Als beloning voor zijn trouwe toewijding aan de Optica werd Braat voorgedragen als lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Trots en nieuwsgierigheid naar de hem nog onbekende Akademie streden om voorrang.
,,Ja, ik ben wat vakgebied betreft vrij monomaan.” Prof. dr. Joseph Braat reageert bijna verontschuldigend op de vraag in welke richting hij eenendertig jaar geleden aan de TU afstudeerde. Braat is hoogleraar Optica. Inderdaad bij dezelfde sectie waar hij ooit zijn ingenieurstitel behaalde, en in hetzelfde vakgebied waar hij in de tussenliggende jaren werkzaam was. Maar daar houdt de monomanie wel op. De rijzige vijftiger werkte zowel in de academia als in de industrie, en niet alleen in Nederland, maar ook in Frankrijk.
Als student besteedde Braat zijn tijd voornamelijk aan studeren, het sociale leven en piano spelen. ,,Ik woonde op de Krakeelhof, die toen net bestond. De tolerantie voor mijn pianospel was er gelukkig hoog.” Toen Braat na zijn afstuderen in 1970 in de optica verder wilde werken, was er bij de Delftse sectie net een machtsvacuüm ontstaan. Professor Van Heel was tijdens Braats studie overleden en diens opvolger, prof. De Lang, was na een kort hoogleraarschap naar Philips Research teruggekeerd. ,,De Lang waardeerde de onrust die eind jaren zestig onder de studenten leefde niet erg”, vermoedt Braat. Braat kreeg een beurs aangeboden door het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken en kon daarmee in Orsay aan het Institut d’Optique een promotieonderzoek doen.
Zo belandde Braat, zelf geen linkse activist, van de Delftse onrust in het Parijse oproer. ,,De politieke scheiding tussen links en rechts was daar veel dieper dan in Nederland”, herinnert hij zich. ,,Maar op een gegeven moment werd het protesteren een spel. Er zat weinig ideologie meer bij. Elke zaterdag vertrokken ‘protestanten’ met helmen en stokken naar de Porte de Versailles om te vechten. De mobiele eenheid wachtte ze daar al op.”
In tegenstelling tot studenten van andere Nederlandse hogescholen hoefde Braat in Orsay geen aanvullende vakken te volgen om te mogen promoveren. Dat dankte hij aan professor Van Heel, die zich altijd had beijverd voor internationale erkenning van het Delftse diploma. Braat grijpt het verhaal aan om te waarschuwen tegen slordig omgaan met de gelijkwaardigheid van het Nederlandse universitaire onderwijs. ,,Hoewel de studieduur in Nederland alweer naar vijf jaar is veranderd, denken Fransen nog dat studies hier maar vier jaar duren. Het effect van een verschuiving kan wel tien jaar naijlen.”
Tucht
Na zijn promotie op het gebied van de holografie, keerde Braat in 1973 terug naar Nederland. Hij werkte in het Natlab van Philips aanoptische gegevensopslag, de technologie achter de cd. Opnieuw merkte hij dat wetenschappelijk succes niet altijd tot succes op de markt leidt. De verwachte maatschappelijke doorbraak van de holografie, zoals de driedimensionale holografische TV, was uitgebleven. Nu flopte ook de lancering van optisch opgeslagen videobeelden. Braat: ,,De videoschijven hadden een onhandig groot formaat.” Het zou nog jaren duren voordat de verkleining van disc en laser en de digitalisering van geluidssignalen de muziek-cd wel tot een succes maakten.
De Delftse natuurkundige bleef betrokken bij de ontwikkeling van de opvolgers van de cd. Volgens hem heeft de informatiedichtheid op het oppervlak van die informatiedragers inmiddels een harde fysische grens bereikt. ,,Er is een trendbreuk nodig.” Typisch een klus voor de universiteit, vindt hij. Optische gegevensopslag is dan ook een onderzoeksthema van de sectie waar hij vanaf 1988 één dag en sinds 1998 vier dagen per week hoogleraar is.
Zijn overgang van Philips naar de TU ervoer hij niet als een cultuurschok. ,,De tucht van de markt kwam binnen het Natlab wel steeds dichterbij, maar de universitaire cultuur is in dezelfde richting veranderd.” Er is een snaartje geraakt, want de rustige toon van Braat maakt plots plaats voor enig sarcasme: ,,Het tellen van de publikaties en de inflatie van de toenemende stroom papers. Ik vraag me af wie dat prettig vindt. De grote uitgeverijen, misschien.”
