Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar Majid Hassanizadeh verruilde met zijn hele onderzoeksgroep Delft voor Utrecht. Bij Aardwetenschappen in de Domstad kon dit wereldwijd bekende onderzoekskanon zijn ambities wel uitleven.
/strong>
Wat maakt Utrecht voor u beter dan Delft?
“Ik kan in Utrecht meteen al mijn plannen uitvoeren. Ik wilde in Delft al twee jaar een nieuwe master opzetten, environmental geohydrology, samen met mijn collega en Delfts universitair hoofddocent Ruud Schotting. Bij Civiele Techniek werden we daarin steeds tegengewerkt en moesten we samen knokken tegen een verkeerde mentaliteit. Utrecht was meteen enthousiast. Ik ben in januari begonnen en de folder voor de nieuwe master, die hier in september begint, ligt nu al op mijn bureau. We hebben meteen een heel traject kunnen opzetten, samen met de universiteit van Stuttgart. In Delft werd al moeilijk gedaan over het opzetten van één vak.”
Heeft Utrecht u van Delft afgepikt omdat u een goede naam heeft?
“Nee, ik heb zelf gesolliciteerd in Utrecht toen ik hoorde dat er een leerstoel geohydrologie vrijkwam bij Aardwetenschappen. Dat was in april. Eigenlijk wilde ik helemaal niet weg uit Delft. Ik wilde mijn sollicitatie gebruiken als pressiemiddel om mijn plannen in Delft toch waar te kunnen maken. Want ik heb er altijd veel goed onderzoek kunnen doen en internationale workshops kunnen organiseren. Ook heb ik in mijn acht jaar Delft fondsen gekregen om vier buitenlandse gasthoogleraren en zes visiting fellows’ aan te trekken.”
Hebt u nu spijt van uw vertrek?
“Ik ben met gemengde gevoelens weggegaan uit Delft. Ik vind de TU een prachtig instituut, en veel groepen hebben internationaal een goede reputatie. Maar ik kan in Utrecht mijn ambities op gebied van onderwijs en onderzoek beter waarmaken.”
Wat heeft de TU gedaan om u te houden?
“Ik heb nog een tegenbod van de TU gekregen, maar toen was het al te laat om de hele procedure nog terug te draaien. Bovendien zou in het nieuwe bod het opzetten van de master in Delft nog zeker twee jaar geduurd hebben. Terwijl Ruud en ik de eersten in Europa wilden zijn met een internationale opleiding environmental geohydrology, en dus meteen wilden beginnen. Voor ons was de invoering van die master een halszaak.”
Betekent dit ook een definitief afscheid van Delft?
“We willen wel vrienden blijven met de TU en hebben daarom een aantal afspraken gemaakt. Met ingang van deze maand komen Ruud en ik nog wekelijks gastcolleges geven. We hebben beiden nog een nulaanstelling bij de TU. Bovendien hebben we het zo afgesproken dat de promovendi en postdocs uit NWO-projecten die ik heb binnengehaald evenredig worden verdeeld over Delft en Utrecht. Een aantal meeverhuisde promovendi zal dus gewoon aan Delft promoveren.
Daarnaast wil ik bij het Delftse aardwetenschappen volgend jaar nog een grote internationale workshop met vooraanstaande wetenschappers organiseren. Dat gaat nog steeds door. In de toekomst moet Delft meer met Utrecht samenwerken op het gebied van de geohydrologie. Ik wil graag een brug tussen beide leggen, want Nederland is te klein om niet samen te werken.”
Wat ging er nu precies mis in Delft?
“Het lag vooral aan watermanagement, waar ik met mijn groep ingedeeld zat. Dat vond dat de opleiding die ik wilde opzetten niet civieltechnisch genoeg was. Hij zou teveel gericht zijn op fundamenteel onderzoek en niet toegepast genoeg zijn. Ook klaagde watermanagement over mijn onderzoek. Ik heb een aantal NWO-projecten binnengesleept, waarbij het NWO geen begeleidingskosten betaalt en de universiteit de rest moet aanvullen. Watermanagement vond dat de vakgroep teveel moest bijbetalen.”
Is dat niet terecht?
