Campus

‘Je krijgt zo snel een bordje omgehangen’

Precies op zijn 65ste verjaardag spreekt prof. Joop van Stigt morgen zijn afscheidsrede uit. Van Stigt zette bij Bouwkunde het onderwijs in renovatie- en onderhoudstechnieken op. In twaalf jaar groeide de leerstoel uit tot een kleine, maar populaire afdeling van bouwtechnologie.

,,Tja, ik nam de functie oorspronkelijk aan voor maar drie, vier, hooguit zes jaar. Uiteindelijk ben ik toch tot het eind toe gebleven”, blikt Van Stigt terug. Onder de titel ‘Cultuur en techniek zijn bepalend voor de architectuur’ houdt hij nog eenmaal een pleidooi voor een verantwoorde omgang met bestaande architectuur en technische middelen. Veelzeggend is het door hem gekozen citaat, van Arthur Lehning, als subtitel: ‘Een land, een volk dat zijn cultuurbezit afbreekt (of niet beheert) heeft geen toekomst’.

Van Stigt: ,,Als je bedenkt dat van onze huidige gebouwenvoorraad zeventig procent van na de oorlog stamt, en alleen de rest uit de eeuwen daarvoor, dan hebben we alle reden om daar zuinig op te zijn. Alleen door toepassing van de huidige, nieuwe technologie kunnen we de monumenten uit het verleden, met hun grote cultuurhistorische waarde, een nieuwe toekomst geven.”

Paradoxaal genoeg begon Van Stigt zijn carrière in de traditie van het Nieuwe Bouwen. De keuze voor architectuur kwam voort uit zijn wens om te reizen en andere culturen te leren kennen. Omdat de hts vol zat, volgde hij een avondopleiding en werkte overdag afwisselend in een timmerfabriek, op de bouwplaats en als technisch tekenaar voor verschillende projecten in nieuwbouw en renovatie.

,,Amsterdam-Zuid was een inspirerende omgeving in volle opbouw. Ik groeide op in het uitbreidingsplan van Berlage, de openluchtschool van Duiker was vlakbij, aan het eind van de straat was het RAI-gebouw en de andere kant op keek je zo de open vlakte in richting Amstelveen.”

Hij trad in dienst bij Bodon, een architect van ‘De 8 en opbouw’ en de ‘Congrès Internationaux d’Architecture Moderne’ waaraan onder andere Le Corbusier, Gropius, Aalto en Van der Rohe verbonden waren. Hier tekende hij mee aan vitrines van Boymans van Beuningen, woningbouw Slotermeer en het Lumière-theater Amsterdam. ,,De wereld van ‘De 8 en opbouw’ was niet met oude stoffige troep bezig, maar met nieuwe, verfrissende ideeën. En overal om je heen kon je daar de resultaten van zien.”
Antropologie

Op het bureau van Bodon kwam Van Stigt voor het eerst in contact met Aldo van Eyck. Deze architect beïnvloedde de rest van zijn leven, vertelt van Stigt. Hij kreeg een jaar les van hem, ging voor hem werken, en raakte geïnspireerd door Van Eycks liefde voor kunst, cultuurgeschiedenis en antropologie.

De reisverhalen van Van Eyck over de bouw- en leefwijzen van het Dogonvolk in Afrika, gekoppeld aan zijn eigen interesse inde Egyptische bouwkunst, waren voor Van Stigt aanleiding om zich naar deze streek te begeven. Tegelijk met het uitspreken van zijn rede geeft hij morgen het boek ‘Dogon Art Antropologie Architectuur‘ uit, een fotografisch verslag van dertig jaar verdieping in de Dogoncultuur en -bouwtraditie.

