Campus

‘Ik geef de lezer scherven om zelf een verhaal te maken’

Marion Vredeling is gefascineerd door de wijze waarop mensen uit brokstukken informatie een verhaal opbouwen.

Marion Vredeling. (Foto: Hans Stakelbeek)

Marion Vredeling is gefascineerd door de wijze waarop mensen uit brokstukken informatie een verhaal opbouwen. In tal van uitingsvormen heeft de medewerkster van Studium Generale daarvan verslag gedaan in haar debuutbundel ‘De godin van het vuil’. Een boek dat door de originele invalshoek volstrekt uniek is. Een gesprek met een schrijfster die zich in de praktijk de archeologische denkmethode heeft eigen gemaakt.

Eigenlijk was ze erdoor overrompeld. Jaren terug had ze een kort verhaal geschreven, er zelf een omslag omheen gedaan en het cadeau gegeven aan Helga Ruebsamen, een schrijfster die haar werk af en toe van commentaar voorzag. Die was er zo enthousiast over dat ze het doorspeelde aan uitgeverij Thomas Rap. Het duurde niet lang of Marion Vredeling kreeg onverwacht een telefoontje: of ze soms nog meer verhalen in de la had liggen.

Terwijl uitgevers worden bedolven onder manuscripten, moest ze zich minstens tweemaal bedenken voordat ze op het aanbod inging. Schrijven was voor haar tot dan toe niet meer dan een aardigheid. Al vrij lang was ze ermee bezig, maar aan uitgeven had ze nooit gedacht. ,,Ik vroeg me af of ik wel naar buiten wilde treden”, zegt ze. ,,Bovendien twijfelde ik eraan of de verhalen wel goed genoeg waren.”

Het is inmiddels ruim vier jaar later, aan de verhalen is nog veel geschaafd, maar de bundel is er gekomen. Afgelopen vrijdag werd deze in een Rotterdams café gepresenteerd. En meteen daarna mochten de genodigden haar nieuwe huis inwijden, onder het genot van bekende gerechten uit de wereldliteratuur, zoals borsjt – de befaamde Russische bietensoep.

Twee dagen later zijn de meeste sporen van het feest uitgewist en resten alleen nog de bloemen. Haar hand heeft ze verbonden, want de vorige avond heeft ze een vingerpees gescheurd – alsof de voorzienigheid ook even haar andere gezicht wilde tonen. In de serre, gezeten aan een kleine tafel, gaat het weldra over ‘Zach’, het verhaal dat alles op gang bracht en waarin haar thema’s in vol ornaat zijn uitgezet.
Brokstukken

In een onopgesmukte stijl verhaalt ze over een vrouw die een buurman heeft waarmee ze amper omgaat. Op een dag wil ze hem vragen of ze een garde kan lenen. Ze gaat door de open deur en treft hem niet thuis. Aandachtig monstert ze het interieur. Nieuwsgierig naar zijn leven, zal ze vervolgens schaamteloos zijn vuilniszakken omkeren. ,,Beter letten op wat iemand weggooit”, zei haar vader eens, ,,dan op wat iemand uitstalt.”

De vrouw richt zich op alle mogelijke zaken waaruit ze een beeld van de buurman kan destilleren. Hij blijkt bier te drinken, veel sinaasappels te persen en scharreleieren te eten. Hij heeft een buitengewoon lage telefoonrekening, maartussen het afval zit ook een envelop met een Italiaanse postzegel. En wat te denken van een stuk maandverband gewikkeld in een koffiefilter? Heeft hij een relatie? ,,Het intrigeert mij”, reageert Vredeling, ,,hoe mensen van brokstukken informatie een verhaal maken. Naarmate je meer komt te weten van iemand, raakt het verhaal in beweging. Het is vooral interessant als er dissonanten in komen of zaken die niet kloppen.”