“We deden wel veel fundamenteel onderzoek, maar dat heb je in elk vakgebied nodig om het toegepaste onderzoek aan te vullen. Zoals je ook niet alleen fundamenteel onderzoek doet. In de nieuwe master die we in Utrecht opzetten zit ook een deel toegepast onderzoek.
Ik vind het een onzindiscussie als er op de universiteit in Delft de vraag wordt gesteld: ‘zijn we nu een universiteit voor toegepast onderzoek of juist voor fundamenteel?’ Je hebt beide nodig om een goede universiteit te zijn. Hetzelfde geldt bij de keuze tussen onderwijs en onderzoek. Op een goede universiteit zijn allebei even belangrijk.”
Hebt u ooit uw problemen voorgelegd aan rector magnificus Jacob Fokkema, en zo ja, hoe reageerde hij?
“Ik heb voor mijn vertrek nog een gesprek met hem gehad. Hij zei dat hij dit nooit had laten gebeuren als hij eerder op de hoogte was geweest. Achteraf had ik misschien eerder een gesprek met hem moeten hebben. Maar er circuleerden al zoveel complottheorieën over Ruud Schotting en mij. Als ik dan meteen de hoogste leiding erbij zou halen, zou dat alleen maar meer kwaad bloed zetten.
Wat maakt dit vakgebied voor u zo belangrijk om zo snel een master te beginnen?
“Een aparte opleiding in bodemtransport bestond in heel Europa nog niet, je kon alleen wat losse vakken volgen. Met de opleiding die we nu in Utrecht beginnen, willen we in dit vakgebied een leidende rol gaan spelen in Europa, waarmee we veel buitenlandse studenten aantrekken.
Het modelleren van het transport van stoffen in de bodem is belangrijk om te kunnen voorspellen hoe bodemvervuiling, zoals olie en landbouwpesticiden, zich verspreidt. Het is erg moeilijk om een goed rekenmodel van de ondergrond te maken en daarom is dat er nog niet. Mijn droom is om daar over tien jaar een doorbraak in te hebben.”
Maar zit men internationaal ook op een nieuwe opleiding te wachten?
“Ik heb een paar jaar aan een voorstel voor environmental geohydrology geschreven. Tien kantjes, die ik stuurde aan goed aangeschreven ingenieursbureaus en instituten op het gebied van bodemonderzoek. Die waren allemaal honderd procent positief, en ze steunden mijn voorstel.
En tik de termen environmental en geohydrology maar eens in op Google en je krijgt honderden hits, van mensen die met projecten bezig zijn waarover ik het heb. We zijn als mens altijd in de ondergrond bezig, gaan zelfs ondergronds bouwen, hebben het over de ondergrondse opslag van radioactief afval en CO2 en het gebruikmaken van aardwarmte. Daarvoor is een goed model van het transport van stoffen in de bodem erg belangrijk.”
U bent oorspronkelijk Iranees wetenschapper. Hoeveel banden onderhoudt u nog met het land?
“Ik kom nog geregeld in Iran. In mei ga ik weer naar de Universiteit van Shiraz, waar ik ooit ben afgestudeerd. Daar praat ik met de leiding over een promovendus die bij me in Utrecht wil werken. Ik maak de reis op eigen kosten, om iets voor wetenschappers daar te betekenen. Een hoogleraar daar verdient vaak niet meer dan driehonderd euro, zodat hij zelfs een bijbaan moet nemen. De Iraanse regering geeft helemaal geen geld voor bodemonderzoek. Een goed grondmodel zal ze daar een zorg zijn, ze zijn veel te veel met politiek bezig.”
Houdt u zich veel bezig met politiek in Iran?
“Ik wil me niet meer dagelijks met politiek bezighouden. Daar wordt ik depressief van, omdat ik er geen invloed op kan uitoefenen. Ik ben een perfectionist, als wetenschapper ben ik dat ook in mijn onderzoek, en ik kan het niet uitstaan dat de politiek niet gaat zoals het hoort. De verkiezingen waarbij politieke tegenstanders van de ayatollahs onverkiesbaar werden gemaakt, bijvoorbeeld. Dat is toch erg?
Ik ben wel dagelijks politiek actief geweest toen ik in de jaren zeventig in Amerika promoveerde aan Princeton University. Toen demonstreerde ik nog tegen de sjah, die door Amerika gesteund werd. Ongeveer 95 procent van de Iranese bevolking wilde toen van de sjah af en zag in ayathollah Khomeini de oplossing. Inmiddels ziet 95 procent de ayatollah’s liever gaan dan komen. Ze zijn precies dezelfde machthebbers geworden als de sjah destijds.”