Van Stigt heeft er ook zelf aan meegewerkt: ,,Ze wilden een school opzetten en vroegen aan me: u bent toch schoolmeester, kunt u ons niet helpen? Toen mijn vrouw en ik zestig werden hebben we, in plaats van een feest te geven, het geld gebruikt om een school voor ze te bouwen.”
Bordje

Renovatie en onderhoud is niet het enige terrein waarop Van Stigt actief is. Naast zijn aanstelling aan de TU heeft hij zijn eigen architectenbureau in Amsterdam, waar hij nog wel blijft werken. Op dit moment bouwt zijn bureau aan een nieuw wielerstadion in Sloten, verbouwt het graansilo’s in het Amsterdams westerdok tot ateliers, en renoveert het woningen, restaurants en het Amsterdams olympisch stadion. Het stadion wordt niet alleen in oude glorie hersteld; er komen ook 850 ondergrondse parkeerplaatsen, nieuwe kantoren en sportvoorzieningen.

,,Ach, je krijgt zo snel een bordje omgehangen: Van Stigt? Oh, dat is die van renovatie. Terwijl ik me daarin slechts ben gaan verdiepen, omdat men in die tijd riep dat het niet haalbaar was om oude, waardevolle gebouwen te renoveren. Nieuwbouw was in, en slopen de meest gangbare oplossing. Ik verzette me daartegen en ben eens wat gaan rekenen. Zo kon ik aantonen dat het ook financieel aantrekkelijker was om oude panden opnieuw in gebruik te nemen, met de nodige technische verbeteringen. Kennis bleek macht.”

Met plezier en voldoening kijkt Van Stigt terug op de twaalf jaar bij Bouwkunde: de excursies, de ontwerpopgaven in binnen- en buitenland, en vooral de restauratie van sanatorium Zonnestraal (van Duiker), dat hij met enthousiaste studenten in vier maanden tijd van de ondergang redde.

Het niveau van de opleiding bouwkunde is uitzonderlijk hoog, wil Van Stigt kwijt. Maar hij betreurt het dat zo weinig studenten alle mogelijkheden benutten, en dus dat niveau nooit halen. De grote nadruk op het ontwerpen zonder kennis van techniek leidt volgens hem tot rare fratsen, oppervlakkige originaliteit en flauwekul.

Van Stigt: ,,Technische mogelijkheden zijn altijd het beeldende, karakteristieke en tijdseigen element geweest van de architectuur. Nieuwe technische ontwikkelingen zullen ook weer de basis zijn voor nieuwe architectuur. Daarom is ontwikkeling van technisch vernuft in de opleiding een vereiste, als uitrusting om in het vak te kunnen werken. Je moet immers eerst leren lopen, voor je kunt voetballen.”

,,Tja, ik nam de functie oorspronkelijk aan voor maar drie, vier, hooguit zes jaar. Uiteindelijk ben ik toch tot het eind toe gebleven”, blikt Van Stigt terug. Onder de titel ‘Cultuur en techniek zijn bepalend voor de architectuur’ houdt hij nog eenmaal een pleidooi voor een verantwoorde omgang met bestaande architectuur en technische middelen. Veelzeggend is het door hem gekozen citaat, van Arthur Lehning, als subtitel: ‘Een land, een volk dat zijn cultuurbezit afbreekt (of niet beheert) heeft geen toekomst’.

Van Stigt: ,,Als je bedenkt dat van onze huidige gebouwenvoorraad zeventig procent van na de oorlog stamt, en alleen de rest uit de eeuwen daarvoor, dan hebben we alle reden om daar zuinig op te zijn. Alleen door toepassing van de huidige, nieuwe technologie kunnen we de monumenten uit het verleden, met hun grote cultuurhistorische waarde, een nieuwe toekomst geven.”

Paradoxaal genoeg begon Van Stigt zijn carrière in de traditie van het Nieuwe Bouwen. De keuze voor architectuur kwam voort uit zijn wens om te reizen en andere culturen te leren kennen. Omdat de hts vol zat, volgde hij een avondopleiding en werkte overdag afwisselend in een timmerfabriek, op de bouwplaats en als technisch tekenaar voor verschillende projecten in nieuwbouw en renovatie.

,,Amsterdam-Zuid was een inspirerende omgeving in volle opbouw. Ik groeide op in het uitbreidingsplan van Berlage, de openluchtschool van Duiker was vlakbij, aan het eind van de straat was het RAI-gebouw en de andere kant op keek je zo de open vlakte in richting Amstelveen.”