Hebben de late jaren zestig toch hun sporen achtergelaten? Braat klaagt tot twee maal toe over besluiten die aan de TU ex cathedra genomen worden. Hij heeft het dan over de ene publikatiemeetlat waarlangs de zo verschillende onderzoeks- en ontwerpfaculteiten gelegd worden en over de stille verschuiving van technische naar onderzoeksuniversiteit. Net zomin als dertig jaar terug in Parijs kiest hij nu voor de -verbale- frontale aanval, maar hij mist een open discussie over beide onderwerpen.
Rookverbod
Komende september wordt de Delftse opticus lid van de prestigieuze Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Knaw). ,,Ik hoop bij mijn inauguratie van de voorzitter te horen waarom ik ben gevraagd om lid te worden”, zegt hij lachend. Knaw-leden worden benoemd voor het leven. Na hun vijfenzestigste kan de onderafdeling waar ze lid van zijn wel een nieuw lid kiezen. Zo ontstond ook de ‘vacature’ in de onderafdeling technische wetenschappen, waarvan Braat twee leden persoonlijk kent. Hij zegt: ,,Per brief werd me gevraagd of ik zou accepteren om als lid voorgedragen te worden. Die eer weigert niemand.”
Het aspirant-lid bekent dat hij alles wat hij van de Knaw weet, onlangs op hun website heeft opgezocht. Hij verwacht geen herensociëteit met hooggeleerden die debatteren onder het genot van een cognacje en een sigaar. ,,Op de website las ik trouwens dat er in het gehele Knaw-gebouw een rookverbod is.” De hoofdtaken van de Knaw zijn advisering van de regering op wetenschappelijk gebied, kwaliteitsbeoordeling van onderzoeksscholen en visitatie van faculteiten. Daarnaast beheert de Akademie twintig wetenschappelijke instituten waar in totaal duizend mensen werken.,,Dat is actief werk waartoe het consumeren van cognac en sigaren niet volstaat”, voorziet Braat.
Braat hoopt in het Amsterdamse ‘Trippenhuis’ – de residentie van de Knaw – naast vakbroeders ook mensen van buiten de eigen wetenschappelijke kring te ontmoeten. De gedachte doet even de onderzoeksmanager in hem opleven: ,,Wie weet leidt dat tot nieuwe multidisciplinaire ideeën.” Maar dan wint zijn meer academische kant het weer: ,,Wist je trouwens dat de Akademie ooit door koning Lodewijk Napoleon is opgericht? Die man bedoelde het zo goed met Nederland, maar mocht er na 1810 nooit meer terugkomen.”
,,Ja, ik ben wat vakgebied betreft vrij monomaan.” Prof. dr. Joseph Braat reageert bijna verontschuldigend op de vraag in welke richting hij eenendertig jaar geleden aan de TU afstudeerde. Braat is hoogleraar Optica. Inderdaad bij dezelfde sectie waar hij ooit zijn ingenieurstitel behaalde, en in hetzelfde vakgebied waar hij in de tussenliggende jaren werkzaam was. Maar daar houdt de monomanie wel op. De rijzige vijftiger werkte zowel in de academia als in de industrie, en niet alleen in Nederland, maar ook in Frankrijk.
Als student besteedde Braat zijn tijd voornamelijk aan studeren, het sociale leven en piano spelen. ,,Ik woonde op de Krakeelhof, die toen net bestond. De tolerantie voor mijn pianospel was er gelukkig hoog.” Toen Braat na zijn afstuderen in 1970 in de optica verder wilde werken, was er bij de Delftse sectie net een machtsvacuüm ontstaan. Professor Van Heel was tijdens Braats studie overleden en diens opvolger, prof. De Lang, was na een kort hoogleraarschap naar Philips Research teruggekeerd. ,,De Lang waardeerde de onrust die eind jaren zestig onder de studenten leefde niet erg”, vermoedt Braat. Braat kreeg een beurs aangeboden door het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken en kon daarmee in Orsay aan het Institut d’Optique een promotieonderzoek doen.
Zo belandde Braat, zelf geen linkse activist, van de Delftse onrust in het Parijse oproer. ,,De politieke scheiding tussen links en rechts was daar veel dieper dan in Nederland”, herinnert hij zich. ,,Maar op een gegeven moment werd het protesteren een spel. Er zat weinig ideologie meer bij. Elke zaterdag vertrokken ‘protestanten’ met helmen en stokken naar de Porte de Versailles om te vechten. De mobiele eenheid wachtte ze daar al op.”
