Campus

Koning van het schroot

Wel in Rotterdam geëxposeerd, maar niet te koop: de bewegende objecten van Volkert van de Wijk. Ze blijven bij hun eigenzinnige maker, tot de dag van de Grote Expositie.

/strong>

K-woord . .

door: Joost Panhuysen . .

Gezocht: vier kunstgebitten, hoeven niet in perfecte staat te zijn. Beste kunstgebitten, werktuigbouwkundestudent Volkert van der Wijk wil jullie een nieuw leven schenken. Eindelijk bevrijd van de last van het banale kletsen en kauwen! Vier gebitten in de spotlights, losjes bewegend op mechanische ritmes. Het idee ontstond, vertelt Van der Wijk (20), toen hij op het station van Delft een groepje oudere dames druk zag overleggen welke trein ze moesten nemen.

Hij staat op om twee kleine motortjes te pakken en legt ze als kostbare schatten op tafel. ,,Door Hofland meegenomen uit New York. Het ene motortje zorgt voor een schokkerige beweging, het andere voor een vloeiende. Ze dienden oorspronkelijk als aandrijving voor de armen van etalagepoppen. Behoorlijk krachtige motortjes, maar nog net iets te zwak voor wat ik in gedachten heb.”

De zoektocht naar gebitten en motortjes gaat onverminderd door, want het idee bevalt hem. Net als de gedachte om met zes typemachines een systeem te bouwen waarmee je in één keer zes maal dezelfde brief kunt typen. ,,Ik maak graag ‘uitvindingen’ die misschien ooit nuttig zouden zijn geweest, maar nu niet meer.” Eén typemachine staat al klaar op de werktafel.

Van der Wijk is een oeuvrebouwer. Zo werkt hij al jaren aan een serie die hij ‘Fossielen van de toekomst’ gedoopt heeft. Zijn grote droom is om over enkele jaren al zijn bewegende objecten aan het publiek te presenteren in één grote expositie. ,,Stel je voor, een hal als die van de TU-aula, gevuld met verbazingwekkende mechanieken, sculpturen als één grote bewegende massa. Dat moet fantastisch zijn!”

Van der Wijk maakt al zijn hele leven bewegende objecten. Kunst? Het kwam niet in hem op, tot een leraar handvaardigheden iets in die richting suggereerde. Tijdens zijn laatste jaar op het vwo wees een docent hem op de bewegende objecten van Jean Tinguely. ,,Ik schreef er een scriptie over en ontdekte de overeenkomsten. Maar ik ben altijd huiverig om me al te veel in kunstgeschiedenis te verdiepen, bang om me te sterk te laten beïnvloeden.”

Zodra hij begreep dat gastschrijver H.J.A. Hofland een bewonderaar is van het werk van Tinguely besloot hij zich aan te melden voor diens colleges. ,,Ik wist dat ik moest meedoen. Anders was ik blijven hangen op een dood punt. Na die docent handvaardigheden was Hofland de nieuwe ‘keurmeester’. We kunnen goed met elkaar opschieten. Hij heeft natuurlijk veel meer levenservaring dan ik.”

Zombie

In de lente van 2002 volgde hij de gastcolleges, bouwde voor Hofland twee opvallend mooie ‘Sisyphus-machines’ en ging half nieuwsgierig, half beducht mee op excursie naar het Tinguely-museum in Bazel. ,,Ik wilde weten of ik precies hetzelfde maakte als Tinguely. Dat viel gelukkig mee.” Hij bladert door een dik boek over het werk van de kunstenaar. ,,We werken met dezelfde materialen, maar ik heb ontdekt dat Tinguely steeds dezelfde eenvoudige constructie van wiel en krukas gebruikt.”

Hofland noemde zijn werk prachtig, maar ”hij bedoelde daarmee: prachtig, ga zo door. Hofland zal nooit zeggen: prachtig, je bent er! Toch heeft het bij mij onzekerheid weggenomen. Zie je wel dat ik gelijk had. Dat gevoel had ik.”

