Onderwijs

Haastig discussiëren met Plasterk

Steelse blikken op de deur van de bibliotheek van het Delftsch Studenten Corps, vorige week woensdag, tijdens een door Oras en de VSSD georganiseerde discussie met VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda en onderwijsminister Ronald Plasterk.

Steelse blikken op de deur van de bibliotheek van het Delftsch Studenten Corps, vorige week woensdag, tijdens een door Oras en de VSSD georganiseerde discussie met VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda en onderwijsminister Ronald Plasterk. Terwijl Noorda onvermoeibaar doorging met zijn betoog voor het optuigen van een nieuw classificatiesysteem in het hoger onderwijs, liet Plasterk . toch een beetje de hoofdgast – op zich wachten.

Af en toe verdween een dame of heer de gang in om poolshoogte te nemen. Hoe lang moest men nog discussiëren over het Carnegiesysteem, dat het Amerikaanse hoger onderwijs opdeelde in zeven categorieën? De volgende drie stellingen – over de speciale positie van technische universiteiten, de harde knip en de garantiemaanden . waren immers veel Delftser.

Noorda kende zijn plaats en wilde ‘de andere stellingen ook wel even oplossen’, maar een kwartier na aanvang van de discussie verscheen Plasterk dan eindelijk ten tonele. Inclusief verklaring voor zijn late entree, en inclusief de opmerking dat hij over drie kwartier weer weg moest om in debat te gaan met een paar Kamerleden.

En dus moesten de overige drie stellingen met haast worden behandeld. Geen probleem voor Plasterk, die het in tegenstelling tot de studenten niet nodig vond om de technische universiteiten meer aandacht te geven in plannen voor het hoger onderwijs. “Ik wil het kwaliteitsaspect inbrengen bij de bekostiging van de instellingen.” Veel meer zei hij niet.

Ook over de harde knip tussen de bachelor en de master kon hij kort zijn, omdat hij zich niet wilde wagen aan uitspraken over de Delftse situatie. Hij ging wijselijk op maar één van de argumenten van de studenten tegen de harde knip in, namelijk dat zij met hun Delftse bachelordiploma op zak helemaal geen baan zouden kunnen vinden. Plasterk: “Met de bachelor alleen zou je ook iets moeten kunnen.”

Plasterk zei nauwelijks meer over de laatste stelling, die luidde dat er meer ‘(financiële) waardering zou moeten zijn voor een breed ontwikkelde student’, ook als hij door die brede ontwikkeling langer over zijn studie doet. Natuurlijk is het goed, zei hij, als studenten veel naast hun studie doen. “Maar hoe bepaal je wat wel en niet goed is om erbij te doen?”

Plasterk sprak als een politicus, en niemand had anders mogen verwachten. Dus was het interessanter om te luisteren naar Noorda, die voor iedereen aan tafel te sterk was.

Vooral in de harde-knipdiscussie legde hij de vinger op de zere plek. Noorda, een groot voorstander van een helder onderscheid tussen de bachelor- en de masterfase, spreekt liever van een ‘duidelijke knip’, zo hield hij zijn gehoor voor. Want daar zit precies het probleem, volgens hem. “Sommige opleidingen zijn slordig ingevoerd. Er is geen verschil tussen de bachelor en de master die daarop volgt, het programma loopt gewoon door.” Zo ook dat van de minister, die stipt op tijd het pand verliet.

Saskia Bonger

Terwijl Noorda onvermoeibaar doorging met zijn betoog voor het optuigen van een nieuw classificatiesysteem in het hoger onderwijs, liet Plasterk . toch een beetje de hoofdgast – op zich wachten.



Af en toe verdween een dame of heer de gang in om poolshoogte te nemen. Hoe lang moest men nog discussiëren over het Carnegiesysteem, dat het Amerikaanse hoger onderwijs opdeelde in zeven categorieën? De volgende drie stellingen – over de speciale positie van technische universiteiten, de harde knip en de garantiemaanden . waren immers veel Delftser.



Noorda kende zijn plaats en wilde ‘de andere stellingen ook wel even oplossen’, maar een kwartier na aanvang van de discussie verscheen Plasterk dan eindelijk ten tonele. Inclusief verklaring voor zijn late entree, en inclusief de opmerking dat hij over drie kwartier weer weg moest om in debat te gaan met een paar Kamerleden.



En dus moesten de overige drie stellingen met haast worden behandeld. Geen probleem voor Plasterk, die het in tegenstelling tot de studenten niet nodig vond om de technische universiteiten meer aandacht te geven in plannen voor het hoger onderwijs. “Ik wil het kwaliteitsaspect inbrengen bij de bekostiging van de instellingen.” Veel meer zei hij niet.



Ook over de harde knip tussen de bachelor en de master kon hij kort zijn, omdat hij zich niet wilde wagen aan uitspraken over de Delftse situatie. Hij ging wijselijk op maar één van de argumenten van de studenten tegen de harde knip in, namelijk dat zij met hun Delftse bachelordiploma op zak helemaal geen baan zouden kunnen vinden. Plasterk: “Met de bachelor alleen zou je ook iets moeten kunnen.”



Plasterk zei nauwelijks meer over de laatste stelling, die luidde dat er meer ‘(financiële) waardering zou moeten zijn voor een breed ontwikkelde student’, ook als hij door die brede ontwikkeling langer over zijn studie doet. Natuurlijk is het goed, zei hij, als studenten veel naast hun studie doen. “Maar hoe bepaal je wat wel en niet goed is om erbij te doen?”



Plasterk sprak als een politicus, en niemand had anders mogen verwachten. Dus was het interessanter om te luisteren naar Noorda, die voor iedereen aan tafel te sterk was.



Vooral in de harde-knipdiscussie legde hij de vinger op de zere plek. Noorda, een groot voorstander van een helder onderscheid tussen de bachelor- en de masterfase, spreekt liever van een ‘duidelijke knip’, zo hield hij zijn gehoor voor. Want daar zit precies het probleem, volgens hem. “Sommige opleidingen zijn slordig ingevoerd. Er is geen verschil tussen de bachelor en de master die daarop volgt, het programma loopt gewoon door.” Zo ook dat van de minister, die stipt op tijd het pand verliet.



Saskia Bonger


 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.