Toen ze ‘Zach’ had geschreven realiseerde ze zich dat er een link ligt met de denkmethode van de archeologie. Ze besloot dat idee verder uit te werken. Om te ervaren hoe het er in de praktijk aan toe ging en om materiaal te verzamelen voor haar verhalen, wilde ze graag meewerken aan een archeologische opgraving. Mede door haar achtergrond als stedenbouwkundige, mocht ze meedoen aan een project van de Rijksuniversiteit Leiden in Zuid-Limburg. ,,Dat vond ik prachtig”, vertelt ze. ,,Elk stukje materiaal dat je uit de grond haalt is een brokstuk van een verhaal. Als je een scherf vindt waarop twee decoratiestijlen zijn gecombineerd, kun je concluderen dat twee cultuurgroepen contact met elkaar moeten hebben gehad.”

Haar belangstelling voor de archeologie was gewekt, maar het project was te klein om het hierbij te laten. Ze wilde iets groters op een plek waar de vondsten meer spectaculair zijn. Aangezien ze een voorliefde heeft voor Zuid-Amerika viel haar oog op Mexico. Uiteindelijk kreeg ze van Jan Keulen, destijds correspondent van de Volkskrant, de naam van een Amerikaanse archeoloog. Hij nodigde haar uit mee te werken aan een opgraving die zich richt op de aloude Nuiñe-cultuur.
Vuilnisbelt

Wonderlijk genoeg brachten de werkzaamheden in Mexico haar via een omweg weer terug bij het verhaal ‘Zach’. Ze kwam daar namelijk van het bestaan te weten van William Rathje, een wetenschapper die sociologisch onderzoek verricht op vuilnisbelten. Hij schreef daarover het boek ‘The Archeology of Garbage‘. ,,Wat ik in ‘Zach’ op literaire wijze heb gedaan, doet hij op grotere schaal vanuit een wetenschappelijke invalshoek. Zijn inzet is om het consumptiegedrag van mensen te onderzoeken. Het gaat hem om de discrepantie tussen wat mensen daarover vertellen en wat ze feitelijk consumeren.”

Een volgende stap bracht haar naar een enorme vuilnisbelt bij Mexico-City. Het bezoek heeft zijn neerslag gevonden in het titelverhaal ‘De toerist en de godin van het vuil’. Daarin beschrijft ze hoe een man gefascineerd raakt door een afschrikwekkende vuilnisbelt bij een metropool. Hij besluit deze te bezoeken. De bewakers ontzeggen hem de toegang, maar uiteindelijk laat hij zich door een vrouw naar binnen smokkelen. Deze blijkt de godin van het vuil te zijn. Mensen komen speciaal naar haar toe om zich de biecht te laten afnemen.

In het verhaal zitten een groot aantal fictieve elementen, maar een flink deel ervan berust op werkelijkheid. Ook in het echt wonen mensen in krakkemikkige onderkomens midden op de beschreven vuilnisbelt. Ze leven van de recycling van plastic, blik of karton. ,,Het is niet te geloven”, zegt ze. ,,De mensen die er wonen zijn veelal weggetrokken van het platteland om hun geluk in de grote stad te beproeven. Ze zijndaarin niet geslaagd, maar in de goot terechtgekomen.”

Haar fascinatie voor de archeologie verwerkte ze ook in het lange verhaal ‘Gedenkwoordenboek’. De titel moet letterlijk worden opgevat, want het bestaat uit een alfabetisch gerangschikte lijst van verzonnen woorden en uitdrukkingen die worden gebezigd door de leden van één familie. Aan de hand hiervan komt een stuk familiegeschiedenis tot leven. Vredeling: ,,Ik bied de lezer scherven aan waaruit hij zelf een verhaal kan samenstellen.”

Het werk bij Studium Generale is volgens haar erg inspirerend geweest bij het schrijven. ,,Dat ik door allerlei disciplines heendenk is gevoed door mijn werk. Het heeft me ook aangezet de ideeën uit te voeren. Als ik mensen vertel wat ik doe, dan hoor ik vaak: dat ga ik ook doen als ik gepensioneerd ben. Ja, rot op, denk ik dan, dat moet je nu doen, anders doe je het nooit.”