In tegenstelling tot studenten van andere Nederlandse hogescholen hoefde Braat in Orsay geen aanvullende vakken te volgen om te mogen promoveren. Dat dankte hij aan professor Van Heel, die zich altijd had beijverd voor internationale erkenning van het Delftse diploma. Braat grijpt het verhaal aan om te waarschuwen tegen slordig omgaan met de gelijkwaardigheid van het Nederlandse universitaire onderwijs. ,,Hoewel de studieduur in Nederland alweer naar vijf jaar is veranderd, denken Fransen nog dat studies hier maar vier jaar duren. Het effect van een verschuiving kan wel tien jaar naijlen.”
Tucht
Na zijn promotie op het gebied van de holografie, keerde Braat in 1973 terug naar Nederland. Hij werkte in het Natlab van Philips aanoptische gegevensopslag, de technologie achter de cd. Opnieuw merkte hij dat wetenschappelijk succes niet altijd tot succes op de markt leidt. De verwachte maatschappelijke doorbraak van de holografie, zoals de driedimensionale holografische TV, was uitgebleven. Nu flopte ook de lancering van optisch opgeslagen videobeelden. Braat: ,,De videoschijven hadden een onhandig groot formaat.” Het zou nog jaren duren voordat de verkleining van disc en laser en de digitalisering van geluidssignalen de muziek-cd wel tot een succes maakten.
De Delftse natuurkundige bleef betrokken bij de ontwikkeling van de opvolgers van de cd. Volgens hem heeft de informatiedichtheid op het oppervlak van die informatiedragers inmiddels een harde fysische grens bereikt. ,,Er is een trendbreuk nodig.” Typisch een klus voor de universiteit, vindt hij. Optische gegevensopslag is dan ook een onderzoeksthema van de sectie waar hij vanaf 1988 één dag en sinds 1998 vier dagen per week hoogleraar is.
Zijn overgang van Philips naar de TU ervoer hij niet als een cultuurschok. ,,De tucht van de markt kwam binnen het Natlab wel steeds dichterbij, maar de universitaire cultuur is in dezelfde richting veranderd.” Er is een snaartje geraakt, want de rustige toon van Braat maakt plots plaats voor enig sarcasme: ,,Het tellen van de publikaties en de inflatie van de toenemende stroom papers. Ik vraag me af wie dat prettig vindt. De grote uitgeverijen, misschien.”
Hebben de late jaren zestig toch hun sporen achtergelaten? Braat klaagt tot twee maal toe over besluiten die aan de TU ex cathedra genomen worden. Hij heeft het dan over de ene publikatiemeetlat waarlangs de zo verschillende onderzoeks- en ontwerpfaculteiten gelegd worden en over de stille verschuiving van technische naar onderzoeksuniversiteit. Net zomin als dertig jaar terug in Parijs kiest hij nu voor de -verbale- frontale aanval, maar hij mist een open discussie over beide onderwerpen.
Rookverbod
Komende september wordt de Delftse opticus lid van de prestigieuze Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Knaw). ,,Ik hoop bij mijn inauguratie van de voorzitter te horen waarom ik ben gevraagd om lid te worden”, zegt hij lachend. Knaw-leden worden benoemd voor het leven. Na hun vijfenzestigste kan de onderafdeling waar ze lid van zijn wel een nieuw lid kiezen. Zo ontstond ook de ‘vacature’ in de onderafdeling technische wetenschappen, waarvan Braat twee leden persoonlijk kent. Hij zegt: ,,Per brief werd me gevraagd of ik zou accepteren om als lid voorgedragen te worden. Die eer weigert niemand.”
Het aspirant-lid bekent dat hij alles wat hij van de Knaw weet, onlangs op hun website heeft opgezocht. Hij verwacht geen herensociëteit met hooggeleerden die debatteren onder het genot van een cognacje en een sigaar. ,,Op de website las ik trouwens dat er in het gehele Knaw-gebouw een rookverbod is.” De hoofdtaken van de Knaw zijn advisering van de regering op wetenschappelijk gebied, kwaliteitsbeoordeling van onderzoeksscholen en visitatie van faculteiten. Daarnaast beheert de Akademie twintig wetenschappelijke instituten waar in totaal duizend mensen werken.,,Dat is actief werk waartoe het consumeren van cognac en sigaren niet volstaat”, voorziet Braat.
Braat hoopt in het Amsterdamse ‘Trippenhuis’ – de residentie van de Knaw – naast vakbroeders ook mensen van buiten de eigen wetenschappelijke kring te ontmoeten. De gedachte doet even de onderzoeksmanager in hem opleven: ,,Wie weet leidt dat tot nieuwe multidisciplinaire ideeën.” Maar dan wint zijn meer academische kant het weer: ,,Wist je trouwens dat de Akademie ooit door koning Lodewijk Napoleon is opgericht? Die man bedoelde het zo goed met Nederland, maar mocht er na 1810 nooit meer terugkomen.”

Comments are closed.