum: een universitair medewerker kan ook na 1999 nooit meer verdienen dan wat de top van de huidige salarisschaal 18 voorschrijft. Dat is nu ruim 170.000 bruto per jaar. Met deze grens wil Ritzen voorkomen dat de decentralisatie van bevoegdheden leidt tot onbeheerste groei van de salarissen. Het maximum geldt niet voor leden van het college van bestuur; die vallen niet onder het convenant.

De derde partij in het convenant, de vakbonden, zijn het overigens nog niet geheel eens met de tekst ervan. (Hob/HOP)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.