Het is nu ruim twee jaar geleden dat de minister van Onderwijs de MUB invoerde, waardoor de bestuursstructuur van de TU Delft grondig veranderde.
Dat betekende naast een juridische ook een cultuuromslag. Dit is het tweede van zes interviews, waarin verschillende TU-medewerkers een bepaald aspect van de veranderingen belichten.
Leiding geven, verantwoording afleggen: sinds de invoering van de MUB heeft de TU deze begrippen nieuw leven ingeblazen. Maar wordt de academische vrijheid zo niet uitgehold? Zolang wetenschappers binnen het onderzoeksdomein van hun sectie opereren, is er niets aan de hand, menen TNW-decaan prof.ir. Karel Luyben en mr. Hans Krul, hoofd juridische zaken van de TU.
Wie deelt de lakens uit? Wie bepaalt de richting van het wetenschappelijk onderzoek? Wie beoordeelt mijn functioneren? Sinds de invoering van de MUB staan de faculteiten op hun kop. Veel TU-medewerkers weten door de snelle ontwikkelingen niet meer precies hoe de vork in de steel zit.
De hoofdlijnen van het nieuwe MUB-bestel en de concrete TU-invulling daarvan zijn voor de meesten wel duidelijk. Het college van bestuur zwaait de scepter over de hele universiteit, en de decanen zijn tegenwoordig eindverantwoordelijk voor de gehele gang van zaken op de faculteit: onderwijs en onderzoek, maar ook (anders dan vroeger) beheer. Onder de decaan staan de afdelingsvoorzitters, onder hen de hoogleraren. Dan volgt het overige wetenschappelijk personeel.
Maar hoe zit het met de academische vrijheid? Mag een universitair docent in het MUB-tijdperk nog zelf beslissen welk wetenschappelijk onderzoek hij doet? ,,Daar is nogal wat onrust over ontstaan”, zegt Hans Krul, hoofd juridische zaken van de TU. Oorzaak van de onduidelijkheid vormt het begrip ‘overeenstemmingsrelatie’. Krul: ,,Vroeger stond heel uitdrukkelijk in de wet dat wetenschappers in overleg met de hoogleraar en onder toezicht van het vakgroepsbestuur afspraken wat ze gingen doen. Die zogenaamde overeenstemmingsrelatie garandeerde hun academische vrijheid. Hoogleraren konden aan ud’s en uhd’s niet bevelen hoe ze hun onderzoek moesten uitvoeren.”
Maar sinds de MUB is de overeenstemmingsrelatie uit de wet geschrapt. ,,Klopt”, zegt Krul. ,,Sommigen dachten daarom dat zij was opgeheven, maar dat is niet zo. Uit de Memorie van Toelichting van de MUB blijkt dat de wetgever ervan uitgaat dat de overeenstemmingsrelatie gewoon blijft bestaan, zij het in een andere organisatorische context. Die organisatorische context is veranderd en dat heeft zijn invloed, maar formeel-juridisch gezien is de overeenstemmingsrelatie niet veranderd.”
Gebakkelei
Dat is de theorie, maar is de vrijheid van wetenschappers in de praktijk ook dezelfde gebleven? ,,De situatie is wel veranderd”, vindt Karel Luyben, sinds 1 april 1998 decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. ,,De overeenstemmingsrelatie is ingebed in een nieuwe organisatiestructuur. Ik ga er als decaan nu van uit dat hoogleraren verantwoordelijk zijn voor wat er in hun sectie gebeurt. Ze kunnen zich niet meer verschuilen achter die overeenstemmingsrelatie.”
Maar de academische vrijheid wordt daardoor nauwelijks aangetast, meent Luyben. ,,Wetenschappers zijn vrij om te bepalen hóe ze hun onderzoek uitvoeren. Maar de ríchting van het onderzoek kunnen ze niet vrij kiezen. Voor de MUB was daar bij ons discussie over. Sommigen wetenschappers meenden dat ze zelf konden bepalen welk onderzoek ze deden. Daardoor groeide het onderzoek van sommige vakgroepen uit elkaar. Nu is dat beter te besturen.”