Hoe lang denkt u dat de ayatollahs blijven? Er is toch steeds meer protest?
“Hoe lang is Saddam in het zadel gebleven? Bijna dertig jaar. En mensen als Pinochet of Franco? Je kunt er weinig van zeggen, vaak blijven dictators lang aan de macht. En het maakt niks uit wat voor ideologie ze daarvoor gebruiken, of het nu het communisme is, of religie, of het kapitaal zoals in Amerika. Het wordt allemaal gebruikt als middel met als enig doel de macht te houden. En dat houden ze vaak lang vol.”
WIE IS SEYET MAJID HASSANIZADEH?
Seyet Majid Hassanizadeh (51), onder collega’s beter bekend als Majid, was sinds 1995 aan de TU verbonden. Aanvankelijk als universitair hoofddocent, maar vanaf juli 2001 mocht hij zich Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar noemen vanwege zijn verdiensten voor de TU in het bodemonderzoek.
Van 1975 tot 1979 was Majid promovendus aan Princeton University in New Jersey, waarna hij korte tijd in Iran werkte als ingenieur. Majid en zijn gezin verruilden Iran voor Nederland in 1984, om zich meer met fundamenteel onderzoek te kunnen bezighouden. Hij kreeg een visum om bij het IHE in Delft, het internationale milieu-instituut, vakken te volgen.
Voor zijn aanstelling aan de TU werkte Majid tien jaar voor het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (Rivm). Hier kwam hijaanvankelijk op vrijwillige basis binnen.
Het is niet de eerste keer dat Majid in dienst treedt bij Aardwetenschappen in Utrecht. Van 1990 tot 1993 was hij er al gastdocent. Naast zijn nieuwe functie als hoogleraar environmental geohydrology in Utrecht werkt Majid ook voor het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen (Nitg-TNO). Majid wordt internationaal gezien als autoriteit in hydrologie en ontving in 2002 een fellowship van de American Geophysical Union.
Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar Majid Hassanizadeh verruilde met zijn hele onderzoeksgroep Delft voor Utrecht. Bij Aardwetenschappen in de Domstad kon dit wereldwijd bekende onderzoekskanon zijn ambities wel uitleven.
Wat maakt Utrecht voor u beter dan Delft?
“Ik kan in Utrecht meteen al mijn plannen uitvoeren. Ik wilde in Delft al twee jaar een nieuwe master opzetten, environmental geohydrology, samen met mijn collega en Delfts universitair hoofddocent Ruud Schotting. Bij Civiele Techniek werden we daarin steeds tegengewerkt en moesten we samen knokken tegen een verkeerde mentaliteit. Utrecht was meteen enthousiast. Ik ben in januari begonnen en de folder voor de nieuwe master, die hier in september begint, ligt nu al op mijn bureau. We hebben meteen een heel traject kunnen opzetten, samen met de universiteit van Stuttgart. In Delft werd al moeilijk gedaan over het opzetten van één vak.”
Heeft Utrecht u van Delft afgepikt omdat u een goede naam heeft?
“Nee, ik heb zelf gesolliciteerd in Utrecht toen ik hoorde dat er een leerstoel geohydrologie vrijkwam bij Aardwetenschappen. Dat was in april. Eigenlijk wilde ik helemaal niet weg uit Delft. Ik wilde mijn sollicitatie gebruiken als pressiemiddel om mijn plannen in Delft toch waar te kunnen maken. Want ik heb er altijd veel goed onderzoek kunnen doen en internationale workshops kunnen organiseren. Ook heb ik in mijn acht jaar Delft fondsen gekregen om vier buitenlandse gasthoogleraren en zes visiting fellows’ aan te trekken.”
Hebt u nu spijt van uw vertrek?
“Ik ben met gemengde gevoelens weggegaan uit Delft. Ik vind de TU een prachtig instituut, en veel groepen hebben internationaal een goede reputatie. Maar ik kan in Utrecht mijn ambities op gebied van onderwijs en onderzoek beter waarmaken.”
Wat heeft de TU gedaan om u te houden?
