Campus

‘Ik kweek missionarisjes’

Struikelt u wel eens over de drempel? Morst u koffie als u die zware deur wilt openmaken? Het ligt niet aan u, maar aan het gebouw, meent prof.i

r. Maarten Wijk (37).

,,Toegankelijkheid van een gebouw moet niet alleen worden geassocieerd met gehandicapten. Ook een lange volleybalspeler of een klein kind heeft vaak problemen.” Dat is de boodschap die prof.ir. Maarten Wijk wil meegeven aan de nieuwe lichting architecten. Gisteren hield hij zijn intreerede bij Bouwkunde.

,,De architect moet beter opgevoed worden. Hij moet zich realiseren dat hij zijn ontwerp maakt voor mensen. En mensen zijn verschillend. Ze hebben maten, mogelijkheden en beperkingen: de een is blind, een ander dik, lang of traag. Dé mens bestaat niet; alleen in Nederland zijn er al vijftien miljoen verschillende. In principe moet bij het ontwerpen van een gebouw met al deze mensen tegelijk rekening gehouden worden. Laten we eens gebouwen ontwerpen waar honderd procent van de mensen zorgeloos gebruik van kan maken, in plaats van negentig procent.”

Zelf was Wijk ook ooit nog onbezorgd. ,,Toen ik tijdens mijn studie bouwkunde in Eindhoven gebouwen moest ontwerpen, ging ik ook altijd van mezelf uit. Als het voor mij maar goed is, dacht ik. Met anderen hield ik nauwelijks rekening.” Inmiddels wil het lot dat hij is aangesteld als hoogleraar bij de nieuwe leerstoel toegankelijkheid van de vakgroep architectuur. Wijk trekt ten strijde tegen het achterhaalde mensbeeld, dat hij zelf vijftien jaar geleden ook toepaste. Tijdens zijn werk bij een onderzoeksbureau kreeg hij een opdracht een voorstel van de harmonisatie van de Europese toegankelijkheidsrichtlijnen te ontwikkelen. Zo raakte hij in het onderwerp verzeild.
Leuning

,,Toekomstige architecten moeten tijdens de studie al geconfronteerd worden met toegankelijkheid. Anders zullen ook hun gebouwen – net als veel van de huidige gebouwen – tekortkomingen vertonen, waardoor ze niet door iedereen gebruikt kunnen worden. Ontwerpers moeten meer stilstaan bij de eigen omgeving: hoe houd ik voldoende rekening met oma? Kunnen kinderen wel bij de bel? Kun je hier lopen met hoge hakken? Zijn er problemen voor de verhuizer?”

Een gebouw moet toegankelijk zijn voor iedereen, zoals ook Wijks definitie aangeeft: toegankelijkheid is de eigenschap van gebouwde voorzieningen die maakt dat mensen die voorzieningen kunnen bereiken en gebruiken. ,,Een ontoegankelijk gebouw past in luciferdoosje, zeg ik altijd. De enige reden waarom een gebouw volume heeft, is namelijk dat er mensen doorheen moeten kunnen lopen die gebruik maken van de spullen die er staan. Als dit niet zou hoeven, dan zou een gebouw geen volume hoeven te hebben”, filosofeert Wijk.

Als treffend voorbeeld van hoe het niet moet, haalt Wijk het Cultureel Centrum aan de Mekelweg aan. ,,Door te kiezen voor een gebouw op palen verplichtte de architect zichzelf tot een trapconstructie te gebruiken om bij de entree te komen. Niets mis mee. Maar vervolgens liep het fout. Hij beschouwde de trap in eerste instantie als een vorm. En die vorm moest mooi zijn, moest passen binnen de architectuur. En het liefst moest die vorm ook nog in een architectuurtijdschrift terecht komen. Gevolg: de leuning werd gebruikt om een vloeiende lijn aan te geven, niet om steun en geleiding te geven. En dat zijn nu juist de enige twee functies die een leuning hoeft te hebben”, klaagt Wijk. ,,Architecten stellen zichzelf te weinig de vraag of datgene wat ze ontworpen hebben wel goed te gebruiken is.”
Kromme rug

De leerstoel toegankelijkheid werd door sommigen met scepsis ontvangen. ,,Het is ook zeer elementair”, zegt Wijk, ,,maar helaas zo elementair dat het vaak vergeten wordt. Een architect zal nooit een deur vergeten. Maar hij denkt wel: een deur is een deur, dat was bij onze voorouders al zo. En vervolgens bedenkt hij nauwelijks of de deur wel goed functioneert.”

,,Als architect word je vooral afgerekend op zaken als de ritmiek van de raampjes. Je bent heel snel geneigd om in vormen te denken en vormen te maken. En deze vormen moeten natuurlijk mooi zijn. Vaak wordt vergeten dat de vorm in eerste instantie een functie moet dienen. En dan zou je kunnen denken dat mensen in een paperclip kunnen wonen.” Hij ontkent echter niet, dat ook de vorm een belangrijk aspect van het ontwerp is. ,,Maar ontwerpen is een iteratief proces. Je kunt geen mooie vorm maken als je niet af en toe denkt aan de functie. Er moet wisselwerking optreden tussen vorm en functie. Anders wordt architectuur decadent.