Hij trad in dienst bij Bodon, een architect van ‘De 8 en opbouw’ en de ‘Congrès Internationaux d’Architecture Moderne’ waaraan onder andere Le Corbusier, Gropius, Aalto en Van der Rohe verbonden waren. Hier tekende hij mee aan vitrines van Boymans van Beuningen, woningbouw Slotermeer en het Lumière-theater Amsterdam. ,,De wereld van ‘De 8 en opbouw’ was niet met oude stoffige troep bezig, maar met nieuwe, verfrissende ideeën. En overal om je heen kon je daar de resultaten van zien.”
Antropologie

Op het bureau van Bodon kwam Van Stigt voor het eerst in contact met Aldo van Eyck. Deze architect beïnvloedde de rest van zijn leven, vertelt van Stigt. Hij kreeg een jaar les van hem, ging voor hem werken, en raakte geïnspireerd door Van Eycks liefde voor kunst, cultuurgeschiedenis en antropologie.

De reisverhalen van Van Eyck over de bouw- en leefwijzen van het Dogonvolk in Afrika, gekoppeld aan zijn eigen interesse inde Egyptische bouwkunst, waren voor Van Stigt aanleiding om zich naar deze streek te begeven. Tegelijk met het uitspreken van zijn rede geeft hij morgen het boek ‘Dogon Art Antropologie Architectuur‘ uit, een fotografisch verslag van dertig jaar verdieping in de Dogoncultuur en -bouwtraditie.

Van Stigt heeft er ook zelf aan meegewerkt: ,,Ze wilden een school opzetten en vroegen aan me: u bent toch schoolmeester, kunt u ons niet helpen? Toen mijn vrouw en ik zestig werden hebben we, in plaats van een feest te geven, het geld gebruikt om een school voor ze te bouwen.”
Bordje

Renovatie en onderhoud is niet het enige terrein waarop Van Stigt actief is. Naast zijn aanstelling aan de TU heeft hij zijn eigen architectenbureau in Amsterdam, waar hij nog wel blijft werken. Op dit moment bouwt zijn bureau aan een nieuw wielerstadion in Sloten, verbouwt het graansilo’s in het Amsterdams westerdok tot ateliers, en renoveert het woningen, restaurants en het Amsterdams olympisch stadion. Het stadion wordt niet alleen in oude glorie hersteld; er komen ook 850 ondergrondse parkeerplaatsen, nieuwe kantoren en sportvoorzieningen.

,,Ach, je krijgt zo snel een bordje omgehangen: Van Stigt? Oh, dat is die van renovatie. Terwijl ik me daarin slechts ben gaan verdiepen, omdat men in die tijd riep dat het niet haalbaar was om oude, waardevolle gebouwen te renoveren. Nieuwbouw was in, en slopen de meest gangbare oplossing. Ik verzette me daartegen en ben eens wat gaan rekenen. Zo kon ik aantonen dat het ook financieel aantrekkelijker was om oude panden opnieuw in gebruik te nemen, met de nodige technische verbeteringen. Kennis bleek macht.”

Met plezier en voldoening kijkt Van Stigt terug op de twaalf jaar bij Bouwkunde: de excursies, de ontwerpopgaven in binnen- en buitenland, en vooral de restauratie van sanatorium Zonnestraal (van Duiker), dat hij met enthousiaste studenten in vier maanden tijd van de ondergang redde.

Het niveau van de opleiding bouwkunde is uitzonderlijk hoog, wil Van Stigt kwijt. Maar hij betreurt het dat zo weinig studenten alle mogelijkheden benutten, en dus dat niveau nooit halen. De grote nadruk op het ontwerpen zonder kennis van techniek leidt volgens hem tot rare fratsen, oppervlakkige originaliteit en flauwekul.

Van Stigt: ,,Technische mogelijkheden zijn altijd het beeldende, karakteristieke en tijdseigen element geweest van de architectuur. Nieuwe technische ontwikkelingen zullen ook weer de basis zijn voor nieuwe architectuur. Daarom is ontwikkeling van technisch vernuft in de opleiding een vereiste, als uitrusting om in het vak te kunnen werken. Je moet immers eerst leren lopen, voor je kunt voetballen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.