“Ik heb nog een tegenbod van de TU gekregen, maar toen was het al te laat om de hele procedure nog terug te draaien. Bovendien zou in het nieuwe bod het opzetten van de master in Delft nog zeker twee jaar geduurd hebben. Terwijl Ruud en ik de eersten in Europa wilden zijn met een internationale opleiding environmental geohydrology, en dus meteen wilden beginnen. Voor ons was de invoering van die master een halszaak.”
Betekent dit ook een definitief afscheid van Delft?
“We willen wel vrienden blijven met de TU en hebben daarom een aantal afspraken gemaakt. Met ingang van deze maand komen Ruud en ik nog wekelijks gastcolleges geven. We hebben beiden nog een nulaanstelling bij de TU. Bovendien hebben we het zo afgesproken dat de promovendi en postdocs uit NWO-projecten die ik heb binnengehaald evenredig worden verdeeld over Delft en Utrecht. Een aantal meeverhuisde promovendi zal dus gewoon aan Delft promoveren.
Daarnaast wil ik bij het Delftse aardwetenschappen volgend jaar nog een grote internationale workshop met vooraanstaande wetenschappers organiseren. Dat gaat nog steeds door. In de toekomst moet Delft meer met Utrecht samenwerken op het gebied van de geohydrologie. Ik wil graag een brug tussen beide leggen, want Nederland is te klein om niet samen te werken.”
Wat ging er nu precies mis in Delft?
“Het lag vooral aan watermanagement, waar ik met mijn groep ingedeeld zat. Dat vond dat de opleiding die ik wilde opzetten niet civieltechnisch genoeg was. Hij zou teveel gericht zijn op fundamenteel onderzoek en niet toegepast genoeg zijn. Ook klaagde watermanagement over mijn onderzoek. Ik heb een aantal NWO-projecten binnengesleept, waarbij het NWO geen begeleidingskosten betaalt en de universiteit de rest moet aanvullen. Watermanagement vond dat de vakgroep teveel moest bijbetalen.”
Is dat niet terecht?
“We deden wel veel fundamenteel onderzoek, maar dat heb je in elk vakgebied nodig om het toegepaste onderzoek aan te vullen. Zoals je ook niet alleen fundamenteel onderzoek doet. In de nieuwe master die we in Utrecht opzetten zit ook een deel toegepast onderzoek.
Ik vind het een onzindiscussie als er op de universiteit in Delft de vraag wordt gesteld: ‘zijn we nu een universiteit voor toegepast onderzoek of juist voor fundamenteel?’ Je hebt beide nodig om een goede universiteit te zijn. Hetzelfde geldt bij de keuze tussen onderwijs en onderzoek. Op een goede universiteit zijn allebei even belangrijk.”
Hebt u ooit uw problemen voorgelegd aan rector magnificus Jacob Fokkema, en zo ja, hoe reageerde hij?
“Ik heb voor mijn vertrek nog een gesprek met hem gehad. Hij zei dat hij dit nooit had laten gebeuren als hij eerder op de hoogte was geweest. Achteraf had ik misschien eerder een gesprek met hem moeten hebben. Maar er circuleerden al zoveel complottheorieën over Ruud Schotting en mij. Als ik dan meteen de hoogste leiding erbij zou halen, zou dat alleen maar meer kwaad bloed zetten.
Wat maakt dit vakgebied voor u zo belangrijk om zo snel een master te beginnen?
“Een aparte opleiding in bodemtransport bestond in heel Europa nog niet, je kon alleen wat losse vakken volgen. Met de opleiding die we nu in Utrecht beginnen, willen we in dit vakgebied een leidende rol gaan spelen in Europa, waarmee we veel buitenlandse studenten aantrekken.
Het modelleren van het transport van stoffen in de bodem is belangrijk om te kunnen voorspellen hoe bodemvervuiling, zoals olie en landbouwpesticiden, zich verspreidt. Het is erg moeilijk om een goed rekenmodel van de ondergrond te maken en daarom is dat er nog niet. Mijn droom is om daar over tien jaar een doorbraak in te hebben.”
Maar zit men internationaal ook op een nieuwe opleiding te wachten?
“Ik heb een paar jaar aan een voorstel voor environmental geohydrology geschreven. Tien kantjes, die ik stuurde aan goed aangeschreven ingenieursbureaus en instituten op het gebied van bodemonderzoek. Die waren allemaal honderd procent positief, en ze steunden mijn voorstel.