Krul: ,,Het verschil met de situatie voor de MUB is dat wetenschappers nu met hun hoogleraar in een toezichtsrelatie staan in plaats van met het vakgroepsbestuur. Ook voor de MUB moest het onderzoek van wetenschappers passen binnen de onderzoeksplannen van de vakgroep. Maar aan het vakgroepbestuur kun je nu eenmaal gemakkelijker ontsnappen dan aan je directe baas. Daarom is de kans dat vakgroepen uit elkaar groeien na de MUB een stuk kleiner geworden.”
Aan de meeste secties is het gebakkelei over de overeenstemmingsrelatie overigens geheel voorbij gegaan, benadrukt Luyben. ,,In mijn voormalige werkomgeving is bijvoorbeeld niets veranderd. Het hele woord overeenstemmingsrelatie is daar vroeger en nu nooit gevallen. Welk onderzoek je deed, dat wees zich vanzelf. Hetzelfde geldt voor de plaats van de hoogleraar. In de praktijk was het vroeger volkomen geaccepteerd dat hij de baas was, ook al was dat formeel-juridisch niet zo.”
Voor die hoogleraar is de MUB overigens wel even wennen. Want ook hij moet nu verantwoording van zijn prestaties afleggen, aan de afdelingsvoorzitter en de decaan. ,,Niet alle hoogleraren zijn daar even gelukkig mee”, erkent Luyben. ,,De jonge hoogleraren en de profs uit het bedrijfsleven vinden zo’n beoordeling logisch. Maar sommige wat oudere hoogleraren zijn niet dolenthousiast dat ik ze ga beoordelen. Ze zijn soms twee keer zo lang hoogleraar als ik en vijftien jaar ouder.”
Luyben beseft dat. ,,Ik heb daarom eerst mezelf en één van mijn afdelingsvoorzitters laten beoordelen als onderdeel van een leadership course. Een zogenaamde 360-gradenbeoordeling: dan krijg je de (anonieme) oordelen van je baas, je collega’s en je ondergeschikten. Zoiets kan ik alle leidinggevenden aanraden.”
Het is nu ruim twee jaar geleden dat de minister van Onderwijs de MUB invoerde, waardoor de bestuursstructuur van de TU Delft grondig veranderde. Dat betekende naast een juridische ook een cultuuromslag. Dit is het tweede van zes interviews, waarin verschillende TU-medewerkers een bepaald aspect van de veranderingen belichten.
Leiding geven, verantwoording afleggen: sinds de invoering van de MUB heeft de TU deze begrippen nieuw leven ingeblazen. Maar wordt de academische vrijheid zo niet uitgehold? Zolang wetenschappers binnen het onderzoeksdomein van hun sectie opereren, is er niets aan de hand, menen TNW-decaan prof.ir. Karel Luyben en mr. Hans Krul, hoofd juridische zaken van de TU.
Wie deelt de lakens uit? Wie bepaalt de richting van het wetenschappelijk onderzoek? Wie beoordeelt mijn functioneren? Sinds de invoering van de MUB staan de faculteiten op hun kop. Veel TU-medewerkers weten door de snelle ontwikkelingen niet meer precies hoe de vork in de steel zit.
De hoofdlijnen van het nieuwe MUB-bestel en de concrete TU-invulling daarvan zijn voor de meesten wel duidelijk. Het college van bestuur zwaait de scepter over de hele universiteit, en de decanen zijn tegenwoordig eindverantwoordelijk voor de gehele gang van zaken op de faculteit: onderwijs en onderzoek, maar ook (anders dan vroeger) beheer. Onder de decaan staan de afdelingsvoorzitters, onder hen de hoogleraren. Dan volgt het overige wetenschappelijk personeel.
Maar hoe zit het met de academische vrijheid? Mag een universitair docent in het MUB-tijdperk nog zelf beslissen welk wetenschappelijk onderzoek hij doet? ,,Daar is nogal wat onrust over ontstaan”, zegt Hans Krul, hoofd juridische zaken van de TU. Oorzaak van de onduidelijkheid vormt het begrip ‘overeenstemmingsrelatie’. Krul: ,,Vroeger stond heel uitdrukkelijk in de wet dat wetenschappers in overleg met de hoogleraar en onder toezicht van het vakgroepsbestuur afspraken wat ze gingen doen. Die zogenaamde overeenstemmingsrelatie garandeerde hun academische vrijheid. Hoogleraren konden aan ud’s en uhd’s niet bevelen hoe ze hun onderzoek moesten uitvoeren.”