Bij de kubuswoningen in Rotterdam was de volgorde waarschijnlijk verkeerd, zo meent Wijk. ,,Maar ik wil niet te sceptisch zijn. Piet Blom heeft in vormen het basisconcept ontwikkeld, en is toen gaan denken wat voor consequenties dat had. Misschien dacht hij: ik vind het hartstikke leuk, die nisjes en smalle trappetjes. Een egocentrische gedachte. Ik stel echter voor: denk ook aan anderen en stel dan wellicht de vorm bij. Paalwoningen zijn niet functioneel, maar de mensen die er gaan wonen kiezen er zelf voor om met kromme rug af te wassen en nooit de ramen van de buitenkant te lappen.”
Missionarisjes

,,Wat wel een goed gebouw is?” Wijk moet even denken. ,,De Rijksgebouwendienst is de laatste tijd vrij consciëntieus met toegankelijkheid bezig. Maar over het algemeen zijn vooral instanties die ervan afhankelijk zijn, zich bewust van het belang van toegankelijkheid. Schiphol bijvoorbeeld, of de Albert Heijn. Hun omzet wordt er direct door bepaald. Waar commerciële motieven spelen, is men veel eerder geneigd een toegankelijke omgeving te creëren.”

Een argument contra toegankelijkheid is vaak het financiële aspect. Wijk weerlegt dit echter onmiddellijk. ,,Weet je watduur is? Als een gebouw net gebouwd is, en iemand begint te roepen dat er geen gehandicaptenliftje is. Dan zeggen ze: zo’n liftje kost ons weer een ton extra. Maar als ze er in de ontwerpfase al rekening mee gehouden hadden, was het veel goedkoper uitgevallen.”

,,Het leuke van mijn nieuwe functie is dat je iets uitdraagt waar mensen echt wat aan hebben. Het is niet zo academisch allemaal, maar lekker praktisch. Idealistisch? Dat ben je pas als je denkt dat over vijf jaar in de wereld alles toegankelijk is. Ik wil alleen stapsgewijs kleine veranderingen aanbrengen. Ik ben een pragmaticus, heb geen hoge verwachtingen en blijf reëel. Ik hoop alleen dat de volgende generatie afstudeerders leuke ontwerpjes maken, waarbij ze rekening houden met mensen. Zo kan de filosofie zich hopelijk langzaam verspreiden in de gehele bouwsector. Ik kweek missionarisjes. Vies woord, hè?”

Struikelt u wel eens over de drempel? Morst u koffie als u die zware deur wilt openmaken? Het ligt niet aan u, maar aan het gebouw, meent prof.ir. Maarten Wijk (37).

,,Toegankelijkheid van een gebouw moet niet alleen worden geassocieerd met gehandicapten. Ook een lange volleybalspeler of een klein kind heeft vaak problemen.” Dat is de boodschap die prof.ir. Maarten Wijk wil meegeven aan de nieuwe lichting architecten. Gisteren hield hij zijn intreerede bij Bouwkunde.

,,De architect moet beter opgevoed worden. Hij moet zich realiseren dat hij zijn ontwerp maakt voor mensen. En mensen zijn verschillend. Ze hebben maten, mogelijkheden en beperkingen: de een is blind, een ander dik, lang of traag. Dé mens bestaat niet; alleen in Nederland zijn er al vijftien miljoen verschillende. In principe moet bij het ontwerpen van een gebouw met al deze mensen tegelijk rekening gehouden worden. Laten we eens gebouwen ontwerpen waar honderd procent van de mensen zorgeloos gebruik van kan maken, in plaats van negentig procent.”

Zelf was Wijk ook ooit nog onbezorgd. ,,Toen ik tijdens mijn studie bouwkunde in Eindhoven gebouwen moest ontwerpen, ging ik ook altijd van mezelf uit. Als het voor mij maar goed is, dacht ik. Met anderen hield ik nauwelijks rekening.” Inmiddels wil het lot dat hij is aangesteld als hoogleraar bij de nieuwe leerstoel toegankelijkheid van de vakgroep architectuur. Wijk trekt ten strijde tegen het achterhaalde mensbeeld, dat hij zelf vijftien jaar geleden ook toepaste. Tijdens zijn werk bij een onderzoeksbureau kreeg hij een opdracht een voorstel van de harmonisatie van de Europese toegankelijkheidsrichtlijnen te ontwikkelen. Zo raakte hij in het onderwerp verzeild.
Leuning

,,Toekomstige architecten moeten tijdens de studie al geconfronteerd worden met toegankelijkheid. Anders zullen ook hun gebouwen – net als veel van de huidige gebouwen – tekortkomingen vertonen, waardoor ze niet door iedereen gebruikt kunnen worden. Ontwerpers moeten meer stilstaan bij de eigen omgeving: hoe houd ik voldoende rekening met oma? Kunnen kinderen wel bij de bel? Kun je hier lopen met hoge hakken? Zijn er problemen voor de verhuizer?”

