Campus

Het werk van de ingenieur op kleine schaal

Om scholieren alvast kennis te laten maken met de TU Delft mogen ze één keer per jaar een aantal dagen lang net doen alsof ze al studeren.

,,En er zitten echte talenten bij,” meent een van de begeleiders.

Je hebt er die eigenlijk hun studie al hebben gekozen. Je hebt er ook die zo’n beetje alle opleidingen aflopen. Proefstudeerders, scholieren uit de laatste fase van het voortgezet onderwijs die enkele dagen net doen alsof ze al echt studeren aan de TU Delft, compleet met projecten, colleges en practica. Om te proeven en te oordelen of het idee dat ze van de opleiding hebben juist is. En natuurlijk of het wel hun pakkie-an is.

Dat geldt in elk geval voor Femke Migchelbrant, uit Ulft. Ze weet nu al ‘vrijwel’ zeker dat ze hier volgend jaar gaat studeren. Nu zit ze te knutselen aan een maquette van haar ‘droomvilla’, de opdracht van de faculteit Bouwkunde. Deze opdracht is, met uitleg, twee weken geleden verstrekt op de theoriedag. ,,Wonderbaarlijk”, legt een van de begeleiders van de groep uit, ,,hoe ze zich het vakidioom in een dag zich eigen hebben gemaakt. En er zitten echte talenten bij, twee à drie ontwerpen zouden zo uitgevoerd kunnen worden.” Schouders worden opgehaald bij zoveel lof.

,,Architectuur natuurlijk”, antwoordt Laura Melissen uit Spijkenisse op de vraag wat ze wil gaan studeren. Uiteraard, zou je haast zeggen, wat anders. ,,Nou, planologie”, zegt haar buurvrouw, en buigt zich vlug weer over haar werkstuk.

Of de echte twijfelaar, zoals Ferdi de Boer uit Delft. ,,Ik weet het nog niet”, zegt hij, terwijl hij even de rug recht na langdurig gebogen zitten. ,,Kijk, ik vind dit wel leuk, creatief en zo. Maar ik zit ook te denken aan iets heel anders als bijvoorbeeld een studie economie. Maar ja”, en zijn blik verdwijnt weer in zijn bouwplan. De geur van lijm en verf is nadrukkelijk aanwezig in de vormstudiehal.

Leugen

Wat dat betreft verschilt de universitaire omgeving niet van een doorsnee handvaardigheidslokaal. Het proefstuderen bij werktuigbouwkunde verschilt daarentegen zeer van de middelbareschool-praktijk. Het lokaal is donderdagmiddag leeg, maar de dozen met onderdelen voor een soort Lego-auto staan nog op de tafels. De leerlingen testen hun zelfgebouwde auto’s in het mechatronica-laboratorium.

,,Het lijkt wat kinderachtig, maar dit is op kleine schaal het werk van de ingenieur. Je hebt een idee, je werkt dat uit en uiteindelijk moet je het testen. Dat zul je later ook doen, als ingenieur.” Begeleider Thijssen is stellig in zijn omschrijving van het vak van werktuigbouwkundig ingenieur. Niks kinderachtig, praktisch.

En met kinderspeelgoed kun je het ver schoppen. Dat bewijzen twee proefstudenten uit Rotterdam, die met een kleinepolsbeweging en de nodige dosis vernuft een hele wedstrijd van elektrische autootjes naar hun hand kunnen zetten.

De proefstudenten houden een proef annex wedstrijd, met hun zelfgebouwde elektrische auto’s. Eerst heuvelop, vervolgens een recht stuk; kijken wie het verst komt. Dat blijken dus de twee scholieren uit Rotterdam, maar wel hors concours. Willem-Jan van Rootselaar heeft namelijk na het ontbijt deze morgen voor de zekerheid een tandwieltje bij zich gestoken – je wilt werktuigbouwkundige worden of niet.

Dat tandwiel is groter dan het door de universiteit verstrekte exemplaar. Het kleine doet het goed op de helling, het eigen grotere wiel zorgt voor grote vaart op het rechte vlak. Dat wordt erop gezet als de helling is genomen en eventjes niemand oplet. Waardoor hij en zijn kompaan Sjoerd Yntema glansrijk winnen. Maar al is de leugen nog zo snel, na afloop worden ze toch betrapt en dus gediskwalificeerd. Mét een bemoedigende knipoog, voor de inventiviteit.

Die hebben ze opgestoken tijdens het spelen met Technisch Lego, verklaart Yntema. Hij is overigens de recidivist onder de proefstudeerders. Zijn derde bezoek is dit, dank zij twee maal zittenblijven. Eerder al bezocht hij lucht- en ruimtevaart en een andere tak van de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie. Een zekere Delftenaar, dat mag duidelijk zijn. Zijn broeder in de bedotterij, Van Rootselaar, denkt zelf aan de opleiding industrieel ontwerpen of ‘advertising’. ,,Ik hou namelijk van tekenen”, klinkt het bijna verontschuldigend.

Wie niet heeft gewonnen, hoeft niet sip te zijn, hoeft niet bij de pakken neerzitten, meedoen is belangrijker dan winnen – het hele scala troostrijke woorden en uitdrukkingen wordt uit de kast getrokken.

Thijssen plaatst de prestaties ook nog even in een wetenschappelijk kader: ,,Jullie hebben nu een knap stukje theorie al behandeld: de rendementskromme. Voor aandrijving op een hellend vlak is andere techniek nodig dan voor het rechte stuk. Zo’n practicum als dit, hoort bij het tweede studiejaar. In de afstudeerfase heb je niets meer te maken met laboratoria.”

