Onderwijs

Nederlands chemieonderzoek scoort goed

De kwaliteit van het chemieonderzoek aan de Nederlandse universiteiten is prima. Wel scoort de TU Delft iets lager dan de andere universiteiten.

Dat concludeert een visitatiecommissie onder voorzitterschap van emeritus hoogleraar Friedrich Bickelhaupt (Vrije Universiteit). Aan kop gaat de Katholieke Universiteit Nijmegen met een score van 4,5, waar 5 het maximum is. Hekkensluiter TU Delft hoeft zich met een 3,9 echter zeker niet te schamen. De Delftse scheikunde zit na de reorganisaties in de jaren negentig in de lift, constateert de commissie.

Vooral in de biotechnologie en de toegepaste fysica gooien de Delftenaren hoge ogen. Absolute winnaar is de bioprocestechnologiegroep van prof.dr.ir. J.J. Heijnen en prof.dr. M. van Loosdrecht. Op alle onderdelen (kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid) scoort de groep de beoordeling ‘excellent’. Zeer goed (op drie onderdelen ‘excellent’) scoren bioseparatietechnologie van prof.dr.ir. L. van der Wielen, microbiologie van prof.dr. J.G. Kuenen en prof.dr. J. T. Pronk, theorie van complexe vloeistoffen van prof.dr. T. Odijk en transportfenomenen van prof.dr.ir. H. van den Akker. De magerste beoordeling (één onvoldoende, drie voldoendes) is voor de materiaalgroep van prof.ir. L. Katgerman en prof.dr. R. Boom.

De Nederlandse universiteiten blijven belangrijke bijdragen leveren aan de wereldwijde vooruitgang in het chemieonderzoek, constateert de commissie. Iedere onderzochte universiteit herbergt minimaal één programma dat de maximale score haalt op alle vier de onderdelen. Dat is een nog grotere prestatie wanneer rekening wordt gehouden met de talrijke wisselingen van de wacht onder de onderzoeksleiders, stelt de commissie.

Wel vindt de visitatie dat onderzoeksgroepen teveel nadruk leggen op modieuze thema’s als ‘nano’ en ‘bio’ en dat de meerwaarde van de zogeheten topinstituten niet altijd duidelijk is. Wat de commissie betreft gaan de chemieafdelingen van de verschillende universiteiten nog nauwer samenwerken en worden de onderzoeksgroepen kleiner.

Daarnaast zijn er zorgen over de instroom, die negatieve gevolgen heeft voor de chemische industrie, de samenleving en het onderzoek. Nu zoeken de universiteiten steeds meer hun toevlucht tot buitenlands personeel.

Voor de Delftse scheikunde ziet de visitatie de toekomst redelijk zonnig in. ,,Delft zou de kans moeten grijpen om het onderzoek verder te stroomlijnen, bij voorkeur in combinatie met de twee andere technische universiteiten, waarbij Delft zijn bijzondere kracht op het gebied van biotechnologie kan versterken.”

Dat concludeert een visitatiecommissie onder voorzitterschap van emeritus hoogleraar Friedrich Bickelhaupt (Vrije Universiteit). Aan kop gaat de Katholieke Universiteit Nijmegen met een score van 4,5, waar 5 het maximum is. Hekkensluiter TU Delft hoeft zich met een 3,9 echter zeker niet te schamen. De Delftse scheikunde zit na de reorganisaties in de jaren negentig in de lift, constateert de commissie.

Vooral in de biotechnologie en de toegepaste fysica gooien de Delftenaren hoge ogen. Absolute winnaar is de bioprocestechnologiegroep van prof.dr.ir. J.J. Heijnen en prof.dr. M. van Loosdrecht. Op alle onderdelen (kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid) scoort de groep de beoordeling ‘excellent’. Zeer goed (op drie onderdelen ‘excellent’) scoren bioseparatietechnologie van prof.dr.ir. L. van der Wielen, microbiologie van prof.dr. J.G. Kuenen en prof.dr. J. T. Pronk, theorie van complexe vloeistoffen van prof.dr. T. Odijk en transportfenomenen van prof.dr.ir. H. van den Akker. De magerste beoordeling (één onvoldoende, drie voldoendes) is voor de materiaalgroep van prof.ir. L. Katgerman en prof.dr. R. Boom.

De Nederlandse universiteiten blijven belangrijke bijdragen leveren aan de wereldwijde vooruitgang in het chemieonderzoek, constateert de commissie. Iedere onderzochte universiteit herbergt minimaal één programma dat de maximale score haalt op alle vier de onderdelen. Dat is een nog grotere prestatie wanneer rekening wordt gehouden met de talrijke wisselingen van de wacht onder de onderzoeksleiders, stelt de commissie.

Wel vindt de visitatie dat onderzoeksgroepen teveel nadruk leggen op modieuze thema’s als ‘nano’ en ‘bio’ en dat de meerwaarde van de zogeheten topinstituten niet altijd duidelijk is. Wat de commissie betreft gaan de chemieafdelingen van de verschillende universiteiten nog nauwer samenwerken en worden de onderzoeksgroepen kleiner.

Daarnaast zijn er zorgen over de instroom, die negatieve gevolgen heeft voor de chemische industrie, de samenleving en het onderzoek. Nu zoeken de universiteiten steeds meer hun toevlucht tot buitenlands personeel.

Voor de Delftse scheikunde ziet de visitatie de toekomst redelijk zonnig in. ,,Delft zou de kans moeten grijpen om het onderzoek verder te stroomlijnen, bij voorkeur in combinatie met de twee andere technische universiteiten, waarbij Delft zijn bijzondere kracht op het gebied van biotechnologie kan versterken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.