‘Godin van het vuil’ van Marion Vredeling is verschenen bij Thomas Rap; prijs 34,50 gulden; ISBN 90 6005 870 4.

Door Mannus van der Laan


Een boek dat door de originele invalshoek volstrekt uniek is. Een gesprek met een schrijfster die zich in de praktijk de archeologische denkmethode heeft eigen gemaakt. In tal van uitingsvormen heeft de medewerkster van Studium Generale daarvan verslag gedaan in haar debuutbundel ‘De godin van het vuil’.



Eigenlijk was ze erdoor overrompeld. Jaren terug had ze een kort verhaal geschreven, er zelf een omslag omheen gedaan en het cadeau gegeven aan Helga Ruebsamen, een schrijfster die haar werk af en toe van commentaar voorzag. Die was er zo enthousiast over dat ze het doorspeelde aan uitgeverij Thomas Rap. Het duurde niet lang of Marion Vredeling kreeg onverwacht een telefoontje: of ze soms nog meer verhalen in de la had liggen.



Terwijl uitgevers worden bedolven onder manuscripten, moest ze zich minstens tweemaal bedenken voordat ze op het aanbod inging. Schrijven was voor haar tot dan toe niet meer dan een aardigheid. Al vrij lang was ze ermee bezig, maar aan uitgeven had ze nooit gedacht. ,,Ik vroeg me af of ik wel naar buiten wilde treden”, zegt ze. ,,Bovendien twijfelde ik eraan of de verhalen wel goed genoeg waren.”



Het is inmiddels ruim vier jaar later, aan de verhalen is nog veel geschaafd, maar de bundel is er gekomen. Afgelopen vrijdag werd deze in een Rotterdams café gepresenteerd. En meteen daarna mochten de genodigden haar nieuwe huis inwijden, onder het genot van bekende gerechten uit de wereldliteratuur, zoals borsjt – de befaamde Russische bietensoep.



Twee dagen later zijn de meeste sporen van het feest uitgewist en resten alleen nog de bloemen. Haar hand heeft ze verbonden, want de vorige avond heeft ze een vingerpees gescheurd – alsof de voorzienigheid ook even haar andere gezicht wilde tonen. In de serre, gezeten aan een kleine tafel, gaat het weldra over ‘Zach’, het verhaal dat alles op gang bracht en waarin haar thema’s in vol ornaat zijn uitgezet.

 


Brokstukken



In een onopgesmukte stijl verhaalt ze over een vrouw die een buurman heeft waarmee ze amper omgaat. Op een dag wil ze hem vragen of ze een garde kan lenen. Ze gaat door de open deur en treft hem niet thuis. Aandachtig monstert ze het interieur. Nieuwsgierig naar zijn leven, zal ze vervolgens schaamteloos zijn vuilniszakken omkeren. ,,Beter letten op wat iemand weggooit”, zei haar vader eens, ,,dan op wat iemand uitstalt.”



De vrouw richt zich op alle mogelijke zaken waaruit ze een beeld van de buurman kan destilleren. Hij blijkt bier te drinken, veel sinaasappels te persen en scharreleieren te eten. Hij heeft een buitengewoon lage telefoonrekening, maartussen het afval zit ook een envelop met een Italiaanse postzegel. En wat te denken van een stuk maandverband gewikkeld in een koffiefilter? Heeft hij een relatie? ,,Het intrigeert mij”, reageert Vredeling, ,,hoe mensen van brokstukken informatie een verhaal maken. Naarmate je meer komt te weten van iemand, raakt het verhaal in beweging. Het is vooral interessant als er dissonanten in komen of zaken die niet kloppen.”



