Onderwijs

Mooij en De Borst eerste universiteitshoogleraren

Prof.dr.ir. J.E. Mooij van Technische Natuurkunde en prof.dr.ir. R. de Borst van Lucht- & Ruimtevaart zijn maandag tijdens de officiële opening van het academisch jaar in de aula gehuldigd tot universiteitshoogleraar.

br />
De functie van universiteitshoogleraar aan de TU Delft is nieuw. Alleen hoogleraren die leiding geven aan een excellente onderzoeksgroep en die groot internationaal aanzien genieten als onderzoeker, kunnen voor deze functie in aanmerking komen.

Collegevoorzitter De Voogd overhandigde de onderscheiding namens het college van bestuur aan de twee hoogleraren. De collegevoorzitter noemde ze ‘een voorbeeld en inspiratiebron voor de hele universiteit’. Aan de benoeming zit een salarisverhoging en een onkostenkrediet van 25 duizend gulden verbonden.

De opening van het academisch jaar 2000/2001 werd opgeluisterd door een lezing van Claude Allègre, tot het afgelopen voorjaar minister van onderwijs, onderzoek en technologie van Frankrijk. Allègre pleitte voor een betere samenwerking tussen Europese universiteiten. ,,Samen kunnen we de concurrentie met kennisinstellingen in de Verenigde Staten en Japan aan”, aldus Allègre. Meer uitwisseling van studenten en docenten, het koppelen van budgetten voor grotere onderzoeksprojecten en een high-speed intranetverbinding tussen Europese universiteiten zijn daarom volgens hem nodig.

Promovendus en oud-voorzitter van het Promovendi Overleg Delft ir. A.G. Kooiman hield een pleidooi voor een betere begeleiding van de promovendus. Als intermezzo werd de film ‘Aarde’ vertoond, de tweede in een reeks van vijf films over grensverleggend onderzoek aan de TU Delft.

In zijn welkomstwoord maakte collegevoorzitter De Voogd duidelijk ‘blij’ te zijn met de komst van een Angelsaksische model. Dat vinden alle bestuurders van universiteiten, zo bleek uit de redes aan andere universiteiten. De discussie lijkt zich echtre toe te spitsten op twee zaken. De eerste is geld. Volgens voorzitter J. Veldhuis kan Nederland alleen in de pas lopen met het buitenland als alle studies – niet alleen die in de bèta-hoek – vijf jaar duren. De commissie-Rinnooy Kan die de minister adviseerde, vindt dat universiteiten die dat willen zelf maar voor de kosten moeten opdraaien. Maar, vindt Veldhuis, ,,de overheid dient te kiezen en niet weg te duiken. En ook te betalen!”

Minister Hermans, die het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam opende, piekert er niet over deze wens te vervullen. Het tweede discussiepunt is de vraag hoe scherp de selectie van master-studenten moet zijn. Ook daarover blijkt Hermans zijn standpunt al klaar te hebben. Universiteiten moeten hun eigen studenten altijd de mogelijkheid bieden een master-titel te halen, vindt hij in navolging van Rinnooy Kan.

.aut Katja Wijnands,HOP/HOb

Prof.dr.ir. J.E. Mooij van Technische Natuurkunde en prof.dr.ir. R. de Borst van Lucht- & Ruimtevaart zijn maandag tijdens de officiële opening van het academisch jaar in de aula gehuldigd tot universiteitshoogleraar.

De functie van universiteitshoogleraar aan de TU Delft is nieuw. Alleen hoogleraren die leiding geven aan een excellente onderzoeksgroep en die groot internationaal aanzien genieten als onderzoeker, kunnen voor deze functie in aanmerking komen.

Collegevoorzitter De Voogd overhandigde de onderscheiding namens het college van bestuur aan de twee hoogleraren. De collegevoorzitter noemde ze ‘een voorbeeld en inspiratiebron voor de hele universiteit’. Aan de benoeming zit een salarisverhoging en een onkostenkrediet van 25 duizend gulden verbonden.

De opening van het academisch jaar 2000/2001 werd opgeluisterd door een lezing van Claude Allègre, tot het afgelopen voorjaar minister van onderwijs, onderzoek en technologie van Frankrijk. Allègre pleitte voor een betere samenwerking tussen Europese universiteiten. ,,Samen kunnen we de concurrentie met kennisinstellingen in de Verenigde Staten en Japan aan”, aldus Allègre. Meer uitwisseling van studenten en docenten, het koppelen van budgetten voor grotere onderzoeksprojecten en een high-speed intranetverbinding tussen Europese universiteiten zijn daarom volgens hem nodig.

Promovendus en oud-voorzitter van het Promovendi Overleg Delft ir. A.G. Kooiman hield een pleidooi voor een betere begeleiding van de promovendus. Als intermezzo werd de film ‘Aarde’ vertoond, de tweede in een reeks van vijf films over grensverleggend onderzoek aan de TU Delft.

In zijn welkomstwoord maakte collegevoorzitter De Voogd duidelijk ‘blij’ te zijn met de komst van een Angelsaksische model. Dat vinden alle bestuurders van universiteiten, zo bleek uit de redes aan andere universiteiten. De discussie lijkt zich echtre toe te spitsten op twee zaken. De eerste is geld. Volgens voorzitter J. Veldhuis kan Nederland alleen in de pas lopen met het buitenland als alle studies – niet alleen die in de bèta-hoek – vijf jaar duren. De commissie-Rinnooy Kan die de minister adviseerde, vindt dat universiteiten die dat willen zelf maar voor de kosten moeten opdraaien. Maar, vindt Veldhuis, ,,de overheid dient te kiezen en niet weg te duiken. En ook te betalen!”

Minister Hermans, die het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam opende, piekert er niet over deze wens te vervullen. Het tweede discussiepunt is de vraag hoe scherp de selectie van master-studenten moet zijn. Ook daarover blijkt Hermans zijn standpunt al klaar te hebben. Universiteiten moeten hun eigen studenten altijd de mogelijkheid bieden een master-titel te halen, vindt hij in navolging van Rinnooy Kan.

.aut Katja Wijnands,HOP/HOb

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.