Etenstijd in Eindhoven. Een stad waar alles en iedereen me vreemd is. Later die avond heb ik er een afspraak. Nu vooral honger, maar geen zin in fastfood.
br />
,,Verwacht u nog iemand”, vraagt de serveerster van Pizzeria La Gondola.
,,Nee, niemand.”
Ik ga zitten. Aan een tweepersoonstafeltje, eenpersoonstafeltjes bestaan immers niet. De serveerster haalt een set bestek weg. ,,Neem dan ook de stoel mee”, zeg ik, lollig bedoeld. Ze kijkt me glazig aan; mijn opmerking valt duidelijk buiten het bekende patroon van bestellen, bedanken en betalen.
Even later, als ik wacht op mijn lasagna, zoek ik naar een tijdverdrijf. Maar geen boek, pen of papier.
Om mij heen families, vrienden, stelletjes. Iedereen kijkt naar me, ik weet het zeker. Ik zie mezelf door hun ogen: een twintiger in zijn eentje in een restaurant, starend naar een menukaart die hij inmiddels uit zijn hoofd moet kennen. Rookte ik maar, in het gezelschap van een sigaret heeft alleen zijn tenminste nog iets relaxeds, iets literairs.
Op school had ik een klasgenoot, Lorenzo. Mollig, verkeerde merk spijkerbroek. En veel puisten, meer puist dan gezicht eigenlijk. Geen meisje in zijn buurt te bekennen, nooit. En ook geen jongen. Want voor je het wist stond je bekend als het vriendje van Lorenzo. En dat stond gelijk aan een sociaal doodvonnis. Uitschelden deden we Lorenzo niet, daar was ons vwo-klasje te beschaafd voor. Wij hadden een subtielere methode om de puberhiërarchie uit te dragen. Lorenzo bestond niet, was lucht. Nee, erger, Lorenzo was een melaatse. Pas op, besmettingsgevaar. In de pauzes viel zijn alleen zijn het meest op. Dan stond hij voor het mededelingenbord. Las alle uitvallende lessen van 1 mavo tot 6 vwo, bladerde door oude schoolkranten en speelde tetris op zijn zakcomputertje. Bezigheidstherapie tegen de eenzaamheid.
Vanavond, in pizzeria La Gondola, ben ik Lorenzo. Had ik maar een zakcomputertje bij me.
Etenstijd in Eindhoven. Een stad waar alles en iedereen me vreemd is. Later die avond heb ik er een afspraak. Nu vooral honger, maar geen zin in fastfood.
,,Verwacht u nog iemand”, vraagt de serveerster van Pizzeria La Gondola.
,,Nee, niemand.”
Ik ga zitten. Aan een tweepersoonstafeltje, eenpersoonstafeltjes bestaan immers niet. De serveerster haalt een set bestek weg. ,,Neem dan ook de stoel mee”, zeg ik, lollig bedoeld. Ze kijkt me glazig aan; mijn opmerking valt duidelijk buiten het bekende patroon van bestellen, bedanken en betalen.
Even later, als ik wacht op mijn lasagna, zoek ik naar een tijdverdrijf. Maar geen boek, pen of papier.
Om mij heen families, vrienden, stelletjes. Iedereen kijkt naar me, ik weet het zeker. Ik zie mezelf door hun ogen: een twintiger in zijn eentje in een restaurant, starend naar een menukaart die hij inmiddels uit zijn hoofd moet kennen. Rookte ik maar, in het gezelschap van een sigaret heeft alleen zijn tenminste nog iets relaxeds, iets literairs.
Op school had ik een klasgenoot, Lorenzo. Mollig, verkeerde merk spijkerbroek. En veel puisten, meer puist dan gezicht eigenlijk. Geen meisje in zijn buurt te bekennen, nooit. En ook geen jongen. Want voor je het wist stond je bekend als het vriendje van Lorenzo. En dat stond gelijk aan een sociaal doodvonnis. Uitschelden deden we Lorenzo niet, daar was ons vwo-klasje te beschaafd voor. Wij hadden een subtielere methode om de puberhiërarchie uit te dragen. Lorenzo bestond niet, was lucht. Nee, erger, Lorenzo was een melaatse. Pas op, besmettingsgevaar. In de pauzes viel zijn alleen zijn het meest op. Dan stond hij voor het mededelingenbord. Las alle uitvallende lessen van 1 mavo tot 6 vwo, bladerde door oude schoolkranten en speelde tetris op zijn zakcomputertje. Bezigheidstherapie tegen de eenzaamheid.
Vanavond, in pizzeria La Gondola, ben ik Lorenzo. Had ik maar een zakcomputertje bij me.

Comments are closed.