De opleiding maritieme techniek levert uitstekende ingenieurs af. Maar er is een kloof tussen onderwijs en onderzoek. Ingenieurs maritieme techniek willen bijna allemaal de industrie in. En die ziet ze graag komen.
Prima, maar het onderzoek in de maritieme techniek kan de impuls van promovendi eigenlijk goed gebruiken. Dat staat in het onderwijs- en onderzoeksvisitatierapport maritieme techniek.
Het onderwijs is van hoog niveau vergeleken met soortgelijke studies in het buitenland, stelt de visitatiecommissie. Onder de maat zijn echter het slagingspercentage en de bewaking van de kwaliteit. Van één lichting studenten haakte zelfs zestig procent af. Ook is de kloof tussen onderwijs en onderzoek te groot. Studenten worden niet enthousiast gemaakt voor onderzoek en willen – misschien ook daarom – het bedrijfsleven in.
De commissie betreurt dit. Het onderzoeksklimaat scoorde een krappe voldoende en kan een oppepper gebruiken. Meer promovendi zijn nodig, net als meer financiering vanuit NWO en samenwerkingsverbanden met de andere afdelingen binnen de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie.
Vice-decaan Jo Pinkster is blij met het rapport. ,,Het is goed om de sterke en zwakke punten duidelijk op tafel te hebben. Het eindoordeel over onze ingenieurs is prima, maar daaromheen moet het nog beter. We zijn daar ook al mee bezig bijvoorbeeld via integrerende vakken. Belangrijk vind ik ook dat de commissie de noodzaak van onze, relatief dure, sleeptanks en ontwerpstudio’s onderstreept.”
De vier onderzoeksprogramma’s krijgen redelijke tot goede cijfers van de commissie. Het meest gewaardeerd is de groep van Pinkster (scheepshydromechanica). Minder tevreden is de commissie over het scheepsstructurenonderzoek van prof.ir. Bart Boon die overigens inmiddels niet meer aan de TU verbonden is. De kwaliteit van het onderzoek bij de sectie is voldoende (score: 3, schaal 1-5), maar het aantal publicaties is onvoldoende (score: 2). Wil de groep internationale erkenning behouden, dan moet ze daar hard aan werken.
De commissie merkt ook op dat opvolging en uitbreiding van personeel noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van enkele groepen. Zo zullen bij scheepshydromechanica binnenkort drie stafleden binnenkort met pensioen gaan. Bij de sectie ontwerpen van schepen moet de groep meer dan verdubbelen wil ze op lange termijn internationaal kunnen blijven concurreren.
Ingenieurs maritieme techniek willen bijna allemaal de industrie in. En die ziet ze graag komen. Prima, maar het onderzoek in de maritieme techniek kan de impuls van promovendi eigenlijk goed gebruiken. Dat staat in het onderwijs- en onderzoeksvisitatierapport maritieme techniek.
Het onderwijs is van hoog niveau vergeleken met soortgelijke studies in het buitenland, stelt de visitatiecommissie. Onder de maat zijn echter het slagingspercentage en de bewaking van de kwaliteit. Van één lichting studenten haakte zelfs zestig procent af. Ook is de kloof tussen onderwijs en onderzoek te groot. Studenten worden niet enthousiast gemaakt voor onderzoek en willen – misschien ook daarom – het bedrijfsleven in.
De commissie betreurt dit. Het onderzoeksklimaat scoorde een krappe voldoende en kan een oppepper gebruiken. Meer promovendi zijn nodig, net als meer financiering vanuit NWO en samenwerkingsverbanden met de andere afdelingen binnen de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie.
Vice-decaan Jo Pinkster is blij met het rapport. ,,Het is goed om de sterke en zwakke punten duidelijk op tafel te hebben. Het eindoordeel over onze ingenieurs is prima, maar daaromheen moet het nog beter. We zijn daar ook al mee bezig bijvoorbeeld via integrerende vakken. Belangrijk vind ik ook dat de commissie de noodzaak van onze, relatief dure, sleeptanks en ontwerpstudio’s onderstreept.”
De vier onderzoeksprogramma’s krijgen redelijke tot goede cijfers van de commissie. Het meest gewaardeerd is de groep van Pinkster (scheepshydromechanica). Minder tevreden is de commissie over het scheepsstructurenonderzoek van prof.ir. Bart Boon die overigens inmiddels niet meer aan de TU verbonden is. De kwaliteit van het onderzoek bij de sectie is voldoende (score: 3, schaal 1-5), maar het aantal publicaties is onvoldoende (score: 2). Wil de groep internationale erkenning behouden, dan moet ze daar hard aan werken.
De commissie merkt ook op dat opvolging en uitbreiding van personeel noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van enkele groepen. Zo zullen bij scheepshydromechanica binnenkort drie stafleden binnenkort met pensioen gaan. Bij de sectie ontwerpen van schepen moet de groep meer dan verdubbelen wil ze op lange termijn internationaal kunnen blijven concurreren.
Comments are closed.