Om scholieren alvast kennis te laten maken met de TU Delft mogen ze één keer per jaar een aantal dagen lang net doen alsof ze al studeren. ,,En er zitten echte talenten bij,” meent een van de begeleiders.

Je hebt er die eigenlijk hun studie al hebben gekozen. Je hebt er ook die zo’n beetje alle opleidingen aflopen. Proefstudeerders, scholieren uit de laatste fase van het voortgezet onderwijs die enkele dagen net doen alsof ze al echt studeren aan de TU Delft, compleet met projecten, colleges en practica. Om te proeven en te oordelen of het idee dat ze van de opleiding hebben juist is. En natuurlijk of het wel hun pakkie-an is.

Dat geldt in elk geval voor Femke Migchelbrant, uit Ulft. Ze weet nu al ‘vrijwel’ zeker dat ze hier volgend jaar gaat studeren. Nu zit ze te knutselen aan een maquette van haar ‘droomvilla’, de opdracht van de faculteit Bouwkunde. Deze opdracht is, met uitleg, twee weken geleden verstrekt op de theoriedag. ,,Wonderbaarlijk”, legt een van de begeleiders van de groep uit, ,,hoe ze zich het vakidioom in een dag zich eigen hebben gemaakt. En er zitten echte talenten bij, twee à drie ontwerpen zouden zo uitgevoerd kunnen worden.” Schouders worden opgehaald bij zoveel lof.

,,Architectuur natuurlijk”, antwoordt Laura Melissen uit Spijkenisse op de vraag wat ze wil gaan studeren. Uiteraard, zou je haast zeggen, wat anders. ,,Nou, planologie”, zegt haar buurvrouw, en buigt zich vlug weer over haar werkstuk.

Of de echte twijfelaar, zoals Ferdi de Boer uit Delft. ,,Ik weet het nog niet”, zegt hij, terwijl hij even de rug recht na langdurig gebogen zitten. ,,Kijk, ik vind dit wel leuk, creatief en zo. Maar ik zit ook te denken aan iets heel anders als bijvoorbeeld een studie economie. Maar ja”, en zijn blik verdwijnt weer in zijn bouwplan. De geur van lijm en verf is nadrukkelijk aanwezig in de vormstudiehal.

Leugen

Wat dat betreft verschilt de universitaire omgeving niet van een doorsnee handvaardigheidslokaal. Het proefstuderen bij werktuigbouwkunde verschilt daarentegen zeer van de middelbareschool-praktijk. Het lokaal is donderdagmiddag leeg, maar de dozen met onderdelen voor een soort Lego-auto staan nog op de tafels. De leerlingen testen hun zelfgebouwde auto’s in het mechatronica-laboratorium.

,,Het lijkt wat kinderachtig, maar dit is op kleine schaal het werk van de ingenieur. Je hebt een idee, je werkt dat uit en uiteindelijk moet je het testen. Dat zul je later ook doen, als ingenieur.” Begeleider Thijssen is stellig in zijn omschrijving van het vak van werktuigbouwkundig ingenieur. Niks kinderachtig, praktisch.

En met kinderspeelgoed kun je het ver schoppen. Dat bewijzen twee proefstudenten uit Rotterdam, die met een kleinepolsbeweging en de nodige dosis vernuft een hele wedstrijd van elektrische autootjes naar hun hand kunnen zetten.

De proefstudenten houden een proef annex wedstrijd, met hun zelfgebouwde elektrische auto’s. Eerst heuvelop, vervolgens een recht stuk; kijken wie het verst komt. Dat blijken dus de twee scholieren uit Rotterdam, maar wel hors concours. Willem-Jan van Rootselaar heeft namelijk na het ontbijt deze morgen voor de zekerheid een tandwieltje bij zich gestoken – je wilt werktuigbouwkundige worden of niet.

Dat tandwiel is groter dan het door de universiteit verstrekte exemplaar. Het kleine doet het goed op de helling, het eigen grotere wiel zorgt voor grote vaart op het rechte vlak. Dat wordt erop gezet als de helling is genomen en eventjes niemand oplet. Waardoor hij en zijn kompaan Sjoerd Yntema glansrijk winnen. Maar al is de leugen nog zo snel, na afloop worden ze toch betrapt en dus gediskwalificeerd. Mét een bemoedigende knipoog, voor de inventiviteit.

Die hebben ze opgestoken tijdens het spelen met Technisch Lego, verklaart Yntema. Hij is overigens de recidivist onder de proefstudeerders. Zijn derde bezoek is dit, dank zij twee maal zittenblijven. Eerder al bezocht hij lucht- en ruimtevaart en een andere tak van de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie. Een zekere Delftenaar, dat mag duidelijk zijn. Zijn broeder in de bedotterij, Van Rootselaar, denkt zelf aan de opleiding industrieel ontwerpen of ‘advertising’. ,,Ik hou namelijk van tekenen”, klinkt het bijna verontschuldigend.

Wie niet heeft gewonnen, hoeft niet sip te zijn, hoeft niet bij de pakken neerzitten, meedoen is belangrijker dan winnen – het hele scala troostrijke woorden en uitdrukkingen wordt uit de kast getrokken.

Thijssen plaatst de prestaties ook nog even in een wetenschappelijk kader: ,,Jullie hebben nu een knap stukje theorie al behandeld: de rendementskromme. Voor aandrijving op een hellend vlak is andere techniek nodig dan voor het rechte stuk. Zo’n practicum als dit, hoort bij het tweede studiejaar. In de afstudeerfase heb je niets meer te maken met laboratoria.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.