Maar sinds de MUB is de overeenstemmingsrelatie uit de wet geschrapt. ,,Klopt”, zegt Krul. ,,Sommigen dachten daarom dat zij was opgeheven, maar dat is niet zo. Uit de Memorie van Toelichting van de MUB blijkt dat de wetgever ervan uitgaat dat de overeenstemmingsrelatie gewoon blijft bestaan, zij het in een andere organisatorische context. Die organisatorische context is veranderd en dat heeft zijn invloed, maar formeel-juridisch gezien is de overeenstemmingsrelatie niet veranderd.”
Gebakkelei
Dat is de theorie, maar is de vrijheid van wetenschappers in de praktijk ook dezelfde gebleven? ,,De situatie is wel veranderd”, vindt Karel Luyben, sinds 1 april 1998 decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. ,,De overeenstemmingsrelatie is ingebed in een nieuwe organisatiestructuur. Ik ga er als decaan nu van uit dat hoogleraren verantwoordelijk zijn voor wat er in hun sectie gebeurt. Ze kunnen zich niet meer verschuilen achter die overeenstemmingsrelatie.”
Maar de academische vrijheid wordt daardoor nauwelijks aangetast, meent Luyben. ,,Wetenschappers zijn vrij om te bepalen hóe ze hun onderzoek uitvoeren. Maar de ríchting van het onderzoek kunnen ze niet vrij kiezen. Voor de MUB was daar bij ons discussie over. Sommigen wetenschappers meenden dat ze zelf konden bepalen welk onderzoek ze deden. Daardoor groeide het onderzoek van sommige vakgroepen uit elkaar. Nu is dat beter te besturen.”
Krul: ,,Het verschil met de situatie voor de MUB is dat wetenschappers nu met hun hoogleraar in een toezichtsrelatie staan in plaats van met het vakgroepsbestuur. Ook voor de MUB moest het onderzoek van wetenschappers passen binnen de onderzoeksplannen van de vakgroep. Maar aan het vakgroepbestuur kun je nu eenmaal gemakkelijker ontsnappen dan aan je directe baas. Daarom is de kans dat vakgroepen uit elkaar groeien na de MUB een stuk kleiner geworden.”
Aan de meeste secties is het gebakkelei over de overeenstemmingsrelatie overigens geheel voorbij gegaan, benadrukt Luyben. ,,In mijn voormalige werkomgeving is bijvoorbeeld niets veranderd. Het hele woord overeenstemmingsrelatie is daar vroeger en nu nooit gevallen. Welk onderzoek je deed, dat wees zich vanzelf. Hetzelfde geldt voor de plaats van de hoogleraar. In de praktijk was het vroeger volkomen geaccepteerd dat hij de baas was, ook al was dat formeel-juridisch niet zo.”
Voor die hoogleraar is de MUB overigens wel even wennen. Want ook hij moet nu verantwoording van zijn prestaties afleggen, aan de afdelingsvoorzitter en de decaan. ,,Niet alle hoogleraren zijn daar even gelukkig mee”, erkent Luyben. ,,De jonge hoogleraren en de profs uit het bedrijfsleven vinden zo’n beoordeling logisch. Maar sommige wat oudere hoogleraren zijn niet dolenthousiast dat ik ze ga beoordelen. Ze zijn soms twee keer zo lang hoogleraar als ik en vijftien jaar ouder.”
Luyben beseft dat. ,,Ik heb daarom eerst mezelf en één van mijn afdelingsvoorzitters laten beoordelen als onderdeel van een leadership course. Een zogenaamde 360-gradenbeoordeling: dan krijg je de (anonieme) oordelen van je baas, je collega’s en je ondergeschikten. Zoiets kan ik alle leidinggevenden aanraden.”

Comments are closed.