In de zomermaanden bouwde Van der Wijk weer iets heel anders: de meterslange Zombie. De belichaming van het voorgekookte bestaan dat Hofland in zijn Vermeerlezing hekelde, zegt hij % maar je mag het ook gerust zien als gewoon een grappig, inventief gebouwd ding. ,,Ik wil niet alleen het publiek aanspreken dat mijn objecten uitgebreid gaat analyseren.”

Van der Wijk aarzelt of hij zichzelf kunstenaar wil noemen. Schrikt het k-woord niet het brede publiek af dat hij graag wil vermaken? Is het geen uitnodiging voor kunstcritici om zijn werk neer te sabelen? ,,Kunstenaar klinkt zoeerbiedwaardig. Laat de mensen maar bepalen of mijn werk kunst is. Bovendien: kunstenaar is een mooi vak, maar misschien verliest het zijn charme als je er veertig uur per week mee bezig bent.”

Slijptollen

Lopend tussen grote bergen schroot % hij heeft prima connecties met verschillende oudijzerhandelaren % is Van der Wijk in zijn element: half stadsarcheoloog, half ontdekkingsreiziger. ,,Je komt de merkwaardigste dingen tegen. Het zet je verbeelding in beweging. Afgedankte voorwerpen kunnen een nieuwe functie krijgen. Een afgedankte pan wordt een hoofd, wasmachinetrommels worden voeten.” Maar we moeten vooral niet denken dat hij aan recycling doet of milieubewuste kunst maakt. ,,Ik wil laten zien hoe mooi dingen zijn.”

Werken met slijptollen, boormachines en lasapparaten leerde hij op de werkplaats van een metaalbedrijfje en op het kleine veeteeltbedrijf van zijn ouders. ,,Mijn familie vindt de objecten leuk. Maar er is wel een verschil met vroeger. Vroeger dacht mijn moeder: wat grappig, hij is leuk aan het spelen en ik heb er geen last van. Nu is de reactie: kun je niet wat anders gaan doen, kun je niet gaan werken? Alsof ze wil zeggen: het spelen van je kindertijd is voorbij. Dan denk ik: nee, het is niet voorbij, het wordt zelfs steeds leuker.” Berustend: ,,Ach, mijn studie werktuigbouwkunde is nu mijn werk waar ik veel uren in steek.”

Studeren, gitaar en saxofoon spelen, poëzie schrijven, tuinen aanleggen, werken voor studentenvakbond Vssd % hij vindt het prettig om veel dingen tegelijk te doen. ,,Dan ben ik productiever. Maar ik moet langzamerhand wel iets selectiever worden.”

Theorie

Hij is dit jaar overgestapt naar werktuigbouwkunde. ,,Luchtvaart- en ruimtevaarttechniek kwam toch te veel neer op boeken, boeken, boeken.” Het TU-onderwijs legt te sterk de nadruk op theorie, vindt hij. ,,De praktijk, daar draait het om. Daar leer je snel betere oplossingen te vinden.”

,,Op papier kun je geen leuke dingen uitvinden. Dat moet je met je handen doen. Hoe breng je iets aan het bewegen? Het is puzzelen. Je ziet wat er misgaat en dat corrigeer je.”

Met praktisch inzicht kom je een heel eind, ontdekte Van der Wijk. Of het nu gaat om constructies maken, materialen als steen en materiaal combineren, of problemen met draaipunten en gewichtsverplaatsingen oplossen.” De eerste keer dat ik met de Zombie probeerde te lopen, ging ik op mijn bek. Zijn gewicht moet altijd ergens op leunen, en daarom moet het been dat wordt uitgestoken iets langer zijn dan het staande been. Ik probeerde het op te lossen met sleufgaten en verdomd, het werkte.”

Toch denkt Van der Wijk dat theorie hem wel degelijk kan helpen bij het maken van zijn objecten. ,,Als de systemen en mechanismen die je bouwt steeds complexer worden. Voor mij is techniek onmisbaar om kunst te maken. En het afval van de consumptiemaatschappij is mijn verf.”

Tot en met 16 november is in de Rotterdamse galerie De Oplichterij de expositie ‘Plonsmachines’ te zien. De expositie toont onder meer de Sisyphus-machines die Delftse studenten in opdracht van H.J.A. Hofland hebben gebouwd. Adres: Witte de Withstraat 48a.