Een gebouw moet toegankelijk zijn voor iedereen, zoals ook Wijks definitie aangeeft: toegankelijkheid is de eigenschap van gebouwde voorzieningen die maakt dat mensen die voorzieningen kunnen bereiken en gebruiken. ,,Een ontoegankelijk gebouw past in luciferdoosje, zeg ik altijd. De enige reden waarom een gebouw volume heeft, is namelijk dat er mensen doorheen moeten kunnen lopen die gebruik maken van de spullen die er staan. Als dit niet zou hoeven, dan zou een gebouw geen volume hoeven te hebben”, filosofeert Wijk.

Als treffend voorbeeld van hoe het niet moet, haalt Wijk het Cultureel Centrum aan de Mekelweg aan. ,,Door te kiezen voor een gebouw op palen verplichtte de architect zichzelf tot een trapconstructie te gebruiken om bij de entree te komen. Niets mis mee. Maar vervolgens liep het fout. Hij beschouwde de trap in eerste instantie als een vorm. En die vorm moest mooi zijn, moest passen binnen de architectuur. En het liefst moest die vorm ook nog in een architectuurtijdschrift terecht komen. Gevolg: de leuning werd gebruikt om een vloeiende lijn aan te geven, niet om steun en geleiding te geven. En dat zijn nu juist de enige twee functies die een leuning hoeft te hebben”, klaagt Wijk. ,,Architecten stellen zichzelf te weinig de vraag of datgene wat ze ontworpen hebben wel goed te gebruiken is.”
Kromme rug

De leerstoel toegankelijkheid werd door sommigen met scepsis ontvangen. ,,Het is ook zeer elementair”, zegt Wijk, ,,maar helaas zo elementair dat het vaak vergeten wordt. Een architect zal nooit een deur vergeten. Maar hij denkt wel: een deur is een deur, dat was bij onze voorouders al zo. En vervolgens bedenkt hij nauwelijks of de deur wel goed functioneert.”

,,Als architect word je vooral afgerekend op zaken als de ritmiek van de raampjes. Je bent heel snel geneigd om in vormen te denken en vormen te maken. En deze vormen moeten natuurlijk mooi zijn. Vaak wordt vergeten dat de vorm in eerste instantie een functie moet dienen. En dan zou je kunnen denken dat mensen in een paperclip kunnen wonen.” Hij ontkent echter niet, dat ook de vorm een belangrijk aspect van het ontwerp is. ,,Maar ontwerpen is een iteratief proces. Je kunt geen mooie vorm maken als je niet af en toe denkt aan de functie. Er moet wisselwerking optreden tussen vorm en functie. Anders wordt architectuur decadent.

Bij de kubuswoningen in Rotterdam was de volgorde waarschijnlijk verkeerd, zo meent Wijk. ,,Maar ik wil niet te sceptisch zijn. Piet Blom heeft in vormen het basisconcept ontwikkeld, en is toen gaan denken wat voor consequenties dat had. Misschien dacht hij: ik vind het hartstikke leuk, die nisjes en smalle trappetjes. Een egocentrische gedachte. Ik stel echter voor: denk ook aan anderen en stel dan wellicht de vorm bij. Paalwoningen zijn niet functioneel, maar de mensen die er gaan wonen kiezen er zelf voor om met kromme rug af te wassen en nooit de ramen van de buitenkant te lappen.”
Missionarisjes

,,Wat wel een goed gebouw is?” Wijk moet even denken. ,,De Rijksgebouwendienst is de laatste tijd vrij consciëntieus met toegankelijkheid bezig. Maar over het algemeen zijn vooral instanties die ervan afhankelijk zijn, zich bewust van het belang van toegankelijkheid. Schiphol bijvoorbeeld, of de Albert Heijn. Hun omzet wordt er direct door bepaald. Waar commerciële motieven spelen, is men veel eerder geneigd een toegankelijke omgeving te creëren.”

Een argument contra toegankelijkheid is vaak het financiële aspect. Wijk weerlegt dit echter onmiddellijk. ,,Weet je watduur is? Als een gebouw net gebouwd is, en iemand begint te roepen dat er geen gehandicaptenliftje is. Dan zeggen ze: zo’n liftje kost ons weer een ton extra. Maar als ze er in de ontwerpfase al rekening mee gehouden hadden, was het veel goedkoper uitgevallen.”

,,Het leuke van mijn nieuwe functie is dat je iets uitdraagt waar mensen echt wat aan hebben. Het is niet zo academisch allemaal, maar lekker praktisch. Idealistisch? Dat ben je pas als je denkt dat over vijf jaar in de wereld alles toegankelijk is. Ik wil alleen stapsgewijs kleine veranderingen aanbrengen. Ik ben een pragmaticus, heb geen hoge verwachtingen en blijf reëel. Ik hoop alleen dat de volgende generatie afstudeerders leuke ontwerpjes maken, waarbij ze rekening houden met mensen. Zo kan de filosofie zich hopelijk langzaam verspreiden in de gehele bouwsector. Ik kweek missionarisjes. Vies woord, hè?”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.