En tik de termen environmental en geohydrology maar eens in op Google en je krijgt honderden hits, van mensen die met projecten bezig zijn waarover ik het heb. We zijn als mens altijd in de ondergrond bezig, gaan zelfs ondergronds bouwen, hebben het over de ondergrondse opslag van radioactief afval en CO2 en het gebruikmaken van aardwarmte. Daarvoor is een goed model van het transport van stoffen in de bodem erg belangrijk.”
U bent oorspronkelijk Iranees wetenschapper. Hoeveel banden onderhoudt u nog met het land?
“Ik kom nog geregeld in Iran. In mei ga ik weer naar de Universiteit van Shiraz, waar ik ooit ben afgestudeerd. Daar praat ik met de leiding over een promovendus die bij me in Utrecht wil werken. Ik maak de reis op eigen kosten, om iets voor wetenschappers daar te betekenen. Een hoogleraar daar verdient vaak niet meer dan driehonderd euro, zodat hij zelfs een bijbaan moet nemen. De Iraanse regering geeft helemaal geen geld voor bodemonderzoek. Een goed grondmodel zal ze daar een zorg zijn, ze zijn veel te veel met politiek bezig.”
Houdt u zich veel bezig met politiek in Iran?
“Ik wil me niet meer dagelijks met politiek bezighouden. Daar wordt ik depressief van, omdat ik er geen invloed op kan uitoefenen. Ik ben een perfectionist, als wetenschapper ben ik dat ook in mijn onderzoek, en ik kan het niet uitstaan dat de politiek niet gaat zoals het hoort. De verkiezingen waarbij politieke tegenstanders van de ayatollahs onverkiesbaar werden gemaakt, bijvoorbeeld. Dat is toch erg?
Ik ben wel dagelijks politiek actief geweest toen ik in de jaren zeventig in Amerika promoveerde aan Princeton University. Toen demonstreerde ik nog tegen de sjah, die door Amerika gesteund werd. Ongeveer 95 procent van de Iranese bevolking wilde toen van de sjah af en zag in ayathollah Khomeini de oplossing. Inmiddels ziet 95 procent de ayatollah’s liever gaan dan komen. Ze zijn precies dezelfde machthebbers geworden als de sjah destijds.”
Hoe lang denkt u dat de ayatollahs blijven? Er is toch steeds meer protest?
“Hoe lang is Saddam in het zadel gebleven? Bijna dertig jaar. En mensen als Pinochet of Franco? Je kunt er weinig van zeggen, vaak blijven dictators lang aan de macht. En het maakt niks uit wat voor ideologie ze daarvoor gebruiken, of het nu het communisme is, of religie, of het kapitaal zoals in Amerika. Het wordt allemaal gebruikt als middel met als enig doel de macht te houden. En dat houden ze vaak lang vol.”
WIE IS SEYET MAJID HASSANIZADEH?
Seyet Majid Hassanizadeh (51), onder collega’s beter bekend als Majid, was sinds 1995 aan de TU verbonden. Aanvankelijk als universitair hoofddocent, maar vanaf juli 2001 mocht hij zich Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar noemen vanwege zijn verdiensten voor de TU in het bodemonderzoek.
Van 1975 tot 1979 was Majid promovendus aan Princeton University in New Jersey, waarna hij korte tijd in Iran werkte als ingenieur. Majid en zijn gezin verruilden Iran voor Nederland in 1984, om zich meer met fundamenteel onderzoek te kunnen bezighouden. Hij kreeg een visum om bij het IHE in Delft, het internationale milieu-instituut, vakken te volgen.
Voor zijn aanstelling aan de TU werkte Majid tien jaar voor het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (Rivm). Hier kwam hijaanvankelijk op vrijwillige basis binnen.
Het is niet de eerste keer dat Majid in dienst treedt bij Aardwetenschappen in Utrecht. Van 1990 tot 1993 was hij er al gastdocent. Naast zijn nieuwe functie als hoogleraar environmental geohydrology in Utrecht werkt Majid ook voor het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen (Nitg-TNO). Majid wordt internationaal gezien als autoriteit in hydrologie en ontving in 2002 een fellowship van de American Geophysical Union.

Comments are closed.