Op de achterbank, met mijn neus tegen het autoraam gedrukt. Ik ben een jaar of dertien en zoek naar vliegtuigen. ”Langzamer rijden”, zeg ik mijn vader.
De pleziertocht over de A4 langs Schiphol kan me niet lang genoeg duren. Waar is de file als je er een nodig hebt?
Kijk, daar staan ze. Spelend op de taxibaan. Slapend aan de slurf. Of brullend op de startbaan. Een familie van vliegende wondermachines; metalen condors met mensen in hun buik.
Iets dat fascineert werkt bij mij als een magneet. Daar wil ik dicht bij zijn. Moet ik dicht bij zijn. Of het nou Penelope Cruz, Marco van Basten, of een vliegende reus is.
Tien jaar later, bij de keuze van mijn afstudeerbedrijf, grijp ik mijn kans. Om mijn nek bungelt tegenwoordig een KLM-pasje; de sleutel tot een meet&greet met een echte Boeing. De eerste werkdag stuif ik meteen de hangar in. Op zoek naar glimmende vleugels. Op zoek naar de metalen condor.
Maar ik vind wat anders. In koude werkverlichting staat een uitgehongerde vogel, een skelet, ondersteund met krikken. Ze bloedt olie. Botten en organen liggen gesorteerd in stellingkasten.
”Ja, dat doen we hier”, zegt een monteur. ”We strippen ze, vervangen wat vervangen moet worden, repareren wat gerepareerd moet worden, en dan gaat de kist weer de deur uit.”
Kist? Ja, zo noemen ze vliegtuigen hier. Kisten. Ik kijk nog eens goed naar het arme dier. Tast met mijn vingertoppen over haar aluminium huid. Ze is ook kleiner dan ik me had voorgesteld. Zelfs de Boeing 747. Als ik een sprintje trek, loop ik in zeven seconden van de staart naar de kop. Wat is dat nou, zeven seconden?
Van mijn idolen is er één verdwenen. De metalen condor is gewoon een kist met vleugels en motoren. Penelope Cruz en Marco van Basten blijven. Ik hoop ze nooit te ontmoeten.
Op de achterbank, met mijn neus tegen het autoraam gedrukt. Ik ben een jaar of dertien en zoek naar vliegtuigen. ”Langzamer rijden”, zeg ik mijn vader. De pleziertocht over de A4 langs Schiphol kan me niet lang genoeg duren. Waar is de file als je er een nodig hebt?
Kijk, daar staan ze. Spelend op de taxibaan. Slapend aan de slurf. Of brullend op de startbaan. Een familie van vliegende wondermachines; metalen condors met mensen in hun buik.
Iets dat fascineert werkt bij mij als een magneet. Daar wil ik dicht bij zijn. Moet ik dicht bij zijn. Of het nou Penelope Cruz, Marco van Basten, of een vliegende reus is.
Tien jaar later, bij de keuze van mijn afstudeerbedrijf, grijp ik mijn kans. Om mijn nek bungelt tegenwoordig een KLM-pasje; de sleutel tot een meet&greet met een echte Boeing. De eerste werkdag stuif ik meteen de hangar in. Op zoek naar glimmende vleugels. Op zoek naar de metalen condor.
Maar ik vind wat anders. In koude werkverlichting staat een uitgehongerde vogel, een skelet, ondersteund met krikken. Ze bloedt olie. Botten en organen liggen gesorteerd in stellingkasten.
”Ja, dat doen we hier”, zegt een monteur. ”We strippen ze, vervangen wat vervangen moet worden, repareren wat gerepareerd moet worden, en dan gaat de kist weer de deur uit.”
Kist? Ja, zo noemen ze vliegtuigen hier. Kisten. Ik kijk nog eens goed naar het arme dier. Tast met mijn vingertoppen over haar aluminium huid. Ze is ook kleiner dan ik me had voorgesteld. Zelfs de Boeing 747. Als ik een sprintje trek, loop ik in zeven seconden van de staart naar de kop. Wat is dat nou, zeven seconden?
Van mijn idolen is er één verdwenen. De metalen condor is gewoon een kist met vleugels en motoren. Penelope Cruz en Marco van Basten blijven. Ik hoop ze nooit te ontmoeten.

Comments are closed.