Het gaat niet goed met Rusland, dat is genoegzaam bekend. De Russische universiteiten delen in die misère. Maar hier en daar zijn er vakgroepen die kans zien aan de top mee te blijven draaien, constateerde STM-onderzoeker drs.
J. Ubbink.
Ubbink verbleef gedurende drie maanden bij de vakgroep polymeerfysica van de Moskou State University. ,,Binnen die groep was ik de eerste buitenlander”, vertelt hij. De Russen zwermen liever zelf over de aarde uit dan dat zij mensen ontvangen. Veel te halen valt er ook niet meer in Moskou – de wetenschappelijke productie is met een factor tien ingestort sinds 1991.
De vakgroep polymeerfysica is daarop een uitzondering. De groep publiceert al sinds de jaren tachtig in bladen als Science en Nature en houdt zich staande dankzij theoretisch werk aan de statistische fysica van polymeren, waar anderen dankbaar gebruik van maken. Zo is er een aantal Japanse onderzoeksgroepen dat goed is in het bedenken van slimme experimenten maar minder sterk theoretisch is onderlegd. Een samenwerkingsverband is dan snel aangegaan. Ook verblijven er veel Zuid-Koreanen in Moskou om hun theoretische kennis op te vijzelen.
Ubbink reisde af naar Moskou, omdat zijn eigen werk aan biopolymeren (DNA) verwant was aan het werk van professor Chochlov en de zijnen: ,,Toen ik voor het eerst op hun laboratorium kwam, dacht ik: wat is dit? Allemaal oude spullen stonden er, maar daartussen stond ook wat moderne apparatuur, donaties uit het westen. Ook stond er een kopie van een Amerikaanse lichtverstrooiingsmeter. Daar hadden ze er kennelijk ooit één van gekocht en daarna een aantal nagemaakt. Op mankracht kwam het vroeger niet aan. Tegenwoordig is ook dat een probleem.”
Rondkomen als wetenschapper in Rusland is namelijk geen sinecure. Een aio verdient veertig gulden per maand, een hoogleraar een paar honderd gulden. Dat valt op te lossen met een bijbaantje, maar de meesten proberen het met buitenlandse connecties. Ubbink: ,,Er zit bijvoorbeeld nu een onderzoekster voor een jaar in Groningen. Van wat ze daar spaart, kan ze thuis weer drie jaar leven.”
De vakgroep drijft dus grotendeels op geld van buiten, onderzoeksbeurzen voor de wetenschappers en donaties voor de apparatuur. Regelmatig wordt Internet afgestroopt op zoek naar nieuwe geldbronnen. Ondanks de slechte vooruizichten blijft het niveau echter hoog, ook onder de studenten. ,,Het heeft me verbaasd hoe goed het allemaal nog is”, zegt Ubbink. ,,Ik wil niet zeggen dat ze beter zijn dan de studenten hier, maar de kennis is groot. Alleen spreken velen slecht Engels, merkte ik toen ik een paar keer colleges gaf.”
Ook viel het Ubbink op dat de natuurkundestudenten in Moskou van een heel ander type zijn dan in Nederland. De oude USSR kende geen studies als bedrijfskunde en de beste salarissen waren er te verdienen in het militair-industriële complex. Dat vroeg om kennis van de fysica. De Moskouse universiteit levert dus nog altijd goedgebekte natuurkundigen van hoog niveau af,met één belangrijke ambitie: een baan in het buitenland.
Het gaat niet goed met Rusland, dat is genoegzaam bekend. De Russische universiteiten delen in die misère. Maar hier en daar zijn er vakgroepen die kans zien aan de top mee te blijven draaien, constateerde STM-onderzoeker drs. J. Ubbink.
Ubbink verbleef gedurende drie maanden bij de vakgroep polymeerfysica van de Moskou State University. ,,Binnen die groep was ik de eerste buitenlander”, vertelt hij. De Russen zwermen liever zelf over de aarde uit dan dat zij mensen ontvangen. Veel te halen valt er ook niet meer in Moskou – de wetenschappelijke productie is met een factor tien ingestort sinds 1991.
De vakgroep polymeerfysica is daarop een uitzondering. De groep publiceert al sinds de jaren tachtig in bladen als Science en Nature en houdt zich staande dankzij theoretisch werk aan de statistische fysica van polymeren, waar anderen dankbaar gebruik van maken. Zo is er een aantal Japanse onderzoeksgroepen dat goed is in het bedenken van slimme experimenten maar minder sterk theoretisch is onderlegd. Een samenwerkingsverband is dan snel aangegaan. Ook verblijven er veel Zuid-Koreanen in Moskou om hun theoretische kennis op te vijzelen.
Ubbink reisde af naar Moskou, omdat zijn eigen werk aan biopolymeren (DNA) verwant was aan het werk van professor Chochlov en de zijnen: ,,Toen ik voor het eerst op hun laboratorium kwam, dacht ik: wat is dit? Allemaal oude spullen stonden er, maar daartussen stond ook wat moderne apparatuur, donaties uit het westen. Ook stond er een kopie van een Amerikaanse lichtverstrooiingsmeter. Daar hadden ze er kennelijk ooit één van gekocht en daarna een aantal nagemaakt. Op mankracht kwam het vroeger niet aan. Tegenwoordig is ook dat een probleem.”
Rondkomen als wetenschapper in Rusland is namelijk geen sinecure. Een aio verdient veertig gulden per maand, een hoogleraar een paar honderd gulden. Dat valt op te lossen met een bijbaantje, maar de meesten proberen het met buitenlandse connecties. Ubbink: ,,Er zit bijvoorbeeld nu een onderzoekster voor een jaar in Groningen. Van wat ze daar spaart, kan ze thuis weer drie jaar leven.”
De vakgroep drijft dus grotendeels op geld van buiten, onderzoeksbeurzen voor de wetenschappers en donaties voor de apparatuur. Regelmatig wordt Internet afgestroopt op zoek naar nieuwe geldbronnen. Ondanks de slechte vooruizichten blijft het niveau echter hoog, ook onder de studenten. ,,Het heeft me verbaasd hoe goed het allemaal nog is”, zegt Ubbink. ,,Ik wil niet zeggen dat ze beter zijn dan de studenten hier, maar de kennis is groot. Alleen spreken velen slecht Engels, merkte ik toen ik een paar keer colleges gaf.”
Ook viel het Ubbink op dat de natuurkundestudenten in Moskou van een heel ander type zijn dan in Nederland. De oude USSR kende geen studies als bedrijfskunde en de beste salarissen waren er te verdienen in het militair-industriële complex. Dat vroeg om kennis van de fysica. De Moskouse universiteit levert dus nog altijd goedgebekte natuurkundigen van hoog niveau af,met één belangrijke ambitie: een baan in het buitenland.

Comments are closed.