Ook al zat hij in de jury die de lector van het jaar koos, Frits van Oostrom blijft vraagtekens zetten bij het lectoraat. “Kunnen lectoren doordringen tot het hart van het onderwijs?”
Nanokristallen die het licht in zonnecellen de juiste kant opsturen, magnetische pincetten om DNA mee te bestuderen en elektronenbundels waarmee atoom voor atoom patronen geschreven kunnen worden. De veni-subsidies gaan naar uiteenlopende onderzoeksprojecten verspreid over de hele TU. Voor het eerst heeft designfaculteit IO een subsidie gekregen. Technische Natuurwetenschappen scoort met zes subsidies het hoogst.
De veni-subsidies zijn geldbedragen van maximaal 250 duizend euro die NWO jaarlijks uitkeert aan veelbelovende jonge onderzoekers, zodat zij hun werk drie jaar voort kunnen zetten. Veni is een van de drie subsidievormen van de zogenaamde Vernieuwingsimpuls. De andere twee subsidies zijn de vidi-subsidie (voor ervaren postdocs) en de vici-subsidie (voor zeer ervaren onderzoekers).
Met zeventien subsidies doet de TU het vergeleken met de andere universiteiten behoorlijk goed. Alleen de Universiteit Utrecht en de Universiteit Leiden scoren hoger met respectievelijk 26 en 18 veni’s. Van de 26 Utrechtse veni’s gingen er tien naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Ook het Leids Universitair Medisch Centrum ontving een veni. De Universiteit Twente heeft vijf veni’s gekregen en de TU Eindhoven één. In totaal honoreerde NWO dit jaar 143 aanvragen (vorig jaar 116).
Het succes staat in schril contrast met de resultaten van vorig jaar. Toen kreeg de TU slechts vier van de felbegeerde subsidies. Volgens Anouschka Versleijen van het valorisation centre (de instelling aan de TU die helpt om kennis te gelde te maken) hebben alle faculteiten dit jaar hun onderzoekers gestimuleerd om aanvragen in te dienen. “Dit jaar was er veel meer begeleiding. Vorig jaar was de hulp op verschillende faculteiten nog ad hoc. Dat geldt overigens niet voor de vidi- en vicibeurzen; daar was al meer aandacht voor.”
Onderzoekers die door NWO uitgenodigd werden voor een gesprek, kwamen bovendien goed beslagen ten ijs. Enkele medewerkers van het valorisation centre en TBM bieden sinds dit jaar namelijk interviewtrainingen aan veni-kandidaten.
“We helpen ze niet aan een vlotte babbel van een tweedehands autoverkoper”, licht Versleijen toe. “Maar de onderzoekers moeten wel leren om helder te maken waarom zij hun vakgebied met hun onderzoek een stap vooruit helpen. Tijdens het gesprek hebben ze een breed georiënteerde onderzoekscommissie tegenover zich. Vaak hebben ze moeite om in te schatten hoeveel jargon ze kunnen gebruiken.”
Versleijen is dolgelukkig met het resultaat. Omgerekend naar het aantal onderzoekswerkplekken had de TU volgens haar 9,1 procent van de subsidies moeten ontvangen. “Onze fair share is 13 van 143 veni’s. Daar zitten we met 17 dus mooi boven.”
Bijna een jaar geleden jaagde Frits van Oostrom menig hbo-bestuurder op de kast met zijn opmerkingen over lectoren in het hbo. In het hol van de leeuw, op een congres van hogescholen, waarschuwde hij voor ‘toganijd’. Hogescholen moesten vooral geen ‘universiteitje spelen’.
Nobelprijs
Van Oostrom weet zijn woorden wel te kiezen. Niet voor niets won hij ooit de AKO Literatuurprijs voor een boek over Middelnederlandse literatuur. Verder kreeg hij voor zijn wetenschappelijke werk de Spinozapremie, die beschouwd wordt als de Nederlandse Nobelprijs. Ook was hij president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en werkte hij aan de canon van Nederland. Nu is hij universiteitshoogleraar in Utrecht.
Eenzame sterren
Bijna een jaar laten blijkt hij jurylid bij de verkiezing van de lector van het jaar. Maar zijn lidmaatschap van de jury heeft niets aan zijn zienswijze veranderd, zegt Van Oostrom. “Ik vroeg mij destijds af of zulke eenzame sterren als lectoren in zulke grote organisaties als hogescholen erin zouden slagen tot het hart van het onderwijs door te dringen”, licht hij toe. “En die vraagt blijft belangrijk. Misschien moeten bestuurders van hogescholen er nog aan wennen dat iemand zulke vragen stelt. Dat hoort nu eenmaal bij onderzoek.”
Gevaar
Lectoren zijn niet aan opleidingen verbonden, juist om ervoor te zorgen dat ze over de grenzen van vakgebieden heenkijken. Daarin schuilt het gevaar dat hun werk aan de opleidingen voorbij gaat. In die zin lijken ze op universiteitshoogleraren, aldus Van Oostrom. “Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is. Maar universiteitshoogleraren bevinden zich aan de rand van de universiteiten, terwijl hogescholen zich juist sterk op lectoren richten.”
‘Niet schools’
Lector ‘participatie & maatschappelijke ontwikkeling’ Stijn Verhagen van de Hogeschool Utrecht werd als eerste lector onderscheiden. Hij is een voorbeeld voor anderen, vindt de jury. Zijn werk is “niet schools” en heeft “geen neiging tot academic drift”. Bovendien laat hij honderden studenten van diverse opleidingen toegepast onderzoek verrichten.
Goed werk
De lector van het jaar doet goed werk, vindt Van Oostrom. Alleen zegt dat niets over lectoren in het algemeen. “Eén van de criteria voor de lector van het jaar was dat hij zichtbaar moest zijn in het onderwijs. Ik heb alleen de vijf genomineerden bekeken. Die inzendingen vond ik uitstekend. Daar neem ik mijn petje – of liever gezegd mijn baret – voor af.”
In de jury zaten verder voorzitter Guy Hendricks van studentenbond ISO, hoofdredacteur Pieter Gerrit Kroeger van de website Scienceguide.nl en Marjolijn Vermeulen van Platform Bèta Techniek.
Comments are closed.