Wel in Rotterdam geëxposeerd, maar niet te koop: de bewegende objecten van Volkert van de Wijk. Ze blijven bij hun eigenzinnige maker, tot de dag van de Grote Expositie.

K-woord . .

door: Joost Panhuysen . .

Gezocht: vier kunstgebitten, hoeven niet in perfecte staat te zijn. Beste kunstgebitten, werktuigbouwkundestudent Volkert van der Wijk wil jullie een nieuw leven schenken. Eindelijk bevrijd van de last van het banale kletsen en kauwen! Vier gebitten in de spotlights, losjes bewegend op mechanische ritmes. Het idee ontstond, vertelt Van der Wijk (20), toen hij op het station van Delft een groepje oudere dames druk zag overleggen welke trein ze moesten nemen.

Hij staat op om twee kleine motortjes te pakken en legt ze als kostbare schatten op tafel. ,,Door Hofland meegenomen uit New York. Het ene motortje zorgt voor een schokkerige beweging, het andere voor een vloeiende. Ze dienden oorspronkelijk als aandrijving voor de armen van etalagepoppen. Behoorlijk krachtige motortjes, maar nog net iets te zwak voor wat ik in gedachten heb.”

De zoektocht naar gebitten en motortjes gaat onverminderd door, want het idee bevalt hem. Net als de gedachte om met zes typemachines een systeem te bouwen waarmee je in één keer zes maal dezelfde brief kunt typen. ,,Ik maak graag ‘uitvindingen’ die misschien ooit nuttig zouden zijn geweest, maar nu niet meer.” Eén typemachine staat al klaar op de werktafel.

Van der Wijk is een oeuvrebouwer. Zo werkt hij al jaren aan een serie die hij ‘Fossielen van de toekomst’ gedoopt heeft. Zijn grote droom is om over enkele jaren al zijn bewegende objecten aan het publiek te presenteren in één grote expositie. ,,Stel je voor, een hal als die van de TU-aula, gevuld met verbazingwekkende mechanieken, sculpturen als één grote bewegende massa. Dat moet fantastisch zijn!”

Van der Wijk maakt al zijn hele leven bewegende objecten. Kunst? Het kwam niet in hem op, tot een leraar handvaardigheden iets in die richting suggereerde. Tijdens zijn laatste jaar op het vwo wees een docent hem op de bewegende objecten van Jean Tinguely. ,,Ik schreef er een scriptie over en ontdekte de overeenkomsten. Maar ik ben altijd huiverig om me al te veel in kunstgeschiedenis te verdiepen, bang om me te sterk te laten beïnvloeden.”

Zodra hij begreep dat gastschrijver H.J.A. Hofland een bewonderaar is van het werk van Tinguely besloot hij zich aan te melden voor diens colleges. ,,Ik wist dat ik moest meedoen. Anders was ik blijven hangen op een dood punt. Na die docent handvaardigheden was Hofland de nieuwe ‘keurmeester’. We kunnen goed met elkaar opschieten. Hij heeft natuurlijk veel meer levenservaring dan ik.”

Zombie

In de lente van 2002 volgde hij de gastcolleges, bouwde voor Hofland twee opvallend mooie ‘Sisyphus-machines’ en ging half nieuwsgierig, half beducht mee op excursie naar het Tinguely-museum in Bazel. ,,Ik wilde weten of ik precies hetzelfde maakte als Tinguely. Dat viel gelukkig mee.” Hij bladert door een dik boek over het werk van de kunstenaar. ,,We werken met dezelfde materialen, maar ik heb ontdekt dat Tinguely steeds dezelfde eenvoudige constructie van wiel en krukas gebruikt.”

Hofland noemde zijn werk prachtig, maar ”hij bedoelde daarmee: prachtig, ga zo door. Hofland zal nooit zeggen: prachtig, je bent er! Toch heeft het bij mij onzekerheid weggenomen. Zie je wel dat ik gelijk had. Dat gevoel had ik.”