Toen ze ‘Zach’ had geschreven realiseerde ze zich dat er een link ligt met de denkmethode van de archeologie. Ze besloot dat idee verder uit te werken. Om te ervaren hoe het er in de praktijk aan toe ging en om materiaal te verzamelen voor haar verhalen, wilde ze graag meewerken aan een archeologische opgraving. Mede door haar achtergrond als stedenbouwkundige, mocht ze meedoen aan een project van de Rijksuniversiteit Leiden in Zuid-Limburg. ,,Dat vond ik prachtig”, vertelt ze. ,,Elk stukje materiaal dat je uit de grond haalt is een brokstuk van een verhaal. Als je een scherf vindt waarop twee decoratiestijlen zijn gecombineerd, kun je concluderen dat twee cultuurgroepen contact met elkaar moeten hebben gehad.”



Haar belangstelling voor de archeologie was gewekt, maar het project was te klein om het hierbij te laten. Ze wilde iets groters op een plek waar de vondsten meer spectaculair zijn. Aangezien ze een voorliefde heeft voor Zuid-Amerika viel haar oog op Mexico. Uiteindelijk kreeg ze van Jan Keulen, destijds correspondent van de Volkskrant, de naam van een Amerikaanse archeoloog. Hij nodigde haar uit mee te werken aan een opgraving die zich richt op de aloude Nuiñe-cultuur.

 


Vuilnisbelt



Wonderlijk genoeg brachten de werkzaamheden in Mexico haar via een omweg weer terug bij het verhaal ‘Zach’. Ze kwam daar namelijk van het bestaan te weten van William Rathje, een wetenschapper die sociologisch onderzoek verricht op vuilnisbelten. Hij schreef daarover het boek ‘The Archeology of Garbage‘. ,,Wat ik in ‘Zach’ op literaire wijze heb gedaan, doet hij op grotere schaal vanuit een wetenschappelijke invalshoek. Zijn inzet is om het consumptiegedrag van mensen te onderzoeken. Het gaat hem om de discrepantie tussen wat mensen daarover vertellen en wat ze feitelijk consumeren.”



Een volgende stap bracht haar naar een enorme vuilnisbelt bij Mexico-City. Het bezoek heeft zijn neerslag gevonden in het titelverhaal ‘De toerist en de godin van het vuil’. Daarin beschrijft ze hoe een man gefascineerd raakt door een afschrikwekkende vuilnisbelt bij een metropool. Hij besluit deze te bezoeken. De bewakers ontzeggen hem de toegang, maar uiteindelijk laat hij zich door een vrouw naar binnen smokkelen. Deze blijkt de godin van het vuil te zijn. Mensen komen speciaal naar haar toe om zich de biecht te laten afnemen.



In het verhaal zitten een groot aantal fictieve elementen, maar een flink deel ervan berust op werkelijkheid. Ook in het echt wonen mensen in krakkemikkige onderkomens midden op de beschreven vuilnisbelt. Ze leven van de recycling van plastic, blik of karton. ,,Het is niet te geloven”, zegt ze. ,,De mensen die er wonen zijn veelal weggetrokken van het platteland om hun geluk in de grote stad te beproeven. Ze zijndaarin niet geslaagd, maar in de goot terechtgekomen.”



Haar fascinatie voor de archeologie verwerkte ze ook in het lange verhaal ‘Gedenkwoordenboek’. De titel moet letterlijk worden opgevat, want het bestaat uit een alfabetisch gerangschikte lijst van verzonnen woorden en uitdrukkingen die worden gebezigd door de leden van één familie. Aan de hand hiervan komt een stuk familiegeschiedenis tot leven. Vredeling: ,,Ik bied de lezer scherven aan waaruit hij zelf een verhaal kan samenstellen.”



Het werk bij Studium Generale is volgens haar erg inspirerend geweest bij het schrijven. ,,Dat ik door allerlei disciplines heendenk is gevoed door mijn werk. Het heeft me ook aangezet de ideeën uit te voeren. Als ik mensen vertel wat ik doe, dan hoor ik vaak: dat ga ik ook doen als ik gepensioneerd ben. Ja, rot op, denk ik dan, dat moet je nu doen, anders doe je het nooit.”



‘Godin van het vuil’ van Marion Vredeling is verschenen bij Thomas Rap; prijs 34,50 gulden; ISBN 90 6005 870 4.


 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.