In de zomermaanden bouwde Van der Wijk weer iets heel anders: de meterslange Zombie. De belichaming van het voorgekookte bestaan dat Hofland in zijn Vermeerlezing hekelde, zegt hij % maar je mag het ook gerust zien als gewoon een grappig, inventief gebouwd ding. ,,Ik wil niet alleen het publiek aanspreken dat mijn objecten uitgebreid gaat analyseren.”

Van der Wijk aarzelt of hij zichzelf kunstenaar wil noemen. Schrikt het k-woord niet het brede publiek af dat hij graag wil vermaken? Is het geen uitnodiging voor kunstcritici om zijn werk neer te sabelen? ,,Kunstenaar klinkt zoeerbiedwaardig. Laat de mensen maar bepalen of mijn werk kunst is. Bovendien: kunstenaar is een mooi vak, maar misschien verliest het zijn charme als je er veertig uur per week mee bezig bent.”

Slijptollen

Lopend tussen grote bergen schroot % hij heeft prima connecties met verschillende oudijzerhandelaren % is Van der Wijk in zijn element: half stadsarcheoloog, half ontdekkingsreiziger. ,,Je komt de merkwaardigste dingen tegen. Het zet je verbeelding in beweging. Afgedankte voorwerpen kunnen een nieuwe functie krijgen. Een afgedankte pan wordt een hoofd, wasmachinetrommels worden voeten.” Maar we moeten vooral niet denken dat hij aan recycling doet of milieubewuste kunst maakt. ,,Ik wil laten zien hoe mooi dingen zijn.”

Werken met slijptollen, boormachines en lasapparaten leerde hij op de werkplaats van een metaalbedrijfje en op het kleine veeteeltbedrijf van zijn ouders. ,,Mijn familie vindt de objecten leuk. Maar er is wel een verschil met vroeger. Vroeger dacht mijn moeder: wat grappig, hij is leuk aan het spelen en ik heb er geen last van. Nu is de reactie: kun je niet wat anders gaan doen, kun je niet gaan werken? Alsof ze wil zeggen: het spelen van je kindertijd is voorbij. Dan denk ik: nee, het is niet voorbij, het wordt zelfs steeds leuker.” Berustend: ,,Ach, mijn studie werktuigbouwkunde is nu mijn werk waar ik veel uren in steek.”

Studeren, gitaar en saxofoon spelen, poëzie schrijven, tuinen aanleggen, werken voor studentenvakbond Vssd % hij vindt het prettig om veel dingen tegelijk te doen. ,,Dan ben ik productiever. Maar ik moet langzamerhand wel iets selectiever worden.”

Theorie

Hij is dit jaar overgestapt naar werktuigbouwkunde. ,,Luchtvaart- en ruimtevaarttechniek kwam toch te veel neer op boeken, boeken, boeken.” Het TU-onderwijs legt te sterk de nadruk op theorie, vindt hij. ,,De praktijk, daar draait het om. Daar leer je snel betere oplossingen te vinden.”

,,Op papier kun je geen leuke dingen uitvinden. Dat moet je met je handen doen. Hoe breng je iets aan het bewegen? Het is puzzelen. Je ziet wat er misgaat en dat corrigeer je.”

Met praktisch inzicht kom je een heel eind, ontdekte Van der Wijk. Of het nu gaat om constructies maken, materialen als steen en materiaal combineren, of problemen met draaipunten en gewichtsverplaatsingen oplossen.” De eerste keer dat ik met de Zombie probeerde te lopen, ging ik op mijn bek. Zijn gewicht moet altijd ergens op leunen, en daarom moet het been dat wordt uitgestoken iets langer zijn dan het staande been. Ik probeerde het op te lossen met sleufgaten en verdomd, het werkte.”

Toch denkt Van der Wijk dat theorie hem wel degelijk kan helpen bij het maken van zijn objecten. ,,Als de systemen en mechanismen die je bouwt steeds complexer worden. Voor mij is techniek onmisbaar om kunst te maken. En het afval van de consumptiemaatschappij is mijn verf.”

Tot en met 16 november is in de Rotterdamse galerie De Oplichterij de expositie ‘Plonsmachines’ te zien. De expositie toont onder meer de Sisyphus-machines die Delftse studenten in opdracht van H.J.A. Hofland hebben gebouwd. Adres: Witte de Withstraat 48a.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.